ECLI:NL:RBZWB:2023:7515

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 november 2023
Publicatiedatum
31 oktober 2023
Zaaknummer
02-111479-23 en 13-701068-19 (tul)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor woninginbraak en insluiping met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

Op 1 november 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan woninginbraak en insluiping in de nacht van 28 op 29 april 2023. De verdachte, geboren in 1990 en gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Nieuwegein, werd bijgestaan door raadsman mr. E. Stam. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 18 oktober 2023, waarbij de officier van justitie, mr. L.J. den Braber, de verdenking tegen de verdachte onderbouwde met aangiftes van de slachtoffers en processen-verbaal van de politie. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de feiten, waarbij de gestolen goederen kort na de inbraken bij de verdachte werden aangetroffen.

De rechtbank achtte de verklaringen van de verdachte ongeloofwaardig, vooral gezien de tijdsbestekken en de locatie van de gestolen goederen. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet betrokken was bij de inbraken, maar de rechtbank vond de alternatieve scenario's van de verdachte niet verifieerbaar en ongeloofwaardig. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan beide primair ten laste gelegde feiten en legde een gevangenisstraf op van dertien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank volgde het advies van de reclassering om bijzondere voorwaarden te verbinden aan de voorwaardelijke straf, waaronder een klinische opname voor de gokverslaving van de verdachte.

De rechtbank oordeelde dat de ernst van de feiten en het strafblad van de verdachte, die eerder veroordeeld was voor meer dan 30 woninginbraken, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigden. De rechtbank gelastte ook de teruggave van een in beslag genomen geldbedrag aan de verdachte, aangezien dit niet vatbaar was voor verbeurdverklaring. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf werd toegewezen, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig had gemaakt aan een nieuw strafbaar feit.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-111479-23 en 13-701068-19 (tul)
vonnis van de meervoudige kamer van 1 november 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1990 te [geboorteplaats] ( [land] )
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Nieuwegein
raadsman mr. E. Stam, advocaat te Amsterdam

