ECLI:NL:RBZWB:2023:7686

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 november 2023
Publicatiedatum
6 november 2023
Zaaknummer
02-058037-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van een machinepistool en patroonmagazijn met kogelpatronen

Op 8 november 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van een machinepistool en een patroonmagazijn met daarin 31 kogelpatronen. De verdachte, geboren in 2000 en momenteel gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Grave, werd bijgestaan door raadsman mr. J. van Rooijen. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 25 oktober 2023, waarbij de officier van justitie, mr. P. Kuipers, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De verdachte werd beschuldigd van het samen met een ander voorhanden hebben van twee vuurwapens, twee patroonmagazijnen en meerdere kogelpatronen.

De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van het machinepistool en het patroonmagazijn, dat in de auto werd aangetroffen. De verdachte had gedurende de rit van Sprang-Capelle naar Tilburg in de auto gezeten, waar het machinepistool en de munitie binnen handbereik lagen. De rechtbank achtte het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen, maar sprak de verdachte vrij van het voorhanden hebben van een handpistool, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij daarover beschikte.

De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en bepaalde dat de verdachte zich moet houden aan bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht bij de reclassering en deelname aan een behandeling. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de risico's die het ongecontroleerde bezit van vuurwapens met zich meebrengt, en nam in overweging dat de verdachte eerder was veroordeeld voor een vergelijkbaar feit.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-058037-23
vonnis van de meervoudige kamer van 8 november 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000
wonende te [woonadres]
nu gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Grave
raadsman mr. J. van Rooijen, advocaat te Tilburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 25 oktober 2023, waarbij de officier van justitie, mr. P. Kuipers, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met een ander twee vuurwapens, twee patroonmagazijnen en meerdere kogelpatronen voorhanden heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht op grond van het dossier het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen. Hij acht de verklaring van verdachte dat hij niet wist dat er wapens in de auto lagen ongeloofwaardig. Deze verklaring is namelijk inconsistent en in strijd met eerder afgelegde verklaringen. Verdachte had wel degelijk wetenschap van en beschikkingsmacht over de vuurwapens en munitie.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde feit. De verklaring van [medeverdachte] moet als volstrekt ongeloofwaardig en onbetrouwbaar terzijde worden geschoven. Op basis van de rest van het dossier kan niet worden vastgesteld dat verdachte zich bewust is geweest van de aanwezigheid van de wapens en munitie en daarover kon beschikken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte samen met [medeverdachte] op 26 februari 2023 in de Volkswagen Polo met [kenteken] heeft gereden. [medeverdachte] was op dat moment de bestuurder van de auto. Verdachte was de bijrijder. De politie heeft aan verdachten een stopteken gegeven omdat zij de auto wilden controleren. Hierna is er een achtervolging ontstaan. Tijdens deze achtervolging is de auto waarin verdachten reden, gecrasht tegen een paaltje. Beide verdachten zijn toen, ieder in een verschillende richting, te voet gevlucht. Verdachte is na enkele minuten aangetroffen in een bosperceel en is vervolgens aangehouden. In de auto waarin verdachten reden, is een machinepistool met bijbehorend patroonmagazijn en munitie aangetroffen. Dit machinepistool lag op dat moment tussen de voorstoelen, schuin voor de bijrijdersstoel, en zat in een zwarte vuilniszak. Het handpistool is op korte afstand (ongeveer 100 meter) van de auto aangetroffen. Dit handpistool is onderzocht en op de ruwe delen van dit handpistool is DNA van [medeverdachte] aangetroffen.
Voorhanden hebben machinepistool
Voor een bewezenverklaring van het voorhanden hebben van een vuurwapen moet komen vast te staan dat verdachte zich in zekere mate bewust is geweest van de aanwezigheid van het vuurwapen en dat verdachte over het vuurwapen kon beschikken.
De rechtbank heeft hiervoor vastgesteld dat het machinepistool in de auto is aangetroffen tussen de voorstoelen, schuin voor de bijrijdersstoel. Dit machinepistool zat – samen met het patroonmagazijn met daarin 31 kogelpatronen – in een zwarte vuilniszak en betrof een groot pakket. In de vuilniszak zat een gat, waardoor de trekker van het machinepistool zichtbaar was. Verdachte heeft gedurende vijftien à twintig minuten als bijrijder in de auto gezeten tot aan het moment waarop de auto in Tilburg is gestopt. Gelet op deze omstandigheden, kan het niet anders zijn dan dat verdachte de vuilniszak met daarin het machinepistool reeds gedurende de rit van Sprang-Capelle naar Tilburg en niet pas, zoals verdachte verklaart, tijdens de achtervolging door de politie, heeft gezien. Hiermee staat vast dat verdachte zich niet alleen bewust was van de aanwezigheid van het vuurwapen met toebehoren, maar dat hij daarover ook de beschikkingsmacht heeft gehad. Het machinepistool lag immers binnen handbereik en verdachte had dit zo uit de vuilniszak kunnen pakken.
Concluderend acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een vuurwapen, merk Colt, met bijbehorend patroonmagazijn en munitie voorhanden heeft gehad. De rechtbank is van oordeel dat verdachte het feit in vereniging heeft gepleegd. Verdachte heeft immers samen met [medeverdachte] in de auto gezeten, zodat zij het vuurwapen samen voorhanden hebben gehad.
