In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 september 2023 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de voogdij over de minderjarige [minderjarige01]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de stiefvader, [de stiefvader01], te belasten met de voogdij, aangezien de moeder van [minderjarige01] op 9 mei 2023 is overleden en er een gezagsvacuüm is ontstaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder eerder het eenhoofdig gezag over [minderjarige01] had, maar na haar overlijden is er geen wettelijke vertegenwoordiger meer. De biologische vader heeft een voorkeurspositie, maar de Raad heeft geadviseerd om hem niet met het gezag te belasten vanwege ernstige bezwaren van [minderjarige01] tegen omgang met hem, wat heeft geleid tot automutilatie. De stiefvader heeft zich bereid verklaard om de voogdij op zich te nemen en is in staat om de noodzakelijke beslissingen te nemen voor [minderjarige01]. De rechtbank heeft geoordeeld dat het in het belang van [minderjarige01] is dat de stiefvader met de voogdij wordt belast, gezien de omstandigheden en de betrokkenheid van hulpverlening. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de beslissing onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook in het geval van hoger beroep.