Op 1 november 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan woninginbraak en insluiping in de nacht van 28 op 29 april 2023. De verdachte, geboren in 1990 en gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Nieuwegein, werd bijgestaan door raadsman mr. E. Stam. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 18 oktober 2023, waarbij de officier van justitie, mr. L.J. den Braber, de verdenking tegen de verdachte onderbouwde met aangiftes van de slachtoffers en processen-verbaal van de politie. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de feiten, waarbij de gestolen goederen kort na de inbraken bij de verdachte werden aangetroffen.
De rechtbank achtte de verklaringen van de verdachte ongeloofwaardig, vooral gezien de tijdsbestekken en de locatie van de gestolen goederen. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet betrokken was bij de inbraken, maar de rechtbank vond de alternatieve scenario's van de verdachte niet verifieerbaar en ongeloofwaardig. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan beide primair ten laste gelegde feiten en legde een gevangenisstraf op van dertien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank volgde het advies van de reclassering om bijzondere voorwaarden te verbinden aan de voorwaardelijke straf, waaronder een klinische opname voor de gokverslaving van de verdachte.
De rechtbank oordeelde dat de ernst van de feiten en het strafblad van de verdachte, die eerder veroordeeld was voor meer dan 30 woninginbraken, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigden. De rechtbank gelastte ook de teruggave van een in beslag genomen geldbedrag aan de verdachte, aangezien dit niet vatbaar was voor verbeurdverklaring. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf werd toegewezen, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig had gemaakt aan een nieuw strafbaar feit.