ECLI:NL:RBZWB:2023:7613

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 november 2023
Publicatiedatum
2 november 2023
Zaaknummer
02/305378-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door rijden onder invloed van alcohol

Op 2 november 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994. De verdachte, geboren in 2001, heeft op 24 september 2022 te Breda, onder invloed van alcohol, een verkeersongeval veroorzaakt waarbij drie fietsers, waaronder [slachtoffer 1], zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen. De rechtbank oordeelde dat het alcoholgebruik en het onvoorzichtige rijgedrag van de verdachte hebben geleid tot het ongeval. De verdachte reed met een alcoholgehalte van 830 µg/l, wat aanzienlijk boven de toegestane limiet ligt. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet roekeloos handelde, maar wel zeer onvoorzichtig en onoplettend. De verwondingen van [slachtoffer 1] waren ernstig, met onder andere een tweevoudige kaakfractuur en meervoudig tandletsel, wat leidde tot de conclusie dat er sprake was van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan het veroorzaken van het ongeval, het verlaten van de plaats van het ongeval, het rijden onder invloed en het besturen van een voertuig zonder geldig rijbewijs. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden, een taakstraf van 240 uur en een rijontzegging van 3 jaar, met bijzondere voorwaarden zoals voorgesteld door de reclassering.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/305378-22
vonnis van de meervoudige kamer van 2 november 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 2001 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsman mr. B. Çiçek, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 19 oktober 2023, waarbij de officier van justitie, mr. E. van Aalst, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
feit 1:
terwijl zij onder invloed van alcohol verkeerde, een verkeersongeval heeft veroorzaakt waardoor [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen; subsidiair ten laste gelegd als het veroorzaken van gevaar op de weg;
feit 2:
dat verdachte de plaats van het verkeersongeval heeft verlaten;
feit 3:
dat verdachte onder invloed van alcohol een auto heeft bestuurd;
feit 4:
dat verdachte een auto heeft bestuurd, terwijl haar rijbewijs ongeldig was verklaard.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht feit 1 primair wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft drie fietsers aangereden doordat zij haar aandacht niet gericht heeft gehad op de weg, geen aandacht heeft geschonken aan de fietsers, haar snelheid niet tijdig heeft verminderd en haar auto niet tijdig tot stilstand heeft gebracht. Ook staat vast dat verdachte onder invloed van alcohol heeft gereden. Daarmee heeft zij niet roekeloos, maar wel zeer onvoorzichtig en onoplettend gehandeld. De officier van justitie merkt de verwondingen van [slachtoffer 1] aan als zwaar lichamelijk letsel.
Naar de mening van de officier van justitie kan ook feit 2 wettig en overtuigend worden bewezen, nu niet is gebleken dat verdachte is gestopt om terug te gaan naar de plaats van het verkeersongeval. Verdachte is gestopt omdat ze door haar kapotte voorruit niets meer kon zien. Ze had bovendien niet eens gemerkt dat ze mensen had aangereden. Een schuld- of strafuitsluitingsgrond is hier niet aan de orde.
Nu verdachte de feiten 3 en 4 heeft bekend, acht de officier van justitie deze feiten eveneens wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 primair opgemerkt dat niet wordt betwist dat verdachte dronken achter het stuur heeft gezeten en drie fietsers heeft geschept. Door haar alcoholgebruik was haar reactievermogen veranderd. Echter kan niet worden vastgesteld dat verdachte haar aandacht niet op de weg heeft gehad. Verdachte heeft verklaard dat zij niet meer weet waar haar aandacht was. Daarom kan niet worden bewezen dat ze geen aandacht heeft geschonken aan de andere weggebruikers en dat ze haar vaart niet (tijdig) heeft verminderd.
Tevens is betoogd dat het letsel bij [slachtoffer 1] op basis van het specialistenbericht niet als zwaar lichamelijk letsel is te bestempelen. In dit bericht is niet toegelicht wat een fractuur van een ‘kaakkopje’ is, zodat de impact van een fractuur van het kaakkopje onbekend blijft. Gelet op het voorgaande, is de raadsman van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van feit 1 primair. Verdachte dient van dit feit te worden vrijgesproken. Subsidiair is aangevoerd dat verdachte in elk geval niet kan worden verweten dat zij roekeloos heeft gereden.
