ECLI:NL:RBZWB:2023:7634

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 november 2023
Publicatiedatum
2 november 2023
Zaaknummer
02/019214-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor tasjesroof met geweld, strafoplegging en schadevergoeding aan benadeelde partij

Op 2 november 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan een tasjesroof. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met een medeverdachte, op 18 januari 2023 in Breda een tas heeft weggenomen van een 73-jarige vrouw, waarbij geweld is gebruikt. De verdachte heeft de tas met kracht uit de handen van het slachtoffer getrokken, waardoor deze ten val kwam en ernstige verwondingen opliep. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een gevangenisstraf van 44 dagen op, met aftrek van het voorarrest, en een taakstraf van 240 uren. Daarnaast werd een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden opgelegd met een proeftijd van twee jaar, waaraan bijzondere voorwaarden zijn verbonden. De rechtbank hield rekening met de kwetsbaarheid van de verdachte, die lijdt aan schizofrenie en een verstandelijke beperking, en zijn beperkte strafblad. De officier van justitie had een zwaardere straf geëist, maar de rechtbank besloot de onvoorwaardelijke gevangenisstraf te beperken tot de duur van het voorarrest, gezien de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

De benadeelde partij, het slachtoffer van de tasjesroof, vorderde een schadevergoeding van € 3.484,39, waarvan € 1.484,39 aan materiële schade en € 2.000,00 aan immateriële schade. De rechtbank oordeelde dat de schadevergoeding toewijsbaar was, aangezien deze voldoende was onderbouwd en in direct verband stond met het bewezenverklaarde feit. De rechtbank legde de schadevergoedingsmaatregel op, wat betekent dat de verdachte verplicht is de schade te vergoeden. De rechtbank stelde vast dat de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade, samen met de medeverdachte. De uitspraak benadrukt de ernst van het delict en de impact op het slachtoffer, evenals de noodzaak van een passende straf en schadevergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/019214-23
vonnis van de meervoudige kamer van 2 november 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1983 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
raadsman mr. D.T. Stoof, advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 19 oktober 2023, gelijktijdig maar niet gevoegd met de zaak tegen [medeverdachte] (02/019211-23). Op de zitting hebben de officier van justitie, mr. J.A. Castelein, en de verdediging hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I van dit vonnis opgenomen. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte, samen met een ander, een tasjesroof heeft gepleegd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht bewezen dat verdachte zich samen met [medeverdachte] schuldig heeft gemaakt aan een tasjesroof. Hij baseert zich daarbij op de aangifte van [slachtoffer] , de getuigenverklaring van [getuige] en de bekennende verklaring van verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat het feit bewezen kan worden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II van dit vonnis opgenomen.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Op grond van de bewijsmiddelen, waaronder de bekennende verklaring van verdachte, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met [medeverdachte] schuldig heeft gemaakt aan een tasjesroof.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 18 januari 2023 te Breda, op of aan de openbare weg (Dreef) tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeeigening heeft weggenomen een tas (met daarin een ABN-bankpas, een geldbedrag van ongeveer 43 euro, een mobiele telefoon (merk Motorola, type XT1922-3)), toebehorende aan [slachtoffer] , welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat hij verdachte, onverhoeds en met kracht voornoemde tas uit de handen van die [slachtoffer] heeft getrokken waarbij die [slachtoffer] ten val kwam.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie houdt rekening met de omstandigheden dat verdachte schizofrenie en een verstandelijke beperking heeft en dat hij kwetsbaar en gemakkelijk beïnvloedbaar is. Daarnaast heeft verdachte een beperkt strafblad. Gelet op het voorgaande wijkt de officier van justitie af van de richtlijn van het Openbaar Ministerie, waarin staat dat het uitgangspunt bij een tasjesroof een gevangenisstraf van twaalf maanden is. De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 44 dagen met aftrek van het voorarrest en een taakstraf van 240 uur. Ook vordert hij oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden met een proeftijd van twee jaar. Aan de proeftijd dienen de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden te worden gekoppeld, met uitzondering van het alcohol- en drugsverbod. Daarnaast verzoekt hij de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt rekening te houden met de omstandigheden dat verdachte kwetsbaar is, schizofrenie heeft en daarvoor medicatie slikt. Daarnaast is niet duidelijk of het feit volledig aan verdachte kan worden toegerekend. Gelet op het voorgaande verzoekt de verdediging de gevorderde taakstraf te matigen naar 120 uren.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft, samen met zijn mededader, een 73-jarige vrouw beroofd van haar tas. Hij zat op dat moment bij de mededader achterop de scooter. Op de stoep liep het [slachtoffer] met haar man. De mededader reed de stoep op, reed vervolgens tussen [slachtoffer] en haar man door en bij het passeren van [slachtoffer] trok verdachte aan haar tas. Hierdoor kwam [slachtoffer] op de grond terecht en heeft zij breuken in haar beide handen opgelopen. Uit de vordering van [slachtoffer] blijkt dat het aannemelijk is dat zij te maken krijgt met functionele beperkingen en blijvende invaliditeit aan beide handen. Het kan niet anders dan dat het handelen van verdachte een grote impact op [slachtoffer] heeft gehad. Het moet voor haar een zeer angstige gebeurtenis zijn geweest. Dit soort overvallen veroorzaken daarnaast ook gevoelens van angst, onrust en onveiligheid in de maatschappij. De tasjesroof werd gepleegd op de openbare weg, zodat ook voorbijgangers hiermee geconfronteerd hadden kunnen worden. Verdachte heeft kennelijk enkel zijn eigen gewin voor ogen gehad en heeft met zijn handelen geen enkel respect getoond voor andermans eigendommen en lichamelijke integriteit.
