ECLI:NL:RBZWB:2023:7607

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 november 2023
Publicatiedatum
2 november 2023
Zaaknummer
AWB- 23_10163 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake ongeldig verklaring rijbewijs

Op 2 november 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, vertegenwoordigd door mr. B. Tijsterman, een voorlopige voorziening heeft verzocht tegen de ongeldig verklaring van zijn rijbewijs door het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 22 juni 2023, waarin zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Hij stelde dat hij zijn rijbewijs dringend nodig heeft voor zijn werk, omdat hij op tijd op zijn werk moet verschijnen en het openbaar vervoer hiervoor geen adequate oplossing biedt. Verzoeker heeft een verklaring van zijn werkgever overgelegd ter ondersteuning van zijn verzoek.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, hoewel verzoeker een spoedeisend belang heeft gesteld, uit de door hem gegeven toelichtingen blijkt dat hij tot op heden nog steeds een oplossing heeft gevonden voor zijn vervoersprobleem. Er is niet aangetoond dat hij op korte termijn geen beroep meer kan doen op zijn sociale omgeving of collega's. De voorzieningenrechter concludeert dat er onvoldoende bewijs is voor het spoedeisend belang van verzoeker bij een oordeel over het bestreden besluit. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.

De uitspraak benadrukt dat de voorlopige voorzieningenprocedure bedoeld is om in afwachting van de uitkomst van een bezwaar- of beroepsprocedure een voorlopige maatregel te treffen, waarbij de spoedeisendheid een belangrijke rol speelt. De voorzieningenrechter heeft ook opgemerkt dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/10163 WVW VV

uitspraak van 2 november 2023 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoeker], te [woonplaats verzoeker], verzoeker,

gemachtigde: mr. B. Tijsterman,
en
de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR), verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 22 juni 2023 (bestreden besluit) van het CBR inzake de ongeldig verklaring van zijn rijbewijs. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een zitting achterwege gebleven.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat de voorlopige voorzieningenprocedure is bedoeld om in afwachting van de uitkomst van een bezwaar- of beroepsprocedure een voorlopige maatregel te treffen. Daarom speelt bij de beoordeling van een verzoek om voorlopige voorziening de spoedeisendheid een belangrijke rol.
2. Verzoeker heeft in het verzoekschrift gesteld een spoedeisend belang te hebben omdat hij zijn rijbewijs nodig heeft voor het werk. Voor een goede taakuitvoering is het van belang dat hij op tijd op zijn werk is en dat lukt niet met het openbaar vervoer. De afwezigheid van verzoeker heeft een kritische impact op alle projecten binnen het bedrijf waar hij werkzaam is, aldus verzoeker. Een verklaring van zijn werkgever is bijgevoegd.
3. De griffier heeft bij brief van 16 oktober 2023 aan verzoeker gevraagd een nadere toelichting te geven op het spoedeisend belang.
4. In een nadere toelichting heeft verzoeker gesteld dat hij om 7.15 uur op zijn werk moet verschijnen. Sinds 29 juni 2023 heeft verzoeker een beroep gedaan op zijn sociale omgeving en collega’s om op zijn werk te komen, maar dat is geen duurzame oplossing. Verzoeker heeft een aanvullende verklaring van zijn werkgever overgelegd.
5. Uit de door verzoeker gegeven toelichtingen blijkt dat hij tot op heden nog steeds een oplossing heeft gevonden voor zijn vervoersprobleem. Niet gesteld of gebleken is dat hij op korte termijn geen beroep meer kan doen op zijn sociale omgeving of collega’s. Hoewel de voorzieningenrechter begrijpt dat het niet altijd gemakkelijk is om een beroep te doen op de sociale omgeving of collega’s, betekent dit niet dat er alleen daarom al sprake is van een spoedeisend belang.
Verder blijkt uit de verklaringen van de werkgever weliswaar dat de werkgever er belang bij heeft dat eiser (tijdig) op zijn werk verschijnt, maar niet dat de werkgever arbeidsrechtelijke stappen richting verzoeker heeft aangekondigd (zoals ontslag of inhouding van loon).
6. Gelet op wat hiervoor is overwogen is de voorzieningenrechter van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat verzoeker een spoedeisend belang heeft bij een oordeel over het bestreden besluit. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.J.M. van Hees, griffier, op 2 november 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.