Voorts wordt nog gewezen op de situatie dat verdachte geen consultatiebijstand bij haar politieverhoor heeft gehad. Als verdachte in dronken toestand heeft aangegeven dat zij geen bijstand van een advocaat wenst, was het de taak van de politie geweest om hiervoor toch zorg te dragen. De raadsman verzoekt dan ook uit te gaan van de verklaring die verdachte ter zitting heeft afgelegd en niet van haar verklaring bij de politie.
De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ter zake van het tenlastegelegde onder feit 1 subsidiair.
Met betrekking tot feit 2 heeft de raadsman vrijspraak bepleit. Verdachte is zelf na het ongeval gestopt. Zij is niet tot stoppen gemaand door de politie. Als de politie niet zou hebben ingegrepen, zou zij misschien zijn teruggegaan naar de plaats van het ongeval. Verdachte had geenszins de intentie om weg te gaan of te vluchten. Volgens de raadsman is hier sprake van vrijwillige terugtred.
Ten aanzien van de feiten 3 en 4 refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
feit 1:
Is er sprake van enige mate van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994?
Voor een bewezenverklaring van overtreding van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 is vereist dat vast komt te staan dat verdachte zich zodanig heeft gedragen in het verkeer dat een aan haar schuld te wijten ongeval heeft plaatsgevonden.
Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van schuld in de zin van voormeld artikel komt het volgens vaste jurisprudentie aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan van en de overige omstandigheden van het geval. In dit verband zijn verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding(en) en de omstandigheden waaronder die overtreding(en) is/zijn begaan. Daarbij geldt dat één verkeersovertreding in beginsel nog niet voldoende is voor schuld in vorenbedoelde zin. De schuldvraag kent verder verschillende gradaties: aanmerkelijk onvoorzichtig, zeer onvoorzichtig en roekeloos, welke laatste variant geldt als de zwaarste aan opzet grenzende vorm van schuld.
Tegen deze achtergrond overweegt de rechtbank het volgende.
Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van de opgenomen bewijsmiddelen worden vastgesteld dat op zaterdag 24 september 2022 omstreeks 04.29 uur op de Nieuwe Prinsenkade te Breda ter hoogte van de taxistandplaats een verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Bij dit ongeval zijn de door de verdachte bestuurde personenauto, een witte Fiat 500, en drie fietsers ‒ genaamd [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] ‒ betrokken geweest. De fietsers reden voor de Fiat 500 in dezelfde rijrichting als deze auto, namelijk naar de kruising Tramsingel en Academiesingel. Blijkens de bevindingen van verschillende verbalisanten en de verklaring van [slachtoffer 1] , is de Fiat 500 met onverminderde snelheid en zonder uit te wijken en bij te sturen achterop de fietsers gereden waardoor deze ten val zijn gekomen. De fietsers hebben alle drie in meer of mindere mate letsel opgelopen. [slachtoffer 1] is het zwaarst getroffen. Hij is kennelijk op de voorruit van de Fiat 500 geklapt en daarna met zijn gezicht op het wegdek terecht gekomen. In het specialistenbericht van het ziekenhuis is onder meer opgenomen dat hij breuken in de onderkaak en in de kaakkop heeft opgelopen, dat een laceratie/weefselverscheuring in de kin is ontstaan en dat meerdere tanden zijn afgebroken. [slachtoffer 1] heeft zelf nog aangegeven dat hij tanden mist en dat er tanden zijn beschadigd.
Uit de ademanalyse volgt dat verdachte voorafgaand aan het ongeluk een aanzienlijke hoeveelheid alcohol had genuttigd, te weten 830 µg/l.
Uit de bevindingen van de politie zijn geen externe omstandigheden naar voren gekomen die van invloed zouden kunnen zijn geweest op het verkeersongeval. De Nieuwe Prinsenkade betreft een vrijwel rechte weg. Het was weliswaar donker en regenachtig, maar de straatverlichting brandde. De wegsituatie was duidelijk en overzichtelijk.
Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat de Nieuwe Prinsenkade grenst aan een druk uitgaansgebied, zodat mag worden verwacht dat weggebruikers aldaar op zaterdagavond/nacht extra alert zijn op de aanwezigheid van voetgangers, fietsers en andere medeweggebruikers en daarop hun rijgedrag aanpassen.
