ECLI:NL:RBZWB:2023:7681

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 november 2023
Publicatiedatum
6 november 2023
Zaaknummer
02/313609-22, 02/270531-22, 02/333093-22 en 02/139087-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens diefstallen met geweld en mishandelingen

Op 8 november 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een meervoudige strafzaak tegen een verdachte die wordt beschuldigd van meerdere diefstallen met geweld en mishandelingen. De verdachte, geboren in 1993 en thans gedetineerd, is aangeklaagd voor verschillende feiten die zich hebben voorgedaan tussen augustus 2022 en juni 2023. De rechtbank heeft de zaken op 25 oktober 2023 inhoudelijk behandeld, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De tenlastelegging omvat onder andere diefstal bij Mediamarkt, Jumbo en Albert Heijn, waarbij geweld is gebruikt tegen verschillende slachtoffers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging.

De rechtbank heeft de bewijsmiddelen beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, met uitzondering van enkele onderdelen waar vrijspraak is uitgesproken. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte op 29 augustus 2022 drie hoofdtelefoons heeft gestolen bij Mediamarkt, op 21 oktober 2022 goederen bij Jumbo en op 7 juni 2023 levensmiddelen bij Plus supermarkt, waarbij geweld is gebruikt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij, [slachtoffer 6], ter hoogte van € 4.745,08, bestaande uit materiële en immateriële schade.

De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en het strafblad van de verdachte. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummers: 02/313609-22, 02/270531-22, 02/333093-22 en 02/139087-23
vonnis van de meervoudige kamer van 8 november 2023
in de strafzaken tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1993 te [geboorteplaats] , [geboorteland]
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting te Middelburg
raadsman mr. I.A.C. Cools, advocaat te Tilburg

