ECLI:NL:RBZWB:2023:7628

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 november 2023
Publicatiedatum
2 november 2023
Zaaknummer
AWB- 23_9580 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake maatregel Participatiewet

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 november 2023, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Verzoeker, die sinds 29 maart 2020 een bijstandsuitkering ontvangt, had een verzoek ingediend tegen een opgelegde maatregel van 50% korting op zijn uitkering voor de duur van een maand, ingevolge de Participatiewet. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 11 oktober 2023 behandeld, waarbij verzoeker en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda. De behandeling werd aangehouden om partijen de kans te geven tot een oplossing te komen, maar op 23 oktober 2023 liet het college weten dat dit niet was gelukt. Verzoeker stelde dat er altijd sprake is van spoed als iemand langdurig in de bijstand zit, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat de spoedeisendheid per individuele zaak beoordeeld moet worden. De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoeker onvoldoende zwaarwegende belangen had om de behandeling van het bezwaar niet af te wachten. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd daarom afgewezen. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/9580 PW

uitspraak van de voorzieningenrechter van 2 november 2023 in de zaak tussen

[naam verzoeker], uit [woonplaats verzoeker], verzoeker

(gemachtigde: mr. P.F.M. Gulickx),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, het college

(gemachtigde: mr. S.S. Hyder).

Inleiding

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker over een opgelegde maatregel ingevolge de Participatiewet.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 11 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen verzoeker en zijn gemachtigde en namens het college [namen vertegenwoordigers].
De behandeling van de zaak is aangehouden om partijen de gelegenheid te geven onderling tot een oplossing te komen. Op 23 oktober 2023 heeft het college laten weten dat het niet is gelukt om tot het tekenen van een trajectplan te komen. Verzoeker heeft gereageerd op deze brief van 23 oktober 2023.
De voorzieningenrechter heeft partijen laten weten dat zij een nadere zitting niet nodig vindt en gevraagd of partijen het daarmee eens zijn. Partijen hebben telefonisch laten weten akkoord te zijn dat er uitspraak wordt gedaan zonder nadere zitting. De voorzieningen-rechter sluit daarom het onderzoek.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. Verzoeker ontvangt sinds 29 maart 2020 een bijstandsuitkering.
Met de brief van 17 augustus 2023 is aan verzoeker meegedeeld dat hij zich niet heeft gehouden aan de voor hem geldende arbeidsverplichtingen. Het voornemen bestaat om tijdelijk geen of een lagere bijstandstuitkering te verstrekken. Verzoeker is in de gelegenheid gesteld hierop te reageren. Hij is daartoe uitgenodigd voor een gesprek op 24 augustus 2023.
Verzoeker is niet verschenen op dit gesprek, maar heeft gereageerd met tekstberichten via de telefoon.
Met het bestreden besluit van 30 augustus 2023 heeft het college een maatregel van 50% opgelegd gedurende één jaar. Het college heeft in een reactie van 19 september 2023 gesteld dat het hier om een typefout gaat en dat de maatregel van 50% voor één maand wordt opgelegd.
2. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat de voorlopige voorzieningenprocedure is bedoeld om in afwachting van de uitkomst van een bezwaar- of beroepsprocedure een voorlopige maatregel te treffen. Daarom speelt bij de beoordeling van een verzoek om voorlopige voorziening de spoedeisendheid een belangrijke rol.
3. Ter zitting is gesproken over het spoedeisend belang van verzoeker. Verzoeker heeft tijdens de zitting gesteld dat er altijd sprake is van spoed als iemand langdurig in de bijstand zit en de bijstandsuitkering niet volledig betaald wordt. Door de opgelegde maatregel krijgt hij maar een uitkering van ongeveer € 600,-. Daarnaast ontvangt hij nog huur- en zorgtoeslag. Na afschrijving van de vaste lasten en de huur blijft er dan maar weinig over om van rond te komen volgens verzoeker. Desgevraagd heeft verzoeker aangegeven dat hij geen schulden heeft en dat de opgelegde maatregel niet tot concrete problemen, zoals bijvoorbeeld een dreigende uithuiszetting, zal leiden.
4. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de beoordeling van de spoedeisendheid per individuele zaak zal moeten worden beoordeeld. Verzoeker wordt dan ook niet gevolgd in zijn stelling dat als iemand gedurende langere tijd is aangewezen op een bijstandsuitkering er altijd sprake is van een spoedeisend belang. Het is begrijpelijk dat het voor verzoeker problematisch is als hij gedurende een maand een halve uitkering krijgt, maar dat betekent niet zondermeer dat er ook sprake is van een acute financiële noodsituatie. Met de door verzoeker ter zitting gegeven toelichting is onvoldoende gebleken dat hiervan sprake is. Ook op andere wijze is het de voorzieningenrechter niet gebleken dat verzoeker een zwaarwegend belang heeft, waardoor hij de behandeling van het bezwaar niet kan afwachten. Het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening zal daarom worden afgewezen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.E.C. Vriends, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.J.M. van Hees, griffier. De uitspraak is uitgesproken op 2 november 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.