Verdachte heeft erkend dat zij voor het ongeval (tijdens het uitgaan) te veel wodka had gedronken, daardoor onvast ter been was, zelfs was gevallen en desondanks in de auto is gestapt en is gaan rijden. Zij heeft vervolgens niets meegekregen van de aanrijding. Zij zegt de fietsers niet te hebben gezien en zou – anders dan de getuigen van het ongeval ‒ geen harde klap hebben gehoord. De kapotte voorruit en de omstandigheid dat een glassplinter in haar gezicht was terechtgekomen, heeft zij kennelijk, aldus haar verklaring, niet in verband gebracht met een aanrijding.
[verbalisant] heeft verdachte kort na het incident aangesproken. Hij heeft aangegeven dat verdachte niet goed en niet direct reageerde op zijn vraag of zij de motor van de auto wilde uitzetten. Zij heeft hem daarbij met glazige ogen aangekeken en hem gevraagd: “Hoezo wat is er?”
Gelet op verdachtes eigen verklaring in combinatie bezien met de bevindingen van voornoemde verbalisant en de ademanalyse, gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte in elk geval ten tijde van het ongeval zodanig onder invloed was dat zij in het geheel niet in staat was om een auto behoorlijk te besturen.
Vast staat dat verdachte de fietsers voor haar niet heeft waargenomen en met onverminderde snelheid tegen hen is aangereden, kennelijk als gevolg van de omstandigheid dat zij onder invloed verkeerde. In de gegeven omstandigheden had verdachte de fietsers echter kunnen en moeten opmerken en haar rijgedrag moeten aanpassen door haar snelheid te verminderen, te remmen of uit te wijken.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat het alcoholgebruik en het (daaruit voortvloeiende) samenstel van gedragingen ertoe heeft geleid of heeft bijgedragen dat verdachte onvoldoende voorzichtig en oplettend is geweest in het verkeer en dat het ongeval te wijten is aan haar schuld. De rechtbank merkt haar rijgedrag niet aan als roekeloos, maar als zeer onvoorzichtig en zeer onoplettend. Zij concludeert dan ook dat sprake is van schuld zoals bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
Is er sprake van zwaar lichamelijk letsel?
Zoals hierboven is aangehaald, heeft [slachtoffer 1] door toedoen van verdachte een tweevoudige kaakfractuur, een fractuur van de kaakkop, een gat in zijn kin en meervoudig tandletsel opgelopen. Verder is gebleken dat [slachtoffer 1] een vloeibaar dieet heeft gehad, is behandeld door (onder meer) de kaakchirurg en enige tijd niet in staat is geweest om zijn dagelijkse bezigheden te kunnen uitoefenen. Op 8 november 2022, ruim zes weken na het ongeval, heeft de politie bij [slachtoffer 1] navraag gedaan naar zijn herstel. Toen bleek dat [slachtoffer 1] nog steeds in behandeling was voor zijn gebit.
In het algemeen geldt dat de behandeling van gebitsletsel vaak een ingrijpende en langdurige aangelegenheid betreft, waarbij bepaalde tandheelkundige ingrepen in de toekomst herhaald moeten worden. Hierbij geldt dat afgebroken tanden blijvend is.
De rechtbank is van oordeel dat door de aard en de combinatie van het letsel aan de kaak en het gebit, de ingestelde en mogelijk te verwachten behandelingen en de blijvende gevolgen van het gebitsletsel sprake is van zwaar lichamelijk letsel.
Conclusie
De rechtbank acht feit 1 primair wettig en overtuigend bewezen.
feit 2:
Voortbordurend op de onder feit 1 geschetste feiten en omstandigheden, kan worden vastgesteld dat verdachte is doorgereden, nadat zij het verkeersongeval heeft veroorzaakt. Zij heeft de auto pas enkele honderden meters verderop ter hoogte van de Middellaan tot stilstand gebracht. Verdachte bevestigt dat ze eerst een stukje is doorgereden. Zij zegt te zijn gestopt, omdat ze zich op dat moment realiseerde dat zij niets meer kon zien door haar voorruit, die door het ongeval flink beschadigd was.
De raadsman heeft het verweer opgeworpen dat sprake is van vrijwillige terugtred.