1.Onderzoek van de zaak

Ter terechtzitting van 25 oktober 2023 zijn de zaken onder voornoemde parketnummers overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering gevoegd. De zaken zijn vervolgens inhoudelijk behandeld, waarbij de officier van justitie, mr. M. Kikkert, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlasteleggingen zijn als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt, kort
en feitelijk weergegeven, erop neer dat verdachte:
02/313609-22
op 29 augustus 2022 goederen heeft gestolen bij de Mediamarkt en daarbij geweld heeft gebruikt tegen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] ;
02/270531-22
op 21 oktober 2022 goederen heeft gestolen bij Jumbo Supermarkten BV;
02/333093-22
op 20 december 2022 goederen heeft gestolen bij de Albert Heijn en daarbij geweld heeft gebruikt tegen [slachtoffer 4] ;
in de periode van 13 december 2022 tot en met 19 december 2022 goederen heeft gestolen bij de Albert Heijn;
02/139087-23
op 7 juni 2023 goederen heeft gestolen bij Plus supermarkt en daarbij geweld heeft gebruikt tegen [slachtoffer 5] en een zich aldaar bevindende vrouw;
op 7 juni 2023 [slachtoffer 6] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht dan wel heeft geprobeerd hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen dan wel hem heeft mishandeld met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg;
op 7 juni 2023 [slachtoffer 6] heeft mishandeld;
op 23 februari 2023 goederen heeft gestolen bij de Jumbo dan wel goederen heeft verworven waarvan hij wist dat deze van diefstal afkomstig waren;
op 23 februari 2023 goederen bij de Aldi heeft gestolen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
02/313609-22, 02/270531-22 en 02/333093-22
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, gelet op onder meer de bekennende verklaring van verdachte.
02/139087-23
Feit 1
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde diefstal met geweld, waarbij hij gedurende zijn vlucht een zich aldaar bevindende vrouw omver heeft gelopen. De officier van justitie acht niet bewezen dat verdachte zich heeft losgerukt van [slachtoffer 5] en vordert derhalve partieel vrijspraak van de geweldscomponent jegens [slachtoffer 5] .
Feit 2 (meer subsidiair)
De officier van justitie vordert vrijspraak van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde feit wegens gebrek aan bewijs dat verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 6] .
Wel acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het meer subsidiair ten laste gelegde feit.
Feiten 3, 4 (primair) en 5
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, gelet op onder meer de bekennende verklaring van verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
02/313609-22, 02/270531-22 en 02/333093-22
De verdediging stelt dat tot een bewezenverklaring kan worden gekomen van de ten laste gelegde feiten, gelet op onder meer de bekennende verklaring van verdachte.
02/139087-23
Feit 1
De verdediging stelt dat de diefstal op zichzelf kan worden bewezen, gelet op onder meer
de bekennende verklaring van verdachte, maar bepleit partieel vrijspraak van de gewelds- component. Niet kan worden bewezen dat geweld zou zijn gebruikt tegen [slachtoffer 5] , nu zij daarover niets heeft verklaard. Daarnaast is onvoldoende komen vast te staan dat het omver lopen van een zich aldaar bevindende vrouw verband heeft gehouden met het vergemakkelijken van de diefstal.
Feit 2
De verdediging bepleit integraal vrijspraak van het ten laste gelegde feit en stelt daartoe dat
niet kan worden vastgesteld op welk moment de duim van [slachtoffer 6] is gebroken, zodat ook niet kan worden bewezen dat de duim is gebroken door een handeling van verdachte. Evenmin kan worden bewezen dat verdachte opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 6] . Ook niet in voorwaardelijke zin. Ten slotte kan het letsel van [slachtoffer 6] niet worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel in de zin van de wet.
Feiten 3, 4 (primair) en 5
De verdediging stelt dat tot een bewezenverklaring kan worden gekomen van de ten laste gelegde feiten, gelet op onder meer de bekennende verklaring van verdachte.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
02/313609-22
Gelet op de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van drie hoofdtelefoons bij de Mediamarkt.
Hoewel verdachte niet heeft ontkend dat hij de in de tenlastelegging weergegeven gewelds-handelingen heeft gepleegd, is de rechtbank, anders dan de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat op grond van de getuigenverklaringen en de verklaring van verdachte niet is komen vast te staan dat het gepleegde geweld is aangewend met het oogmerk om de diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, noch om de vlucht mogelijk te maken. Verdachte had de gestolen goederen immers alweer teruggelegd in de bakken waarin ze zich eerder bevonden. Vervolgens is hij met het winkelpersoneel meegelopen naar een kantoor voor het uitschrijven van een winkelverbod en vanuit het kantoor de winkel ingelopen waar hij stellingen omver heeft gegooid en is vastgehouden door het winkelpersoneel. Niet kan worden bewezenverklaard dat het door verdachte bij dat vasthouden gebezigde geweld in toereikende mate in relatie heeft gestaan tot de diefstal. Daarom wordt verdachte van dit onderdeel vrijgesproken.
02/270531-22
Gelet op de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde diefstal.
02/333093-22
Gelet op de aangiftes en de bekennende verklaring van verdachte, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde diefstal met geweld onder feit 1 en de ten laste gelegde diefstal onder feit 2.
02/139087-23
Feit 1
Op grond van de bewijsmiddelen als vermeld in bijlage II staat voor de rechtbank vast dat verdachte levensmiddelen heeft gestolen bij Plus supermarkt. Dit wordt ook door verdachte bekend.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat uit de bewijs- middelen niet is gebleken dat er geweld is gebruikt tegen [slachtoffer 5] , zodat verdachte van dit onderdeel wordt vrijgesproken.
Wel acht de rechtbank bewezen dat verdachte een zich aldaar bevindende vrouw omver heeft gelopen. Uit de verklaringen van twee getuigen leidt de rechtbank af dat dit is gebeurd toen verdachte op de vlucht was geslagen nadat hij was betrapt op diefstal en de mevrouw gedurende die vlucht kennelijk op zijn pad tegenkwam.
Feit 2, meer subsidiair