Naast de ernst van het feit heeft de rechtbank bij het bepalen van de straf rekening gehouden met het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij niet recent voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Ook houdt de rechtbank in strafmatigende zin rekening met de houding van verdachte. Hij heeft twee dagen na de tasjesroof een bekennende verklaring afgelegd en neemt verantwoordelijkheid voor zijn handelen.
Verder houdt de rechtbank rekening met het reclasseringsrapport van 13 oktober 2023, waarin wordt geadviseerd een deels voorwaardelijke straf op te leggen met een proeftijd en bijzondere voorwaarden. Uit het rapport volgt dat verdachte schizofrenie heeft en verslaafd is aan cannabis en gokken. In hoeverre het gebruik van cannabis delict-gerelateerd is, kan de reclassering niet zeggen, omdat verdachte al een lange tijd verslaafd is aan cannabis en al een lange periode geen delicten heeft gepleegd. De reclassering acht het wel van belang dat verdachte toewerkt naar abstinentie van cannabisgebruik. Verdachte is aangemeld bij een behandelkliniek van Novadic-Kentron en heeft begeleiding van Amarant. Het risico op recidive en letselschade wordt als hoog ingeschat. Verder ziet de reclassering een contra-indicatie voor het opleggen van een gevangenisstraf. Verdachte zal dan namelijk zijn woning en de motivatie voor het traject bij de behandelkliniek verliezen.
Volgens de landelijke oriëntatiepunten van de rechtspraak wordt voor een straatroof in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enige duur opgelegd. De rechtbank ziet vanwege de houding van verdachte, zijn strafblad en zijn persoonlijke omstandigheden aanleiding om die onvoorwaardelijk gevangenisstraf te beperken tot de duur van het voorarrest.
Alles overziend vindt de rechtbank de eis van de officier van justitie passend. Zij legt verdachte een gevangenisstraf van 44 dagen met aftrek van het voorarrest op en een taakstraf van 240 uren. Daarnaast legt de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf op van vier maanden met een proeftijd van twee jaar. Aan deze straf zal de rechtbank de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden, met uitzondering van het alcohol- en drugsverbod. Niet gebleken is dat dit verbod ten aanzien van deze verdachte recidive verlagend zal werken en daarnaast geldt dat het gebruik van cannabis niet delict-gerelateerd is. Met de reclassering acht de rechtbank het wel van belang dat verdachte gaat toewerken naar abstinentie van cannabis. Daarom zal de rechtbank als bijzondere voorwaarde opleggen dat verdachte meewerkt aan controle van het gebruik van drugs.
Aangezien de reclassering de kans op recidive en letselschade als hoog inschat, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Zij zal daarom de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaren.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 3.484,39, waarvan
€ 1.484,39 aan materiële schade en € 2.000,00 aan immateriële schade.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden. De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar. De schade is niet betwist door de verdediging en is voldoende onderbouwd. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. Bovendien komt het schadebedrag de rechtbank niet onredelijk voor.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Verdachte hoeft niet meer te betalen voor zover het bedrag door de mededader is betaald, en andersom.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 47 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die
diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer
verenigde personen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 44 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 240 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
120 dagen;
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaarden:
* dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen 3 dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij de reclassering op het adres Langendijk 34 te Breda. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* dat verdachte zich laat behandelen door de Forensisch Ambulante Polikliniek van Novadic-Kentron of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt. Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal verdachte zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
* dat verdachte zich laat begeleiden door Amarant of soortgelijke begeleidingsinstantie, te bepalen door de reclassering. De begeleiding duur de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen die de begeleidende instantie geeft;
* dat verdachte zich inspant (al dan niet met hulp van Amarant of soortgelijke zorgverlener) voor het vinden en behouden van dagbesteding met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
* dat verdachte meewerkt aan controle van het gebruik van drugs om het drugsgebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd. Verdachte houdt zich aan de aanwijzingen die de reclassering over de controle geeft;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de aan de voorwaardelijke straf verbonden voorwaarden en het op de naleving van die voorwaarden uit te oefenen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 3.484,39, waarvan € 1.484,39 aan materiële schade en € 2.000,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 januari 2023 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer] , € 3.484,39 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 januari 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 44 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.H. Goossens, voorzitter, mr. L.W. Louwerse en mr. M.A.E. Dekker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Andraws, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 2 november 2023.