De rechtbank deelt die mening niet. Er zijn geen aanknopingspunten om aan te nemen dat verdachte de intentie heeft gehad om terug te keren naar de plaats van het ongeluk om na te gaan of zij anderen schade of letsel had toegebracht of in een hulpeloze toestand had achtergelaten. Verdachte heeft de auto weliswaar zelf, uit eigen beweging tot stilstand gebracht, maar heeft vervolgens aan [verbalisant] gevraagd wat er aan de hand was. Daaruit volgt dat zij niet besefte wat er was gebeurd, en mitsdien dat zij ook niet
de intentie had om terug te keren naar de plaats van het ongeval om haar identiteit kenbaar te maken en hulp te verlenen aan de slachtoffers van de aanrijding.
Het verweer van de raadsman treft geen doel.
Naar het oordeel van de rechtbank kan feit 2 dan ook wettig en overtuigend worden bewezen.
feit 3 en feit 4:
De rechtbank acht deze feiten wettig en overtuigend worden bewezen, gezien de bekennende verklaring van verdachte over deze feiten en de opgenomen (verkorte) bewijsmiddelen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
feit 1 primair:op 24 september 2022 te Breda als verkeersdeelnemer, namelijk als
bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende over de weg de
Nieuwe Prinsenkade,
zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft
plaatsgevonden door - na vooraf gebruik van zoveel alcoholhoudende drank dat zij
niet tot behoorlijk besturen in staat was – zeer onvoorzichtig en onoplettend,
- niet voldoende, bij voortduring haar aandacht te richten op het voor haar gelegen
weggedeelte van die weg en
- onvoldoende aandacht te schenken aan medeweggebruikers, te weten fietsers, genaamd
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , die voor haar in dezelfde rijrichting aan de rechterzijde van de Nieuwe Prinsenkade reden en
- niet tijdig het door haar bestuurde motorrijtuig tot stilstand te brengen en niet voldoende te verminderen en niet tijdig behoorlijk uit te wijken,
waardoor zij, verdachte, achterop die fietsers is gereden, als gevolg
waarvan die fietsers ten val zijn gekomen,
waardoor die [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel, te weten een kaakbreuk en een
gat in kin en letsel aan gebit (tanden kwijt geraakt) werd toegebracht,
terwijl zij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de
Wegenverkeerswet 1994;
feit 2:op 24 september 2022 te Breda, als bestuurder van een motorrijtuig
(personenauto), betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had
plaatsgevonden in Breda op de Nieuwe Prinsenkade, de plaats van dat ongeval heeft
verlaten,
terwijl bij dat ongeval, naar zij redelijkerwijs moest vermoeden, aan een
ander (te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] )
letsel en schade was toegebracht en naar zij redelijkerwijs moest
vermoeden die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] in
hulpeloze toestand werden achtergelaten;
feit 3:op 24 september 2022 te Breda, als bestuurder van een motorrijtuig,
(personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van
alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in haar adem bij een onderzoek, als
bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994,
830 microgramalcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
feit 4:op 24 september 2022 te Breda, terwijl zij wist dat een op haar naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan haar daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de Nieuwe Prinsenkade, als
bestuurder een motorrijtuig (personenauto, merk Fiat 500) van die heeft bestuurd.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van
4 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Tevens wordt een taakstraf van 200 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 3 jaar gevorderd met aftrek van de tijd dat het rijbewijs al is ingevorderd. Daarbij is rekening gehouden met de ernst van de feiten, het letsel bij de slachtoffers en dan met name bij [slachtoffer 1] , de strafvorderingsrichtlijnen, de persoonlijke situatie van verdachte, de recidive en de omstandigheid dat verdachte in de rechtszaal oprecht spijt heeft betuigd. Het advies van de reclassering wordt ook gevolgd voor wat betreft de toepassing van het volwassenstrafrecht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met de door de reclassering geformuleerde bijzondere voorwaarden, naast een taakstraf en een rijontzegging van in totaal 2 jaar, rekening houdend met de tijd dat verdachte haar rijbewijs al kwijt is. De raadsman vraagt in aanmerking te nemen dat verdachte nog jong is, een huurhuis heeft, een opleiding volgt en recentelijk een vervelend verleden achter haar heeft kunnen laten. Verdachte zal vanwege de huurachterstand die door een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal ontstaan op straat komen te staan, met als mogelijk gevolg dat ze verder afglijdt.