Voorhanden hebben handpistool
Verdachte heeft, zowel bij de politie als ter zitting, over het handpistool verklaard dat hij het handpistool op enig moment in de auto heeft gezien. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich bewust is geweest van de aanwezigheid van het vuurwapen. De rechtbank kan echter niet vaststellen dat verdachte feitelijk of anderszins de beschikking over dat vuurwapen heeft gehad. Weliswaar heeft verdachte aangegeven dat het pistool stuiterde door de auto, maar dat maakt nog niet dat hij erover kon beschikken. Zij zal verdachte dan ook vrijspreken van het voorhanden hebben van het handpistool, merk Glock, met bijbehorend patroonmagazijn en munitie.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 26 februari 2023 te Kaatsheuvel tezamen en in vereniging met anderen,
een wapen als bedoeld in artikel 2, categorie II van de Wet wapens en munitie, te weten
een machinepistool, merk Colt, model M16 A1, kaliber 5,56x45 mm en
een wapenondeel als bedoeld in artikel 3 lid 1 van de Wet wapens en munitie, te weten
een patroonmagazijn, merk Magpul, kaliber .223., en
munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2, categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
31 althans, een of meerdere kogelpatronen, merk Barnaul, kaliber 5,56x45 mm
voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Hij verzoekt aan het voorwaardelijke deel de bijzondere voorwaarden te koppen zoals door de reclassering geadviseerd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om bij de strafbepaling in strafverminderende zin rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte is jong, wil graag werken en zijn leven weer op de rit krijgen. Ook heeft de voorlopige hechtenis een enorme impact op hem gehad. Gelet hierop wordt primair verzocht te volstaan met een straf die gelijk is aan het voorarrest. Subsidiair wordt verzocht een deels voorwaardelijke straf op te leggen waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het voorarrest. Aan het voorwaardelijke deel kunnen dan de algemene en de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden worden gekoppeld. Verdachte is bereid zich aan deze bijzondere voorwaarden te houden. Ter overweging wordt gegeven de volgende bijzondere voorwaarden niet op te leggen: een locatiegebod met elektronische controle, het volgen van een ambulante behandeling en het meewerken aan middelencontrole. Een locatiegebod met elektronische controle is niet noodzakelijk en niet opportuun. Verder zijn er geen aanwijzingen voor misbruik van alcohol of drugs en zijn er geen aanwijzingen dat een behandelverplichting is geïndiceerd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een machinepistool en een patroonmagazijn met daarin 31 kogelpatronen. De rechtbank acht dit een ernstig feit. In strafverzwarende zin neemt de rechtbank mee dat verdachte met dit machinepistool in een auto reed op de openbare weg om 04:00 uur ’s nachts. Van belang is voorts dat verdachte het machinepistool en het patroonmagazijn met daarin de kogelpatronen binnen handbereik had, waardoor het machinepistool zo goed als schietklaar was. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens en munitie brengt grote risico’s met zich voor de veiligheid van personen. Het bezit daarvan leidt immers maar al te vaak tot het gebruik daarvan, met alle gevolgen van dien.
De rechtbank weegt verder in het nadeel van verdachte mee dat hij geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor het voorhanden hebben van het machinepistool en de munitie in de auto. Zo is verdachte gevlucht voor de politie en blijft hij tegen beter weten in verklaren dat hij van niets weet. Verdachte heeft dus ook geen openheid van zaken gegeven en het lijkt erop dat verdachte het gevaar van zijn gedrag niet inziet. Uit het dossier – met name uit de verschillende chats en foto’s – komt een beeld naar voren dat verdachte zich in een wereld van zware criminaliteit begeeft, waarin het gebruik van vuurwapens niet wordt geschuwd. De rechtbank acht dit zorgelijk.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte op 20 maart 2018 is veroordeeld voor medeplichtigheid aan afpersing, waarbij verdachte een nepwapen heeft geleverd waarmee een overval is gepleegd. De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat sprake is van recidive.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op het reclasseringsrapport van 19 september 2023. Volgens de reclassering kunnen risicofactoren worden gezien op de leefgebieden sociaal netwerk, psychosociaal functioneren en de houding van verdachte. Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog. Verdachte heeft aangegeven hulp te willen voor zijn psychische problemen en is gemotiveerd om zijn werk weer op te pakken. Ook wil verdachte afstand doen van zijn sociale netwerk en wil hij zich inzetten voor een toekomst zonder delictgedrag en politiecontacten. Indien verdachte wordt veroordeeld, wordt geadviseerd een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, het volgen van een ambulante behandeling, een locatiegebod (met elektrische monitoring) en het meewerken aan middelencontrole.
Gelet op de ernst van het feit is de rechtbank van oordeel dat niet met een andere straf dan een gevangenisstraf van aanzienlijke duur kan worden volstaan. In voornoemde persoonlijke omstandigheden van verdachte ziet de rechtbank aanleiding een deel van deze gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen. Met dit voorwaardelijke deel wordt beoogd verdachte in de toekomst ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Alles afwegende acht de rechtbank de eis van de officier van justitie passend en geboden. Zij zal aan verdachte opleggen een gevangenisstraf van 24 maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Aan dit voorwaardelijke deel zal de rechtbank de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.Het beslag

