ECLI:NL:RBZWB:2023:7491

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 oktober 2023
Publicatiedatum
30 oktober 2023
Zaaknummer
10261339 \ CV EXPL 22-4041 (E) aanv
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M.J.S. Spanjersberg
  • Rouwen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanvulling op eindvonnis in civiele zaak over betaling van meerwerk

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is op 25 oktober 2023 een aanvulling op een eerder vonnis uitgesproken. De zaak betreft een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. M.J.S. Spanjersberg, en de gedaagden, die gezamenlijk worden vertegenwoordigd door Stichting Achmea Rechtsbijstand. De eiser had verzocht om aanvulling van het vonnis van 6 september 2023, omdat er abusievelijk niet was beslist over een vordering tot betaling van € 1.929,00 inclusief btw voor meerwerk, dat door de gedaagden was erkend. De gedaagden stelden echter dat een deel van dit bedrag, namelijk € 1.571,28, niet in het vonnis was behandeld.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat er inderdaad een verzuim was in de eerdere uitspraak en dat dit verzuim zich leent voor aanvulling op basis van artikel 32 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De rechter heeft de argumenten van de gedaagden gevolgd en besloten dat het totale meerwerk een bedrag van € 5.363,26 inclusief btw toewijsbaar is. Dit bedrag is hoofdelijk veroordelend aan de gedaagden opgelegd, wat betekent dat elke gedaagde kan worden gedwongen het volledige bedrag te betalen. De beslissing is openbaar uitgesproken en de griffier is opgedragen om het vonnis te hechten aan de minuut van het eerdere vonnis.

De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in de procesgang en de noodzaak om alle relevante vorderingen in een vonnis te behandelen. De rechter heeft de eerdere beslissing bevestigd, met de aanpassing dat de gedaagden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor het totale bedrag, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 30 december 2022 tot de dag van volledige betaling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster I Civiele kantonzaken
Zaaknummer: 10261339 \ CV EXPL 22-4041
(herstel)vonnis d.d. 25 oktober 2023
in de zaak van
[eiser01] , T.H.O.D.N.
[bedrijf eiser01],
te [plaats01] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser01] ,
gemachtigde: mr. M.J.S. Spanjersberg,
tegen

1.[gedaagde01] ,2. [gedaagde02] ,

beiden wonende te [plaats01] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagden01] in mannelijk enkelvoud,
gemachtigde: Stichting Achmea Rechtsbijstand.

1.Het verloop van het geding

De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. het vonnis van de kantonrechter te Breda van 6 september 2023 met de daarin genoemde stukken;
b. de brief van 18 september 2023 van de gemachtigde van [eiser01] ;
c. de brief van de griffier van 28 september 2023;
d. de brief van 2 oktober 2023 van de gemachtigde van [gedaagden01] .

2.Het geschil en de beoordeling

2.1
De gemachtigde van [eiser01] heeft bij brief van 18 september 2023 verzocht om aanvulling van voormeld vonnis, omdat abusievelijk niet is beslist op de vordering tot betaling van € 1.929,00 inclusief btw voor het meerwerk, terwijl in rechtsoverweging 2.1. is aangegeven dat [gedaagden01] dit bedrag heeft erkend.
2.2
De wederpartij is bij brief van de griffier in de gelegenheid gesteld zich over het verzoek uit te laten.
2.3
Namens [gedaagden01] is in de brief van 2 oktober 2023 bericht dat uit het oog is verloren dat in het bedrag van € 1.929,00 inclusief btw ook bedragen voor de deels betwiste posten zijn opgenomen. De deels betwiste posten zijn wel in het vonnis zijn behandeld. [gedaagden01] stelt dat een bedrag van in totaal € 1.571,28 aan erkend meerwerk niet in het vonnis is behandeld.
2.4
De kantonrechter is met [eiser01] van oordeel dat verzuimd is te beslissen over een onderdeel van het gevorderde en dit verzuim zich leent voor aanvulling zoals bedoeld in artikel 32 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De kantonrechter zal daarbij echter het standpunt van [gedaagden01] volgen, omdat [eiser01] in de dagvaarding in randnummer 18 heeft gesteld dat van € 1.929,00 voor een bedrag van € 1.571,28 akkoord is gegeven. Dit bedrag komt overeen met de schematische weergave in de dagvaarding (post A,D ,E, H, M, O, P, Q, S en V) en de optelsom vermeld in de brief van de gemachtigde van [gedaagden01] van 9 oktober 2023. Klaarblijkelijk is [gedaagden01] later gedeeltelijk teruggekomen op de brief van 13 juni 2022, waarbij heeft te gelden dat ook later enkele posten door [eiser01] zijn ingetrokken.
2.5
Beslist wordt als volgt.

3.De beslissing

De kantonrechter:
volhardt bij de inhoud van het tussen partijen op 6 september 2023 gewezen vonnis met bovenvermeld zaaknummer, met dien verstande dat
- de in overweging 4.17 opgenomen tekst als volgt dient te luiden:
“4.17. Op grond van het vorenstaande acht de kantonrechter van het totale meerwerk een bedrag van in totaal € 5.363,26 inclusief btw toewijsbaar (€ 1.571,28 + € 594,71 + € 3.039,97 + € 157,30). De veroordeling wordt (deels) hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.”
- de in de beslissing opgenomen veroordeling als volgt dient te luiden:
“5.1 veroordeelt [gedaagden01] . hoofdelijk om aan [eiser01] te betalen een bedrag van
€ 5.363,26 te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 30 december 2022 tot de dag van volledige betaling,”
bepaalt dat deze verbetering onder de vermelding van de datum 25 oktober 2023 wordt vermeld op de minuut van het vonnis van 6 september 2023;
bepaalt dat de griffier dit vonnis hecht aan de minuut van het vonnis van 6 september 2023 en van deze vonnissen als één geheel afschrift respectievelijk grosse verstrekt.
Dit vonnis is gewezen door mr. Rouwen, en in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2023.