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich op 24 september 2022 schuldig gemaakt aan een opeenvolgende reeks van misdrijven uit de Wegenverkeerswet 1994. Met haar zus en twee nichtjes was verdachte in Breda gaan stappen. Zij dronk een behoorlijke hoeveelheid wodka en besloot desondanks achter het stuur van haar auto te gaan zitten en terug naar huis te rijden. Haar rijbewijs was op dat moment ongeldig verklaard, zodat ze überhaupt niet mocht rijden. Verdachte bleek door haar alcoholgebruik totaal van de wereld te zijn geraakt, waardoor zij niet in staat was goed op het verkeer te letten en een ongeval veroorzaakte. Op de Nieuwe Prinsenkade schepte zij een drietal fietsers. Eén van deze fietsers heeft daarbij zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Zijn kaak is op meerdere plaatsen gebroken en meerdere tanden zijn beschadigd geraakt of uitgevallen. Ook had hij een gat in zijn kin dat gehecht moest worden. Gelukkig zijn de fietsers niet levensbedreigend gewond geraakt of erger nog om het leven gekomen. Na het ongeval is verdachte doorgereden, zonder zich op enigerlei wijze te bekommeren om de slachtoffers. Vervolgens is een ademanalyse afgenomen, waaruit is op te maken dat verdachte ongeveer negen keer zoveel alcohol had gedronken als voor een beginnend bestuurder is toegestaan. De rechtbank acht deze gedragingen zeer ernstig. Verdachte heeft met haar onverantwoordelijke gedrag een inbreuk gemaakt op de lichamelijke gezondheid en integriteit van de slachtoffers. Daarnaast heeft zij de verkeersveiligheid in ernstige mate geschonden.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is naar voren gekomen dat verdachte voor haar vertrek naar huis ruzie heeft gehad met haar zus over de autosleutels, dat ze de sleutels heeft opgeëist en toch is gaan rijden, terwijl ze zodanig onder invloed was dat ze vrijwel niet eens meer op haar benen kon staan. Verdachte heeft er niet bij nagedacht dat ze met deze actie niet alleen zichzelf maar ook andere mensen in gevaar kon brengen, welk gevaar zich uiteindelijk ook heeft verwezenlijkt. Pas achteraf zegt verdachte dat ze beter samen met haar zus en nichtjes een taxi terug had kunnen nemen.
De persoonlijke omstandigheden
In het bijzonder tilt de rechtbank zwaar aan deze feiten, omdat verdachte een jaar eerder ook al is veroordeeld voor rijden onder invloed van drugs. Om die reden was haar rijbewijs ingevorderd en tijdelijk ongeldig verklaard. Verdachte was dus een gewaarschuwde vrouw. Het is onbegrijpelijk dat zij haar lesje nog niet had geleerd en zij op deze manier de fout is ingegaan. Zij heeft kennelijk lak aan de verkeersregels en de uitspraak van de rechtbank.
Evenals de officier van justitie, weegt de rechtbank in het voordeel van verdachte mee dat zij ter zitting oprecht spijt heeft betuigd van haar foutief handelen.
De rechtbank heeft kennis genomen van het reclasseringsrapport over verdachte van
12 oktober 2023. Hierin wordt vermeld dat de reclassering geen zorgen ziet op het gebied van huisvesting, financiën en sociaal netwerk. Door middel van scholing werkt verdachte aan haar toekomst, welke dagbesteding als beschermende factor wordt beschouwd. Daarentegen wordt haar psychosociaal functioneren als risicoverhogende factor gezien, nu haar verleden wordt gekenmerkt door verschillende impactvolle gebeurtenissen en het verdachte lijkt te ontbreken aan voldoende adequate copingvaardigheden om daar mee om te gaan. Voorts ziet de reclassering ook verdachtes houding als risicofactor, nu zij een beperkte verantwoordelijkheid voor de delicten neemt. Ook lijkt verdachte een afwijzende houding te hebben ten aanzien van wet- en regelgeving door te blijven rijden terwijl haar rijbewijs reeds was ingevorderd. Het recidiverisico wordt ingeschat als gemiddeld.
