4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
feiten 1 en 2:
Op grond van de opgenomen bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk 90,8 gram MDMA, 57,2 gram cocaïne, 45,4 gram hennep en 14,8 gram hasj in zijn auto heeft vervoerd.
In de nacht van 24 april 2023 te Oisterwijk werd verdachte, die zijn Opel Corsa bestuurde, door twee politieagenten gecontroleerd. Bij deze controle overhandigde verdachte op twee opeenvolgende momenten telkens vijf joints. Naar aanleiding daarvan werd de auto van verdachte doorzocht en werd door de agenten in de kofferbak een tas aangetroffen, die uitpuilde van gripzakjes met diverse poeders, pillen, henneptoppen en witte en bruine substanties.
Nadat dit voertuig in beslag was genomen, werd het nader onderzocht. Onder verschillende delen van het middenconsole en de afdichting van de versnellingspook werden nog meer gripzakjes met hasj, XTC-pillen en witte poeders aangetroffen, evenals twee portemonnees met grote hoeveelheden contant geld. Dit betroffen bedragen van € 3.980,00 en € 2.845,00. Uit onderzoeken van het NFI volgt dat een deel van de pillen en poeders MDMA of cocaïne bevatten.
Verdachte heeft ter zitting erkend dat hij wist dat er drugs en contant geld in zijn auto aanwezig waren op het moment dat hij in de auto reed. Hij heeft aangegeven de drugs en de twee portemonnees met het geld zelf in zijn auto te hebben verstopt.
Verdachte heeft daarnaast verklaard dat hij destijds de drugs en het geld tijdelijk voor een andere persoon in bewaring had genomen. Hij zou de goederen eerder op de bewuste dag hebben ontvangen, vervolgens ergens in de bosjes hebben verstopt en nadat hij terugkwam uit Amsterdam en Rotterdam pas in zijn auto hebben gelegd. Deze laatste handeling was volgens hem kort voordat hij door de politie werd gecontroleerd. De spullen zou hij iets later op de ochtend aan de andere persoon teruggeven. Op die manier kon verdachte - volgens zijn eigen - zeggen bij die andere persoon een schuld vereffenen.
De rechtbank acht dit deel van verdachtes verklaring onaannemelijk en daarmee ongeloofwaardig. Zo is het niet logisch dat verdachte duizenden euro’s en drugs met een behoorlijke straatwaarde van een ander in handen krijgt, terwijl verdachte juist degene is die een schuld bij die ander moet inlossen. Verdachte heeft overigens ook geen gegevens van de andere betrokken persoon genoemd, zodat hij zijn verhaal oncontroleerbaar maakt.
Tevens is het niet aannemelijk dat iemand zoveel geld en drugs op een openbaar toegankelijke locatie in de bosjes verstopt. Door verdachte is ook niet aangewezen waar hij de spullen exact zou hebben verborgen.
Verder wordt het verhaal van verdachte ontkracht door de omstandigheid dat de drugs op twee verschillende plaatsen en op twee verschillende wijzen in de auto zijn weggelegd, namelijk verborgen onder de middenconsole en nagenoeg open en bloot in een tas in de kofferbak. Verdachte heeft pas ter zitting toegelicht dat hij op een bepaald ogenblik een deel van de drugs in de kofferbak heeft gelegd, omdat de gripzakjes “scheurden”. Nu op de foto van de in de kofferbak aangetroffen gripzakjes niet is te zien dat er zakjes zijn gescheurd of dat er losse pillen, henneptoppen of poeders zijn aangetroffen die uit een kapot zakje afkomstig kunnen zijn, acht de rechtbank deze verklaring niet geloofwaardig. Bovendien zijn grip- of sealzakken vervaardigd van stevig plastic, waardoor die zakken bij normaal gebruik niet snel scheuren.
Tot slot slaat de rechtbank acht op het feit dat verdachte kort na zijn staandehouding tegen de politie zou hebben verklaard: “ach ja het is een kat en muis spel, nu winnen jullie.”
De rechtbank gaat daarom niet mee in het relaas van verdachte, dat de drugs en het geld niet van hem zelf zouden zijn geweest.