Op grond van de bewijsmiddelen als weergegeven in bijlage II staat voor de rechtbank vast dat verdachte de duim van [slachtoffer 6] heeft vastgepakt en dat zijn duim door toedoen van verdachte is gebroken. Een getuige heeft immers gezien dat verdachte zijn duim vastpakte, waarna de getuige [slachtoffer 6] hard hoorde schreeuwen. De rechtbank gaat ervan uit dat dit het moment is waarop de duim is gebroken.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het primair en het subsidiair ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Gelet op de aard van de gedraging van verdachte die het letsel heeft veroorzaakt – het vastpakken van de duim – kan, zonder nadere duiding van die gedraging, niet worden bewezenverklaard dat verdachte opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Ook niet in voorwaardelijke zin. Daarom wordt verdachte hiervan vrijgesproken.
Anders dan de verdediging acht de rechtbank het meer subsidiair ten laste gelegde feit wel wettig en overtuigend bewezen. Door toedoen van verdachte is de duim van [slachtoffer 6] gebroken en naar het oordeel van de rechtbank kan het letsel worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel in de zin van de wet, gelet op de aard van het letsel, de lange genezingsduur en het feit dat [slachtoffer 6] een operatie heeft moeten ondergaan en er een reële mogelijkheid bestaat van toekomstige schade (artrose) van het duimgewricht. .
Feiten 3, 4, primair, en 5
Gelet op de aangiftes en de bekennende verklaring van verdachte, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde mishandeling onder feit 3, de primair ten laste gelegde diefstal onder feit 4 en de ten laste gelegde diefstal onder feit 5.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
02/313609-22
op 29 augustus 2022 te Tilburg drie hoofdtelefoons (merk JBL), die aan Mediamarkt toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
02/270531-22
op 21 oktober 2022 te Tilburg koffie, die aan Jumbo Supermarkten B.V. toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
02/333093-22
1.
op 20 december 2022 te Goirle pakken vlees en koffie en aanstekers die aan Albert Heijn toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen [slachtoffer 4] , gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door voornoemde [slachtoffer 4] in de arm/pols te bijten en door met kracht in het kruis van voornoemde [slachtoffer 4] te knijpen;
2.
op tijdstippen in de periode van 13 december 2022 tot en met 19 december 2022 te Goirle pakken vlees en vis, die aan Albert Heijn toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
02/139087-23
1.
op 7 juni 2023 te Tilburg levensmiddelen, die aan Plus supermarkt (gevestigd aan de [adres 1] ) toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd gevolgd van geweld, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door een aldaar bevindende vrouw omver te lopen;
2.
meer subsidiairop 7 juni 2023 te Tilburg [slachtoffer 6] heeft mishandeld door de duim van die [slachtoffer 6] met kracht vast te pakken, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken duim ten gevolge heeft gehad;
3.
op of omstreeks 7 juni 2023 te Tilburg [slachtoffer 6] heeft mishandeld door
- in zijn geslachtsdeel te knijpen en
- met kracht op/tegen zijn (achter)hoofd te slaan en
- met kracht aan zijn haren te trekken;
4.
primair
op 23 februari 2023 te Dongen levensmiddelen, die aan Jumbo (gevestigd aan de [adres 2] ) toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
5.
op 23 februari 2023 te Dongen levensmiddelen, die aan Aldi (gevestigd aan de [adres 3] ) toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte ter zake van de bewezen geachte feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit bij de strafoplegging onder meer rekening te houden met de houding van verdachte, het feit dat hij openheid van zaken heeft gegeven en het feit dat hij wel graag hulp wenst te krijgen, in tegenstelling tot wat er in het reclasseringsrapport staat vermeld.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft onder meer over een periode van nog geen tien maanden een reeks aan diefstallen gepleegd. Dit zijn ergerlijke feiten die de samenleving als geheel, en degenen
die daarvan slachtoffer worden in het bijzonder, overlast en schade opleveren. Verdachte heeft slechts zijn eigen belang voor ogen gehad, waarbij verdachte geen rekening heeft gehouden met de overlast en schade die hij anderen daarmee bezorgt. Bij één van deze diefstallen heeft verdachte geweld gebruikt tegen één van de winkelmedewerkers toen hij werd betrapt en probeerde te vluchten. Bij een andere diefstal heeft hij tijdens zijn vlucht een oudere dame omver gelopen. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan mishandeling van de heer [slachtoffer 6] . Verdachte heeft hem tegen zijn hoofd geslagen en aan zijn haren getrokken. Als gevolg van de mishandeling heeft de heer [slachtoffer 6] ook nog eens zijn duim gebroken, terwijl hij als oud medewerker van een van de supermarkten waar verdachte goederen heeft gestolen, alleen maar te hulp wilde schieten. Verdachte heeft met zijn handelen inbreuk gemaakt op de lichamelijk integriteit van al deze personen.
Gelet op de hoeveelheid en de ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere straf dan een gevangenisstraf.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 13 september 2023, waaruit kan worden afgeleid dat verdachte in maart 2023 ook al is veroordeeld voor – onder meer – meerdere diefstallen.
Deze veroordeling maakt dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. De rechtbank zal hiermee rekening houden.
Voorts houdt de rechtbank rekening met het feit dat de twee mishandelingen van de heer [slachtoffer 6] op 7 juni 2023 in eendaadse samenloop zijn begaan.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 5 oktober 2023. De reclassering heeft geadviseerd om bij een bewezenverklaring een voorwaardelijke straf zonder bijzondere voorwaarden aan verdachte op te leggen, omdat zij geen mogelijkheden ziet om met interventies of toezicht de risico’s in te perken.
Hoewel verdachte ter zitting heeft verklaard dat hij het niet eens is met de inhoud van het reclasseringsrapport, sluit de rechtbank zich in zoverre bij het adviesrapport aan dat zij geen meerwaarde ziet in het opleggen van bijzondere voorwaarden. Ook is er weinig vertrouwen dat verdachte eventuele bijzondere voorwaarden zal naleven.
Nu de rechtbank tot een mindere bewezenverklaring is gekomen dan de officier van justitie, zal de rechtbank, in afwijking van de strafeis, aan verdachte opleggen een gevangenisstraf van 15 maanden met aftrek van het voorarrest. De rechtbank zal hiervan een gedeelte van 5 maanden voorwaardelijk opleggen als stok achter de deur om te voorkomen dat verdachte in de toekomst weer nieuwe strafbare feiten pleegt, met een proeftijd van twee jaar.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.De benadeelde partij