De reclassering adviseert het volwassenstrafrecht toe te passen. Uit het ASR-Wegingskader komen geen zwaarwegende gronden naar voren om de zaak binnen het jeugdstrafrecht af te doen. Ondanks dat wordt aangenomen dat verdachte nog leerbaar is, ziet de reclassering geen noodzaak tot interventies die enkel beschikbaar en uitvoerbaar zijn onder het jeugdstrafrecht. Daarbij komt dat verdachte een relatief volwassen bestaan leidt.
Verder wordt geadviseerd verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan verbonden de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering in Breda, de gedragsinterventie Cognitieve Vaardigheden, een drugsverbod en een alcoholverbod.
De strafoplegging
Op basis van het advies van de reclassering, is de rechtbank uitgegaan van het volwassenstrafrecht. De rechtbank heeft bij de strafbepaling aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting, opgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en bij de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd. Alleen al voor de overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 met een ernstige mate van schuld zoals in deze zaak is bewezenverklaard, met een alcoholpercentage van 830 µg/l en met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg is als oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 7 maanden en een rijontzegging voor 3 jaar opgenomen.
De rechtbank ziet echter in de persoonlijke omstandigheden van verdachte reden om in deze zaak niet over te gaan tot het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, gezien haar jeugdige leeftijd en de omstandigheid dat zij na een belast verleden haar leven momenteel goed op orde heeft.
Gelet op onder meer het gebrekkige psychosociaal functioneren hetgeen in het reclasseringsrapport naar voren is gekomen ‒ acht de rechtbank het noodzakelijk dat verdachte adequate hulp krijgt aangeboden om aan die problematiek te werken en daarmee de kans op herhaling te verkleinen. De rechtbank zal dan ook de bijzondere voorwaarden die door de reclassering zijn geadviseerd koppelen aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf.
Naast een voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden acht de rechtbank in deze zaak de maximale taakstraf passend en geboden om de ernst van de feiten te benadrukken.
De rechtbank zal voorts als bijkomende straf een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen opleggen. Anders dan de raadsman ziet zij geen aanleiding om voor deze straf af te wijken van de oriëntatiepunten, met name gelet op de recidive. Daarnaast geldt dat verdachte weliswaar al enige tijd haar rijbewijs kwijt is, maar gelet op het feit dat dat niet een gevolg is van onderhavige feiten, houdt de rechtbank daar geen rekening mee.
Kortom, de rechtbank zal verdachte veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden met de bijzondere voorwaarden zoals opgesteld door de reclassering, een taakstraf van 240 uur en een rijontzegging van 3 jaar met aftrek van de tijd dat verdachte haar rijbewijs al had ingeleverd.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 7, 8, 9, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994 zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair:overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht
en terwijl degene die schuldig is aan dit feit, verkeerde in de toestand bedoeld in
artikel 8, tweede lid van deze wet;
feit 2:overtreding van artikel 7, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Wegenverkeerswet 1994;
feit 3:overtreding van artikel 8, tweede lid, aanhef en onderdeel a, van de Wegenverkeerswet 1994 (830 µg/1)
feit 4:Overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen 3 dagen na het ingaan van de proeftijd
meldt bij Reclassering Nederlandop het adres Langendijk 34 te Breda (na het maken van een afspraak op telefoonnummer: 088-8041505) en zich blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* dat verdachte actief deelneemt aan de
gedragsinterventie CoVaof een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training zal worden gevolgd. Verdachte houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
* dat verdachte
geen drugs gebruikten meewerkt aan controles op dit verbod. De controles vinden plaats middels urineonderzoeken. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd.
* dat verdachte
geen alcohol gebruikten meewerkt aan controles op dit verbod. De controles vinden plaats middels urineonderzoeken en ademonderzoeken (blaastesten). De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd.
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- draagt de reclassering op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 240 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
120 dagen;
Bijkomende straf
- veroordeelt verdachte tot
een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van drie jaar;
- bepaalt dat de tijd dat verdachte haar rijbewijs al heeft ingeleverd in mindering wordt gebracht op de rijontzegging.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.W. Louwerse, voorzitter, mr. R.J.H. Goossens en mr. M.A.E. Dekker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.A.C.M. Roebroeks, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 2 november 2023.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.