ECLI:NL:RBZWB:2023:7453

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 oktober 2023
Publicatiedatum
26 oktober 2023
Zaaknummer
AWB- 23_2669
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van zorgkantoor inzake aanvraag uitbetaling verantwoordingsvrije bedrag

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 oktober 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en Zilveren Kruis Zorgkantoor N.V. Eiser had in 2021 een persoonsgebonden budget (pgb) toegekend gekregen van € 11.492,35, met een verantwoordingsvrij bedrag van € 172,39. Eiser verzocht op 9 februari 2022 om uitbetaling van dit verantwoordingsvrije bedrag. Echter, op 4 juni 2022 heeft het zorgkantoor het pgb definitief vastgesteld op nihil. Eiser diende op 9 februari 2023 opnieuw een verzoek in voor uitbetaling van het verantwoordingsvrije bedrag, maar het zorgkantoor beschouwde deze aanvraag als een bezwaarschrift tegen het eerdere besluit van 4 juni 2022 en verklaarde dit bezwaar op 13 april 2023 niet-ontvankelijk wegens te late indiening.

Eiser ging tegen deze beslissing in beroep. Tijdens de zitting op 10 oktober 2023 werd duidelijk dat het zorgkantoor de brief van 9 februari 2023 ten onrechte als bezwaar had aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat de gemachtigde van eiser met deze brief een nieuwe aanvraag tot uitbetaling van het verantwoordingsvrije bedrag had willen indienen. De rechtbank concludeerde dat het zorgkantoor niet adequaat had gereageerd op deze aanvraag, wat leidde tot de conclusie dat het bestreden besluit niet kon standhouden. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en droeg het zorgkantoor op om alsnog een besluit te nemen op de aanvraag tot uitbetaling van het verantwoordingsvrije bedrag over 2021.

De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter L.P. Hertsig, met griffier B.C. van Sprundel-Thelosen aanwezig. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg het zorgkantoor op het betaalde griffierecht van € 50,00 aan eiser te vergoeden. Eiser en het zorgkantoor zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/2669

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

10 oktober 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

( [gemachtigde] ),
en

Zilveren Kruis Zorgkantoor N.V., verweerder.

Inleiding

Bij besluit van 3 februari 2022 heeft het zorgkantoor aan eiser een persoonsgebonden budget (pgb) voor het jaar 2021 toegekend ten bedrage van € 11.492,35. Het verantwoordingsvrije bedrag is daarbij vastgesteld op € 172,39.
Op 9 februari 2022 vraagt eiser om uitbetaling van het verantwoordingsvrije bedrag.
Op 4 juni 2022 heeft het zorgkantoor het pgb van eiser voor het jaar 2021 definitief berekend en vastgesteld op nihil.
Op 23 januari 2023 is de zorgovereenkomst van eiser met [bedrijf] B.V. alsnog goedgekeurd.
Op 9 februari 2023 vraagt eiser opnieuw om uitbetaling van het verantwoordingsvrije bedrag voor 2021. Deze brief is door het zorgkantoor aangemerkt als een bezwaarschrift tegen het besluit van 4 juni 2022.
Met het bestreden besluit van 13 april 2023 heeft het zorgkantoor het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaarschrift niet op tijd is ingediend en eiser hiervoor geen geldige reden heeft. Tegen dit besluit heeft eiser beroep ingesteld.
Het zorgkantoor heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 10 oktober 2023. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Het zorgkantoor heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam 1] en [naam 2] .
Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft de rechtbank meteen mondeling uitspraak gedaan.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het zorgkantoor de brief van 9 februari 2023 ten onrechte aangemerkt als bezwaar gericht tegen het besluit van 4 juni 2022.
Daartoe overweegt de rechtbank dat ter zitting duidelijk is geworden dat het zorgkantoor na het besluit van 4 juni 2022 alsnog een bedrag aan pgb heeft vastgesteld over 2021 en dit bedrag ook heeft uitbetaald aan eiser. Tevens is duidelijk geworden dat de gemachtigde van eiser de brief van 9 februari 2023 weliswaar ‘bezwaar’ noemt, maar dat hij heeft bedoeld (opnieuw) een aanvraag te doen tot uitbetaling van het verantwoordingsvrije bedrag over 2021. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt dit ook uit de inhoud van de brief van
9 februari 2023. Ten onrechte is het zorgkantoor niet ingegaan op die aanvraag.
Hieruit vloeit voort dat het bestreden besluit geen stand kan houden. Het beroep is gegrond. Het zorgkantoor zal alsnog een besluit op de aanvraag moeten nemen.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt het zorgkantoor op een besluit te nemen op de aanvraag tot uitbetaling van het verantwoordingsvrije bedrag over 2021;
  • draagt het zorgkantoor op het betaalde griffierecht van € 50,00 aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 10 oktober 2023 door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van B.C. van Sprundel-Thelosen, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden.