ECLI:NL:RBZWB:2023:7483

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 oktober 2023
Publicatiedatum
30 oktober 2023
Zaaknummer
23-009330 en 23-009331
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding na vrijspraak in strafzaak

Op 30 oktober 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaken met parketnummer 02-006572-23, waarbij verzoeker schadevergoeding heeft aangevraagd na zijn vrijspraak voor valsheid in geschrifte. Verzoeker, die op 7 januari 2023 in verzekering is gesteld en op 19 januari 2023 is vrijgesproken, heeft verzocht om een schadevergoeding van € 1.490,00 voor de schade die hij heeft geleden door de ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis. Daarnaast heeft hij verzocht om vergoeding van de kosten voor het indienen van het verzoekschrift, die oplopen tot € 340,00. De rechtbank heeft op 16 oktober 2023 de zaak behandeld in raadkamer, waarbij de officier van justitie, mr. G. Smid, aanwezig was. Verzoeker en zijn advocaat zijn niet verschenen. De officier van justitie heeft zich schriftelijk op het standpunt gesteld dat de kosten voor de inverzekeringstelling gedeeltelijk moeten worden afgewezen, omdat verzoeker slechts recht heeft op vergoeding voor twee dagen inverzekeringstelling. De rechtbank heeft geoordeeld dat verzoeker recht heeft op een schadevergoeding van € 1.360,00 voor de ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis, en heeft de overige verzoeken afgewezen. Tevens is een bedrag van € 340,00 toegekend voor de kosten van het indienen van het verzoekschrift. De beslissing is genomen door rechter mr. R.J.H. de Brouwer en griffier mr. D. van Spelde, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02-006572-23
rk-nummers: 23-009330 en 23-009331
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 12 april 2023, in de zaak:
[verzoeker]
geboren op [geboortedag] 1980 te [geboorteplaats] ([land])
woonplaats kiezende ten kantore van mr. T. Roggenkamp, Molenstraat 10, 4701 JS Roosendaal.
Verzoeker is [verzoeker] voornoemd.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 533 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 1.490,00, € 1.490,00, voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis;
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor:
- de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad
€ 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de aantekening van het mondelinge vonnis van de politierechter van 19 januari 2023 waarbij verzoeker is vrijgesproken;
  • de stukken waaruit blijkt dat verzoeker op 7 januari 2023 in verzekering is gesteld, op 9 januari 2023 in bewaring is gesteld en op 19 januari 2023 in vrijheid is gesteld;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
Op 16 oktober 2023 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij is de officier van justitie, mr. G. Smid, gehoord.
Verzoeker en diens advocaat zijn behoorlijk opgeroepen. Mr. Roggenkamp heeft op 13 oktober 2023 per e-mail laten weten niet bij de behandeling van het verzoekschrift aanwezig te zullen zijn. Verzoeker is ook niet verschenen.
Namens verzoeker is aangevoerd dat hij werd verdacht van valsheid in geschrifte. Op 19 januari 2023 heeft de politierechter verzoeker vrijgesproken. Verzoeker stelt kosten te hebben gemaakt als gevolg van de door hem ondergane inverzekeringstelling gedurende drie dagen en voorlopige hechtenis gedurende elf dagen. Verzocht wordt hem hiervoor een vergoeding van € 1.490,00 toe te kennen, te vermeerderen met de kosten voor de indiening en behandeling van het verzoekschrift.
De officier van justitie heeft zich schriftelijk op het standpunt gesteld dat de kosten voor de ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis gedeeltelijk moeten worden afgewezen. Daartoe voert de officier van justitie aan dat verzoeker op 7 januari 2023 in verzekering is gesteld en op 9 januari 2023 in bewaring is gesteld, waardoor de standaardvergoeding voor inverzekeringstelling maar voor twee dagen geldt.
De advocaat van verzoeker heeft in zijn email van 13 oktober 2023 laten weten zich te kunnen vinden in het schriftelijke standpunt van het Openbaar Ministerie.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 533 Sv kan aan een verdachte die niet wordt veroordeeld of wiens zaak wordt geseponeerd een vergoeding worden toegekend van de schade die hij ten gevolge van ondergane verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Verzoeker heeft
in verzekering en in voorlopige hechtenisgezeten, waarvan de in verzekering op het politiebureau en de voorlopige hechtenis in het Huis van Bewaring. De LOVS-uitgangspunten gaan uit van een forfaitaire vergoeding van € 130,00 per dag voor het verblijf op het politiebureau of in het Huis van Bewaring met beperkingen of in een extra beveiligde inrichting (EBI) en € 100,00 in de overige gevallen.
Bij het bepalen van het aantal dagen dat de verzoeker in een politiecel of huis van bewaring heeft doorgebracht, wordt zowel de dag waarop de inverzekeringstelling is aangevangen als de dag van de invrijheidstelling naar de maatstaf van een volledige dag vergoed. Ook indien de inverzekeringstelling is aangevangen en geëindigd op één en dezelfde dag en beperkt is gebleven tot enkele uren wordt naar de maatstaf van een volledige dag vergoed.
Een dag die begint op basis van een vergoedingsmaatstaf van € 130,00, maar die overgaat in een dag met een vergoedingsmaatstaf van € 100,00 wordt aangemerkt als een dag tegen een vergoedingsmaatstaf van € 100,00.
De gevraagde vergoeding voor ondergane verzekering en voorlopige hechtenis is niet conform de LOVS-uitgangspunten, omdat de derde dag van de inverzekeringstelling is overgegaan in de eerste dag van de voorlopige hechtenis. De rechtbank zal conform het standpunt van de officier van justitie een bedrag toekennen van
€ 1.360,00. De rechtbank wijst overige deel van dit verzoek af.
De advocaat is niet bij de behandeling in raadkamer verschenen, zodat van de verzochte vergoeding ingevolge artikel 530 Sv alleen het forfaitaire bedrag van
€ 340,00voor het indienen van het verzoekschrift zal worden toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 533 Sv toe tot een bedrag van
€ 1.360,00, bestaande uit de kosten voor ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis;
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 340,00, bestaande uit de kosten verbonden aan de indiening van de verzoekschriften;
wijst de verzoeken voor het overige af;
bepaalt dat een bedrag van
€ 1.700,00zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden Van Asselt & Broere Strafrechtadvocaten, onder vermelding van “Dossier [verzoeker]/OM 02-006572-23”.
Deze beslissing is op 30 oktober 2023 gegeven door mr. R.J.H. de Brouwer, rechter, in tegenwoordigheid van mr. D. van Spelde, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 oktober 2023.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 533 en ex 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).