De rechtbank concludeert dan ook tot een bewezenverklaring van de feiten 1 en 2.
feit 3:
Zoals hiervoor al is vermeld, zijn in de auto van verdachte twee portemonnees gevonden met daarin contante geldbedragen van € 3.980,00 en € 2.845,00. Verder is in het portier van de auto 39,70 euro aan muntgeld aangetroffen en in verdachtes broekzak bij zijn fouillering
€ 596,90 aan bankbiljetten en muntgeld. In totaal is dus € 7.461,60 aan contanten onder verdachte aangetroffen. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of bewezen kan worden dat een of meer van deze geldbedragen afkomstig zijn van enig misdrijf.
Nu geen verband kan worden gelegd tussen een concreet misdrijf en voornoemde bedragen kan worden gesteld dat, indien het geld van misdrijf afkomstig is, er geen gronddelict bekend is. De rechtbank zal daarom gebruik maken van het toetsingskader dat in het zogenaamde zes-stappen arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 11 januari 2013 (ECLI:NL:GHAMS:2013:BY8481) is opgenomen en in voorkomende gevallen wordt gehanteerd. Hieruit volgt dat het in de tenlastelegging opgenomen bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’ pas bewezen kan worden, als het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat de voorwerpen uit enig misdrijf afkomstig zijn. De feiten en omstandigheden
Naar het oordeel van de rechtbank kan worden vastgesteld dat de feiten en omstandigheden waaronder het geld is aangetroffen van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen. De portemonnees met duizenden euro’s cash lagen immers verstopt onder de middenconsole in een auto tussen meerdere gripzakjes drugs. Tevens bestond het geld uit de portemonnees en uit de kleding van verdachte uit verschillende en veel kleine coupures en werd het muntgeld apart gehouden, hetgeen kan duiden op (drugs)handel. Het fysiek vervoeren van grote bedragen in contanten op de openbare weg brengt bovendien een aanzienlijk veiligheidsrisico met zich mee.
Verklaring herkomst geldbedragen
Nu er sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen, ligt het op de weg van verdachte om een verklaring te geven over de herkomst van het geld. Uit het voormelde arrest is af te leiden dat een dergelijke verklaring concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk dient te zijn.
Verdachte heeft verklaard dat het geld in de portemonnees aan een andere persoon toebehoorde en dat hij dat tijdelijk voor die ander moest bewaren. Verdachte heeft geen personalia van die persoon kunnen of willen noemen of andere stukken overgelegd waaruit een legale herkomst kan blijken. De rechtbank heeft onder feit 1 en 2 al geconcludeerd, dat zij deze verklaring van verdachte over de herkomst van de drugs en het geld in de twee portemonnees ongeloofwaardig geacht. Controleerbaar is de verklaring ook niet omdat verdachte geen namen of verdere details geeft. Met zijn verklaring kan dan ook het vermoeden van witwassen niet worden weerlegd. Daarmee is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat de geldbedragen uit de twee portemonnees van in totaal
€ 6.825,00 - middellijk of onmiddellijk - uit enig misdrijf afkomstig is en dat verdachte dit ook wist.
Over het aangetroffen muntgeld in het portier heeft verdachte alleen gezegd dat dit geld niet van hem is.
Het geld in zijn kleding zou van verdachte zelf zijn, wat hij met hard werken heeft verdiend. Hij had dit geld op zak om onder meer cadeautjes te kopen vanwege het Suikerfeest. Verdachtes verklaring op dit punt is niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk.
Nader onderzoek door het openbaar ministerie
Nu het door verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het vervolgens op de weg van het openbaar ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het geld uit zijn broekzak en het muntgeld uit het portier van zijn auto.
De rechtbank stelt vast dat het openbaar ministerie geen nader onderzoek heeft verricht naar die geldbedragen. Daardoor kan niet met voldoende zekerheid worden uitgesloten dat die bedragen een legale herkomst hebben. De rechtbank zal verdachte daarom van dit deel van de tenlastelegging partieel vrijspreek en. Te meer nu ook de officier van justitie heeft verzocht verdachte voor dit deel in de tenlastelegging vrij te spreken.
Conclusie
De rechtbank acht het opzetwitwassen, zoals tenlastegelegd onder feit 3, wettig en overtuigend bewezen tot een bedrag van € 6.825,00. Voor het overige deel van het bedrag in de tenlastelegging wordt verdachte vrijgesproken.