ECLI:NL:RBZWB:2023:7477

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 oktober 2023
Publicatiedatum
30 oktober 2023
Zaaknummer
23-008139
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning schadevergoeding ex artikel 530 Sv na sepot van strafzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 oktober 2023 uitspraak gedaan op een verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door verzoekster, die in een strafzaak werd verdacht van kindermishandeling. De strafzaak tegen haar is op 10 maart 2023 geseponeerd. Verzoekster heeft verzocht om een schadevergoeding voor gemaakte kosten, waaronder reiskosten en kosten voor rechtsbijstand. Tijdens de zitting op 16 oktober 2023 zijn de officier van justitie en de gemachtigd advocaat van verzoekster gehoord. Verzoekster was niet aanwezig, maar haar advocaat heeft aangevoerd dat de verdenking van kindermishandeling ongegrond was en dat verzoekster recht heeft op vergoeding van de kosten die zij heeft gemaakt.

De officier van justitie heeft echter betoogd dat de verzochte vergoeding in zijn geheel moet worden afgewezen, omdat de reiskosten niet onder artikel 530 Sv vallen en de kosten voor rechtsbijstand niet billijk zijn, gezien het feit dat de verdenking aan verzoekster zelf te wijten zou zijn. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de kosten voor rechtsbijstand van € 2.367,33 voldoende onderbouwd zijn en dat er geen reden is om te concluderen dat verzoekster de verdenking zelf heeft afgeroepen. De rechtbank heeft daarom dit bedrag toegewezen. De reiskosten van € 15,12 zijn afgewezen, omdat deze niet onder de reikwijdte van artikel 530 Sv vallen.

De rechtbank heeft ook een forfaitair bedrag van € 680,00 toegekend voor de kosten van de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer. Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toegewezen tot een totaalbedrag van € 3.047,33, waarvan een bedrag zal worden overgemaakt op naam van de advocaat van verzoekster. De beslissing is genomen in aanwezigheid van de griffier en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02-329494-21
rk-nummer: 23-008139
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 28 maart 2023, in de zaak:
[verzoekster]
geboren op [geboortedag] 1988 te [geboorteplaats] ([land])
wonende te [woonadres]
woonplaats kiezende ten kantore van mr. D. Marcus, Stationsstraat 44, 5121 ED Rijen.
Verzoekster is [verzoekster] voornoemd.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 2.367,33, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • € 15,12, voor vergoeding van reiskosten;
  • te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de kennisgeving sepot van 10 maart 2023;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
Op 16 oktober 2023 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie, mr. G. Smid, en mr. D. Marcus als gemachtigd advocaat van verzoekster gehoord. Verzoekster is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
Namens verzoekster is aangevoerd dat zij werd verdacht van kindermishandeling. De strafzaak tegen haar is op 10 maart 2023 geseponeerd. Verzoekster stelt dat zij de gerezen verdenking niet aan haarzelf te wijten heeft gehad en dat er daarom alle grond is haar een vergoeding toe te kennen voor de gemaakte kosten. Zij stelt reiskosten te hebben gemaakt naar het politiebureau en verzoekt daarvoor een vergoeding van € 15,12 toe te kennen. Verder stelt verzoekster kosten te hebben gemaakt voor rechtsbijstand en daarvoor verzoekt ze een vergoeding van € 2.367,33. Tot slot wordt een vergoeding voor de indiening en behandeling van het verzoekschrift verzocht.
In raadkamer heeft de advocaat aangevoerd dat verzoekster één van haar kinderen slechts één tik heeft gegeven en dat geen sprake is geweest van kindermishandeling. Het is niet redelijk en billijk om op basis van de verklaring van de kinderen te concluderen dat verzoekster de verdenking aan zichzelf te wijten heeft gehad.
De officier van justitie heeft in raadkamer gepersisteerd bij het schriftelijk standpunt dat de verzochte vergoeding in zijn geheel moet worden afgewezen. De verzochte reiskosten vallen niet onder de reikwijdte van artikel 530 Sv. Voor de kosten voor rechtsbijstand wijst de officier van justitie erop dat het gaat om een beleidssepot en dat verzoekster de verdenking aan haarzelf te wijten heeft gehad. Daardoor zijn er geen gronden van billijkheid aanwezig om een vergoeding toe te kennen. Daardoor komen ook de kosten voor het indienen en behandelen van het klaagschrift niet voor vergoeding in aanmerking.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand ter grootte van
€ 2.367,33is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank billijk voor. De rechtbank overweegt daartoe dat de verklaring van verzoekster dat zij één van haar kinderen wel eens een tik heeft gegeven, onvoldoende is om te concluderen dat zij de verdenking over zichzelf heeft afgeroepen. Het is ook onvoldoende om te concluderen dat zij het Openbaar Ministerie heeft misleid te denken dat de zaak tegen haar sterker was dan die daadwerkelijk was. De rechtbank zal het verzochte bedrag dan ook toewijzen.
De reiskosten in verband met het politieverhoor vallen niet onder de reikwijdte van artikel 530 Sv. De rechtbank zal het verzochte bedrag van € 15,12 dan ook afwijzen.
Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van
€ 680,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 3.047,33, bestaande uit:
- € 2.367,33 aan kosten van rechtsbijstand; en
- € 680,00 de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
wijst het verzoek voor het overige af;
bepaalt dat een bedrag van
€ 3.047,33zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Derdengelden Daniëls Marcus Van Reeven Advocaten, onder vermelding van “23-008139 [verzoekster]”.
Deze beslissing is op 30 oktober 2023 gegeven door mr. R.J.H. de Brouwer, rechter, in tegenwoordigheid van mr. D. van Spelde, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 oktober 2023.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).