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 18 oktober 2023, waarbij de officier van justitie, mr. L.J. den Braber, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich in de nacht van 28 op 29 april 2023 schuldig heeft gemaakt aan een insluiping in een woning en een woninginbraak.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht beide primair ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. Zij baseert zich daarbij, kort gezegd, op de aangiftes van [aangever 1] en [aangever 2] en de processen-verbaal van bevindingen van de politie. Uit de processen-verbaal van bevindingen blijkt dat de gestolen goederen bij verdachte zijn aangetroffen in een kort tijdsbestek nadat de inbraken hebben plaatsgevonden. Ook blijkt hieruit dat de gestolen Apple AirPods in de ochtend om 10:50 uur een locatie hebben aangestraald in Utrecht, vlakbij de woning waar verdachte verbleef. Bovendien is de auto waar verdachte gebruik van maakte om 06:43 uur een ANPR-paal bij Meerkerk gepasseerd. Meerkerk ligt precies tussen [plaats] en Utrecht in. Verdachte heeft verklaard dat hij de goederen niet heeft gestolen en de goederen van iemand heeft gekocht. De officier van justitie acht deze verklaring ongeloofwaardig. Zij gaat ervan uit dat het verdachte is geweest die zich schuldig heeft gemaakt aan de inbraak en insluiping.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van beide primair ten laste gelegde feiten. Verdachte heeft verklaard dat hij de goederen niet heeft gestolen, maar van iemand heeft gekocht. Het enkele feit dat de auto van verdachte ’s nachts bij Meerkerk is gesignaleerd en de goederen ongeveer 24 uur later bij verdachte zijn aangetroffen, is onvoldoende om bewezen te verklaren dat verdachte betrokken is geweest bij de inbraken. Daar komt bij dat er een schoenspoor is aangetroffen van de inbreker dat niet past bij de schoenen van verdachte. Ook zijn er beelden waarop de inbreker is te zien, waarover een verbalisant concludeert dat hij met enige zekerheid kan zeggen dat de persoon op de beelden niet verdachte betreft.
De subsidiair ten laste gelegde schuldhelingen kunnen wel wettig en overtuigend worden bewezen. Volgens de verdediging is geen sprake van opzetheling, omdat verdachte niet wist dat de goederen van diefstal afkomstig waren. Verdachte had dit wel redelijkerwijs moeten vermoeden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld, zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat er in [plaats] in de nacht van 28 april 2023 op 29 april 2023 een woninginbraak en een woninginsluiping (hierna samen: inbraken) hebben plaatsgevonden. Deze inbraken zijn gepleegd tussen 23:10 uur en 09:30 uur. De goederen die zijn weggenomen betreffen een Apple iMac, een Apple MacBook Pro, Apple AirPods, een geldbedrag van € 200,00 en een Samsung telefoon.
De rechtbank stelt verder vast dat verdachte op 29 april 2023 om 13:50 uur is aangehouden in Amsterdam. Dit is binnen een tijdsbestek van vijftien uur nadat de inbraken zijn gepleegd, gerekend vanaf 23:10 uur. In de auto waarin verdachte op dat moment reed, zijn de gestolen goederen van beide inbraken aangetroffen. Uit onderzoek van de politie is gebleken dat de auto waar verdachte gebruik van maakte om 06:43 uur de ANPR-paal op de A27 ter hoogte van Meerkerk – een dorp tussen [plaats] en Utrecht in – is gepasseerd. Tot slot hebben de gestolen Apple AirPods om 10:50 uur een signaal afgegeven in Utrecht in de directe omgeving van de woning van de vriendin van verdachte. Verdachte verbleef daar ook op dat moment, zoals blijkt uit zijn verklaring ter zitting.
Alternatief scenario
Door de verdediging is een alternatief scenario geschetst voor het aantreffen van de gestolen goederen bij verdachte. Zo zou verdachte niet betrokken zijn geweest bij de ten laste gelegde inbraken, maar zou hij de goederen van iemand hebben gekregen/gekocht.
De rechtbank constateert dat dit alternatieve scenario van verdachte twee versies bevat en dat verdachte hierover wisselend heeft verklaard. Bij de politie op 1 mei 2023 heeft verdachte immers verklaard dat hij de goederen in Amsterdam van een onbekende man heeft gekregen. Verdachte was toen bij een hangplek voor oudere mannen aan het wachten op een dj voor de verjaardag van zijn zoontje. In afwijking van dit verhaal heeft verdachte op 18 oktober 2023 ter zitting verklaard dat hij ’s nachts, toen hij aan het gokken was met ene “ [naam] ”, de goederen van die [naam] heeft gekocht. Verdachte had echter niet genoeg geld om de goederen te betalen en heeft in de ochtend een vriend gebeld om geld van hem te lenen. Rond 12:00 uur is verdachte naar Amsterdam gereden om de goederen – zonder te betalen – bij [naam] op te halen. Hierna is verdachte naar zijn vriend gereden om het geleende geld op te halen. De Apple AirPods en de Samsung telefoon had verdachte al eerder van [naam] meegekregen, vandaar dat deze AirPods voor 12:00 uur (namelijk om 10:50 uur) een locatie hebben aangestraald in de buurt van de woning van de vriendin van verdachte.
De twee door verdachte geschetste scenario’s verschillen niet alleen van elkaar, zij zijn ook niet verifieerbaar. Zo heeft verdachte bij het verhoor bij de politie geen naam genoemd van de persoon van wie hij de goederen zou hebben gekregen. Pas op zitting heeft verdachte een naam genoemd, namelijk “ [naam] ”, maar van “ [naam] ” weet verdachte verder geen personalia. Verdachte heeft evenmin verifieerbare gegevens van de vriend waarvan hij geld zou hebben kunnen lenen.
Tot slot acht de rechtbank de laatste door verdachte geschetste versie ook ongeloofwaardig. De rechtbank acht het zeer onwaarschijnlijk dat men dergelijke waardevolle spullen van iemand, die men net midden in de nacht in een illegale gokgelegenheid heeft ontmoet, meekrijgt zonder te betalen. Bovendien is het onbegrijpelijk dat verdachte eerst de Apple AirPods en de Samsung telefoon meekrijgt en pas later de rest van de goederen.
Schoenspoor en camerabeelden
Door de verdediging is aangevoerd dat het aangetroffen schoenspoor en de camerabeelden van [adres 1] ontlastende bewijsmiddelen zijn.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het schoenspoor dat dit spoor weliswaar niet past bij de schoenen van verdachte die hij aan had bij zijn aanhouding, maar dat het goed mogelijk is dat verdachte zijn schoenen in de tussentijd heeft verwisseld. Hij is immers in de tussentijd nog bij zijn vriendin in Utrecht langs geweest.
Ten aanzien van de camerabeelden merkt de rechtbank op dat dit beelden zijn van [adres 1] . Deze beelden zien dus niet direct op de ten laste gelegde inbraken aan [adres 2] en [adres 3] . Daarbij komt dat de persoon op de beelden een capuchon en mondkapje draagt. Hierdoor is überhaupt niet vast te stellen wie op de beelden te zien is. Bovendien deelt de rechtbank, na eigen waarneming van de beelden, niet de conclusie van de verbalisant dat het “met enige zekerheid” niet verdachte is op de beelden. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden uitgesloten dat het verdachte is, mede gelet op de camerahoek en de schuine positie van de persoon in beeld.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat zowel het schoenspoor als de camerabeelden niet belastend maar ook niet ontlastend zijn.
Conclusie
Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat vaststaat dat het verdachte is geweest die zich schuldig heeft gemaakt aan de twee inbraken. Zij acht beide primair ten laste gelegde feiten dan ook wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Feit 1 primair
op 29 april 2023 te [plaats] , gemeente Altena, in een woning aan het [adres 3] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een aantal computers met toebehoren (Apple iMac en Apple MacBook Pro 13) en een headset (Apple AirPods Pro) en een geldbedrag (200 euro) die aan [aangever 1] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Feit 2 primair
in de periode van 28 april 2023 tot en met 29 april 2023 te [plaats] , gemeente Altena in een woning aan het [adres 2] , een telefoon (Samsung Galaxy) die aan een ander toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van verbreking en inklimming.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van achttien maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Zij verzoekt aan het voorwaardelijke deel de bijzondere voorwaarden te koppelen zoals door de reclassering geadviseerd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het voorarrest. Aan het voorwaardelijke deel kunnen de bijzondere voorwaarden worden gekoppeld zoals door de reclassering geadviseerd. Verdachte wil zo snel mogelijk worden geholpen met zijn gokverslaving. Een klinische opname zou de vicieuze cirkel waar verdachte in zit, kunnen doorbreken. Ook wil verdachte werken en met zijn werk een positieve bijdrage leveren aan de samenleving.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich in één nacht schuldig gemaakt aan twee woninginbraken. De rechtbank acht dit ernstige feiten. Verdachte heeft met zijn handelen niet alleen materiële schade veroorzaakt, maar vooral ook een forse inbreuk gemaakt op de privacy van de slachtoffers en hun gevoel van veiligheid in hun eigen woning. Uit de aangiftes van [aangever 1] en [aangever 2] blijkt dat zij op het moment dat verdachte bij hen heeft ingebroken, thuis waren en lagen te slapen. De rechtbank begrijpt dat de gedachte dat een vreemde in hun woning is geweest en hun persoonlijke bezittingen heeft doorzocht heel beangstigend moet zijn geweest. Bovendien lagen bij [aangever 2] ook zijn kleinkinderen op de eerste verdieping te slapen en heeft verdachte de telefoon van één van deze kleinkinderen meegenomen. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij vanaf 2018 meerdere malen is veroordeeld voor in totaal meer dan 30 woninginbraken of daaraan gerelateerde misdrijven. De rechtbank kan zich dan ook niet aan de indruk onttrekken dat verdachte zich totaal niet bekommert om de gevolgen van zijn handelen voor slachtoffers en klaarblijkelijk alleen denkt aan zijn eigen financiële gewin.
Gelet op de ernst van de feiten en het strafblad van verdachte is de rechtbank van oordeel dat niet met een andere straf dan een gevangenisstraf kan worden volstaan. Bij het bepalen van de hoogte van die gevangenisstraf heeft de rechtbank de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS betrokken. Indien sprake is van veelvuldige recidive wordt voor een woninginbraak in beginsel uitgegaan van een gevangenisstaf van zeven maanden en voor een woninginsluiping van zes maanden. In dit geval dus in totaal dertien maanden.
De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van verdachte aanleiding om een fors deel van deze gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen. Verdachte kampt namelijk met een hardnekkige gokverslaving, waarvoor hij behandeling nodig heeft. Dit blijkt ook uit het reclasseringsrapport van 3 oktober 2023. Hierin komt naar voren dat eerdere ambulante behandelingen niet hebben bijgedragen aan het terugdringen van recidive. Een klinische opname is volgens de reclassering de enige manier om tot gedragsverandering en recidivevermindering te komen. De rechtbank zal de reclassering volgen in haar advies en aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen met als bijzondere voorwaarde een klinische opname. Dit om verdachte ervan te weerhouden nogmaals dergelijke feiten te plegen en hem tot het uiterste te motiveren aan zijn gokverslaving te werken. Verdachte heeft verklaard hier ook graag aan te willen meewerken.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van dertien maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar passend en geboden. Daaraan zal zij de bijzondere voorwaarden verbinden zoals door de reclassering geadviseerd. Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.Het beslag

