ECLI:NL:RBZWB:2023:7471
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een beroep tegen de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2016
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst, die op 2 juni 2022 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2016 had opgelegd. De inspecteur had een belastbaar inkomen uit werk en woning vastgesteld op € 43.194, met een bijkomende belastingrente van € 262. Belanghebbende maakte bezwaar tegen deze aanslag, maar de inspecteur verklaarde het bezwaar ongegrond. Hierop volgde het beroep bij de rechtbank, die op 17 augustus 2023 de zaak behandelde.
De rechtbank onderzocht of de inspecteur het motiveringsbeginsel had geschonden. Belanghebbende was ontevreden over de opbouw van het te betalen bedrag en had vragen over de voorlopige aanslagen die aan de definitieve aanslag voorafgingen. De rechtbank concludeerde dat de inspecteur voldoende had gemotiveerd hoe het te betalen bedrag was vastgesteld, ondanks dat belanghebbende niet alle details van de berekening begreep. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van schending van het motiveringsbeginsel en dat de definitieve aanslag terecht was opgelegd.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, waardoor de aanslag in stand bleef. Belanghebbende moest het bedrag van € 4.011, inclusief belastingrente, betalen en kreeg geen griffierecht of proceskosten vergoed. De uitspraak werd gedaan door mr. V.A. Burgers en openbaar gemaakt op 30 oktober 2023.