Uitspraak
1.De procedure
- de brief van 9 oktober 2023 met één productie van [eiser in conventie01] ;
- de voorwaardelijke eis in reconventie van [gedaagde in conventie01] ;
- de pleitnota van [eiser in conventie01] ;
- de pleitnota van [gedaagde in conventie01] .
2.De feiten
3.Het geschil
- tot onverkorte nakoming van het tussen partijen overeengekomen concurrentiebeding, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
- zijn met [eiser in conventie01] concurrerende werkzaamheden met onmiddellijke ingang te staken en gestaakt te houden;
- tot onverkorte nakoming van het tussen partijen overeengekomen relatiebeding, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
- tot betaling van een bedrag van € 81.250,00 aan tot 2 oktober 2023 verbeurde contractuele boetes, te vermeerderen met de wettelijke rente;
- in de proceskosten.
4.De beoordeling
“(…) Het tussen partijen overeengekomenconcurrentie, relatie, en boetebeding uit artikel 12 van de arbeidsovereenkomst blijft onverkort van kracht. Daarnaast zijn partijen overeengekomen dat het werknemer niet toegestaan is na het einde van het dienstverband, direct dan wel indirect, zowel voor zichzelf als voor derden, werknemers van werkgever te benaderen teneinde hen te bewegen het dienstverband met werkgever dan wel met een aan werkgever gelieerde onderneming beëindigen. (…)”. (Kantonrechter: voor de duidelijkheid zij vermeld dat de termen “
concurrentie, relatie, en boete”door partijen in de vaststellingsovereenkomst zijn doorgestreept.).
NJ1981, 635) kan de kantonrechter echter niet enkel afgaan op de taalkundige uitleg van het beding. Ook moet worden gekeken naar de betekenis die partijen aan de tekst van het beding mochten toekennen, waarbij rekening moet worden gehouden met de omstandigheden van het geval en hetgeen partijen over en weer van elkaar mochten verwachten. [gedaagde in conventie01] heeft in dat kader aangegeven dat zijn lezing volgt uit de onderhandelingen tussen hem en [eiser in conventie01] , maar hij heeft die stelling niet nader onderbouwd. [eiser in conventie01] heeft deze stelling gemotiveerd weersproken. In deze procedure is er geen ruimte voor bewijslevering, zodat de kantonrechter [gedaagde in conventie01] niet kon toelaten tot bewijslevering en moet oordelen op basis van de thans voorhanden stukken. Dit leidt ertoe dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat partijen hebben bedoeld enkel een anti-ronselbeding overeen te komen; voldoende aannemelijk is dat het concurrentie- en relatiebeding van artikel 12 van de arbeidsovereenkomst bij vaststellingsovereenkomst opnieuw is overeengekomen.
“een zaak, gelijk, gelijksoortig of aanverwant aan dat van werkgever of een aan haar gelieerde onderneming op het gebied van detachering, werving, selectie en/of arbeidsbemiddeling”. Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter had [gedaagde in conventie01] niet anders kunnen begrijpen dan dat het beding ook ziet op de andere specialisatiegebieden van [eiser in conventie01] . Er is dus geen sprake van onduidelijkheid. Er is dan ook geen aanleiding om het beding contra proferentem uit te leggen. Onvoldoende aannemelijk is dan ook dat in een bodemprocedure wordt vastgesteld, dat het concurrentiebeding enkel ziet op het specialisatiegebied Supply Chain, zodat [gedaagde in conventie01] , nu hij zelf stelt zich op Logistiek en Sales te richten, het beding overtreedt.