De rechtbank zal de teruggave gelasten van het in beslag genomen geld aan verdachte, aangezien dit voorwerp niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag is genomen.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf van een maand gevangenisstraf, die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter van 14 februari 2019 onder parketnummer 13-701068-19, ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair:diefstal, in een woning, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt;
feit 2 primair:diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van verbreking en inklimming;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 13 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
 Verdachte meldt zich bij Reclassering Leger des Heils op het adres Zeehavenkade 30, te Utrecht. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
 Verdachte laat zich opnemen in een zorginstelling te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
 Verdachte laat zich behandelen door Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
 Verdachte verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
 Verdachte spant zich in voor het vinden en behouden van dagbesteding/werk, met een vaste structuur;
 Verdachte werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
 Verdachte neemt niet deel aan kansspelen;
 Verdachte verleent, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking aan het nemen van vingerafdrukken of biedt een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een geldbedrag van € 510,00 (omschrijving: G2587993);
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis van 14 februari 2019 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 13-701068-19
ten uitvoer zal worden gelegd, te weten
een maand gevangenisstraf;
Voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van de dag dat het voorarrest gelijk is aan het onvoorwaardelijke gedeelte van de opgelegde straf.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F.C. Janssen, voorzitter, mr. M. Breeman en mr. J.C. Gillesse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.C.L.J. Luijten, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 1 november 2023.
Mr. Gillesse is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.