ECLI:NL:RBZWB:2023:7470

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 oktober 2023
Publicatiedatum
30 oktober 2023
Zaaknummer
23-006454
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning schadevergoeding ex artikel 530 Sv na sepot van strafzaak

Op 30 oktober 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een verzoekschrift tot schadevergoeding op basis van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering. Het verzoekschrift was ingediend door een verzoeker die in 1984 geboren is en woonachtig is in Breda. De rechtbank ontving het verzoekschrift op 10 maart 2023, naar aanleiding van een strafzaak waarin de verzoeker werd verdacht van belaging, smaad en laster. Deze strafzaak werd op 2 maart 2023 geseponeerd, wat de aanleiding vormde voor het verzoek om schadevergoeding voor gemaakte kosten van rechtsbijstand.

Tijdens de behandeling op 16 oktober 2023 in de raadkamer, waren de officier van justitie, mr. G. Smid, en de advocaat van de verzoeker, mr. B.M.C.F. de Groen, aanwezig. De verzoeker zelf was niet verschenen. De advocaat heeft een vergoeding van € 3.993,00 gevraagd, plus bijkomende kosten voor de indiening en behandeling van het verzoekschrift. De officier van justitie heeft in raadkamer aangegeven dat de kosten voldoende onderbouwd zijn en dat het gevraagde bedrag kan worden toegewezen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de zaak is geëindigd zonder straf of maatregel en dat de rechtbank bevoegd is om het verzoek in behandeling te nemen. Op basis van artikel 530 Sv heeft de rechtbank besloten om de gevraagde schadevergoeding toe te kennen, omdat de kosten van rechtsbijstand voldoende zijn onderbouwd. De rechtbank heeft het verzoek tot toekenning van een vergoeding toegewezen tot een totaalbedrag van € 4.673,00, bestaande uit € 3.993,00 voor rechtsbijstand en € 680,00 voor de kosten van de indiening en behandeling van het verzoekschrift. Deze beslissing is genomen in aanwezigheid van de griffier, mr. D. van Spelde, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02-061791-23
rk-nummer: 23-006454
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 10 maart 2023, in de zaak:
[verzoeker]
geboren op [geboortedag] 1984 te [geboorteplaats] ([land])
wonende te [woonadres]
woonplaats kiezende ten kantore van mr. B.M.C.F. de Groen, advocaat te Breda op het adres Baronielaan 1, 4818 PA Breda.
Verzoeker is [verzoeker] voornoemd.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 3.993,00, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de kennisgeving sepot van 2 maart 2023;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
Op 16 oktober 2023 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie, mr. G. Smid, en mr. B.M.C.F. de Groen als gemachtigd advocaat van verzoeker gehoord. Verzoeker is behoorlijk opgeroepen maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
Namens verzoeker is aangevoerd dat hij werd verdacht van belaging, smaad en laster. De stafzaak tegen hem is op 2 maart 2023 geseponeerd. Verzoeker heeft kosten gemaakt voor rechtsbijstand en verzocht hiervoor een vergoeding toe te kennen van € 3.993,00, te vermeerderen met de forfaitaire vergoeding voor de indiening van het verzoekschrift en de behandeling in raadkamer.
Anders dan in de schriftelijke reactie heeft de officier van justitie zich in raadkamer op het standpunt gesteld dat de advocaat van verzoeker de kosten voor rechtsbijstand voldoende heeft onderbouwd en het gevraagde bedrag kan worden toegewezen.

2.De beoordeling

De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de voor het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand ter grootte van
€ 3.993,00is dan ook in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank billijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen. Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van
€ 680,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 4.673,00, bestaande uit:
- € 3.993,00 aan kosten van rechtsbijstand; en
- € 680,00 de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
bepaalt dat een bedrag van
€ 4.673,00zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden Gimbrère International Advocaten, onder vermelding van “20221449 [verzoeker] /OM”.
Deze beslissing is op 30 oktober 2023 gegeven door mr. R.J.H. de Brouwer, rechter, in tegenwoordigheid van mr. D. van Spelde, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 oktober 2023.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).