7.1
De onttrekking aan het verkeer
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
Gebleken is dat het feit is begaan met betrekking tot de voorwerpen (wapen, munitie en patroonhouder). Verder is gebleken dat het voorwerp (hashish) bij het onderzoek naar het tenlastegelegde feit is aangetroffen. Ook zijn de voorwerpen van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, onderdeel 2º
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij de
verslavingsreclassering van Novadic-Kentron op het adres Jan Wierhof 14, 5017 JD Tilburg. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* dat verdachte zich laat behandelen door de polikliniek van GGZ Breburg of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
* dat verdachte op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig is op het verblijfadres. De reclassering stelt de precieze tijdstippen vast, in overleg met verdachte en mede afhankelijk van de dagbesteding. Bij de start hoeft verdachte op doordeweekse dagen met dagbesteding een aaneengesloten blok van 12 uur niet op het verblijfadres te zijn. Op dagen zonder opleiding, (vrijwilligers)werk of behandeling is dat 2 uur. In de weekenden heeft verdachte een aaneengesloten blok van 4 uur per dag vrij te besteden. Verdachte werkt mee aan elektronische monitoring op dit locatiegebod. Het huidige verblijfadres is [adres] . Een ander adres voor het locatiegebod is alleen mogelijk als de reclassering daarvoor toestemming geeft.
Verdachte gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische monitoring nodig is dat verdachte in Nederland blijft. Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de reclassering de genoemde bloktijden veranderen of het locatiegebod laten vervallen.
De aansluiting van het elektronische monitoringmiddel kan plaatsvinden vanaf de derde werkdag nadat de reclassering is geïnformeerd over de ingangsdatum. De aansluiting zal plaatsvinden op het opgegeven verblijfadres;
* dat verdachte meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
* 1 STK Wapen (omschrijving: G2564611, Colt);
* 1 STK Munitie (omschrijving: G2564617);
* 1 STK Patroonhouder (omschrijving: G2565462, zwart, merk: Magpul);
* 8,7 gram Hashish (omschrijving: G2564618).
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H.W.M. Sterk, voorzitter, mr. L.W. Louwerse en mr. P.A.M. Wijffels, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.C.L.J. Luijten, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 8 november 2023.
Mr. Louwerse is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.