02/139087-23
De benadeelde partij [slachtoffer 6] vordert een schadevergoeding van € 5.745,08, bestaande uit € 2.745,08 aan materiële schade en € 3.000,00 aan immateriële schade, ter zake van feit 2 en feit 3.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte deze feiten heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De gevorderde materiële schade van € 385,00 aan eigen risico en € 156,70 in verband met kosten van fysiotherapie worden toegewezen. De rechtbank acht deze schade voldoende onderbouwd en een rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde feit. De verdediging heeft ook geen verweer gevoerd tegen vergoeding van deze schadeposten.
Hoewel de verdediging verweer heeft gevoerd tegen vergoeding van de kosten van de door de benadeelde partij geannuleerde vakantie van € 2.203,38, is de rechtbank van oordeel dat deze schadepost door de benadeelde partij voldoende is onderbouwd. De vakantiekosten waren al gemaakt voordat de benadeelde partij slachtoffer werd van de door verdachte gepleegde feiten, maar als gevolg van die feiten heeft tegenover het maken van deze kosten geen genot gestaan. Dat de benadeelde partij het onder de gegeven omstandigheden niet heeft aangedurfd om op vakantie te gaan oordeelt de rechtbank een redelijke beslissing. Ook deze schadepost zal daarom worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft als gevolg van de gedragingen van verdachte zijn duim gebroken, als gevolg waarvan hij een operatie heeft moeten ondergaan en enige tijd beperkingen heeft ondervonden in zijn bezigheden. Hij heeft de voorgenomen vakantie niet kunnen genieten, terwijl er een reële mogelijkheid bestaat dat artrose van het gewricht zal optreden. Het is begrijpelijk dat de benadeelde partij zich angstig en onveilig heeft gevoeld. Gelet op de aard en ernst van het letsel en de gevolgen daarvan, en voorts gelet op de bedragen die in vergelijkbare gevallen worden toegekend, oordeelt de rechtbank in dit stadium een vergoeding van een bedrag van € 2.000,00 billijk. De vordering zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal daarnaast de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
Wettelijke rente
Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 55, 57, 63, 300, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
02/139087-23
-
spreekt verdachte vrijvan zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde feit 2;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
02/313609-22
diefstal;
02/270531-22
diefstal;
02/333093-22
feit 1: diefstal, voorafgegaan of vergezeld of gevolgd van geweld of bedreiging met
geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan
zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren;
feit 2: diefstal, meermalen gepleegd;
02/139087-23
feit 1: diefstal, voorafgegaan of vergezeld of gevolgd van geweld of bedreiging met
geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan
zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren;
eendaadse samenloop van
feit 2: meer subsidiair, mishandeling, met zwaar lichamelijk letsel als gevolg;
en
feit 3: mishandeling;
feit 4, primair: diefstal;
feit 5: diefstal;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het
voorwaardelijk deelvan de straf
niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat
de tijddie verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in
voorarrestheeft doorgebracht
in minderingwordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partij
02/139087-23
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 6] van € 4.745,08, waarvan € 2.745,08 aan materiële schade en € 2.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment waarop de schade is ontstaan tot aan de dag der voldoening;
- wijst de vordering voor het overige af;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
Schadevergoedingsmaatregel
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer 6] (feiten 2 en 3), te betalen € 4.745,08, waarvan € 2.745,08 aan materiële schade en € 2.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag waarop de schade is ontstaan tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 57 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.W. Louwerse, voorzitter, mr. C.H.W.M. Sterk en mr. D.S.G. Froger-Zeeuwen, rechters, in tegenwoordigheid van M.C.C. Joosen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 8 november 2023.