ECLI:NL:RBZWB:2023:7435

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 oktober 2023
Publicatiedatum
26 oktober 2023
Zaaknummer
AWB- 22_5675
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de omgevingsvergunning voor het bouwen van een woning en de verhoging van de erfafscheiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de aan vergunninghoudster verleende omgevingsvergunning voor het bouwen van een woning aan de [adres] te [plaats 1]. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaats 1] had op 28 november 2022 een omgevingsvergunning verleend, waartegen eiser beroep aantekende. Tijdens de procedure heeft het college op 31 januari 2023 een tweede besluit genomen, waarin de erfafscheiding die in het eerste besluit was vergund, werd verhoogd. De rechtbank heeft het beroep op 2 augustus 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van het college en de vergunninghoudster aanwezig waren.

De rechtbank constateert dat het college in het tweede besluit de erfafscheiding heeft verhoogd tot 2,75 meter, wat aansluit bij de beroepsgrond van eiser die stelde dat de erfafscheiding vanwege zijn privacy in de slaapkamer verhoogd moest worden. De rechtbank legt uit dat, volgens artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht, het beroep van rechtswege ook betrekking heeft op het tweede besluit, tenzij partijen onvoldoende belang hebben. Aangezien het tweede besluit volledig tegemoetkomt aan de beroepsgrond van eiser, concludeert de rechtbank dat eiser geen procesbelang meer heeft bij de uitkomst van de procedure.

Daarom verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat de zaak niet inhoudelijk wordt beoordeeld. Wel moet het college het griffierecht van € 184,00 aan eiser vergoeden, omdat de oorspronkelijk vergunde erfafscheiding hangende beroep is verhoogd. Eiser krijgt echter geen vergoeding van zijn proceskosten, omdat er geen sprake is van kosten door een derde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/5675 WABO

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 oktober 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats 1] , eiser,

en

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaats 1] , college,

( [gemachtigde] ).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [vergunninghoudster] B.V. uit [plaats 2] , vergunninghoudster,
(gemachtigde: mr. drs. E.G.M. Huisman).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de aan vergunninghoudster, bij besluit van 28 november 2022 (bestreden besluit I), verleende omgevingsvergunning voor het bouwen van een woning aan de [adres] te [plaats 1] (perceel). Hangende beroep heeft het college bij besluit van 31 januari 2023 (bestreden besluit II) een omgevingsvergunning verleend voor het verhogen van de in het bestreden besluit I vergunde erfafscheiding. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 2 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van het college, vergezeld door ing. [naam] , vergunninghoudster en de gemachtigde van vergunninghoudster.
1.2.
Bij sluiting van het onderzoek op zitting heeft de rechtbank meegedeeld binnen zes weken uitspraak te doen. De rechtbank heeft deze termijn niet gehaald en partijen bericht zes weken later uitspraak te doen.

Beoordeling door de rechtbank

Procesbelang
2. De rechtbank stelt vast dat het college in het bestreden besluit II de in het bestreden besluit I vergunde erfafscheiding heeft verhoogd tot 2,75 meter. Gelet op het bepaalde in artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft het beroep van rechtswege ook betrekking op het bestreden besluit II, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben.
3. Eiser voert als enige beroepsgrond aan dat de in het bestreden besluit I vergunde erfafscheiding vanwege zijn privacy in zijn slaapkamer verhoogd moet worden. Vergunninghoudster heeft op 20 januari 2023 een omgevingsvergunning aangevraagd om de in het bestreden besluit I vergunde erfafscheiding te mogen verhogen. Het college heeft in het bestreden besluit II de aangevraagde verhoogde erfafscheiding vergund. De rechtbank ziet hierin aanleiding om te beoordelen of eiser nog procesbelang heeft bij de uitkomst van deze procedure.
3.1
Procesbelang is het belang dat een belanghebbende heeft bij de uitkomst van een procedure [1] . Het gaat er daarbij om of het doel, dat de belanghebbende voor ogen staat, met het rechtsmiddel kan worden bereikt en voor de belanghebbende van feitelijke betekenis is. De rechtbank constateert dat het bestreden besluit II volledig tegemoet komt aan de beroepsgrond van eiser. Eiser heeft hierover geen nadere gronden ingediend en de rechtbank is niet gebleken dat eiser niet volledig tegemoetgekomen is. Nu eiser zijn doel – waarvoor hij beroep heeft ingesteld – al bereikt heeft door het nemen van het bestreden besluit II heeft de beroepsprocedure voor hem geen feitelijke betekenis meer.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt dus de zaak niet inhoudelijk. Het college moet wel het griffierecht aan eiser vergoeden. Dit omdat de oorspronkelijk vergunde erfafscheiding hangende beroep is verhoogd overeenkomstig de beroepsgrond van eiser. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten, omdat er geen sprake is van kosten door een derde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- bepaalt dat college het griffierecht van € 184,00 aan eiser moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan op 25 oktober 2023 door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J.E. Loontjens, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

1.Bijvoorbeeld AbRS 28 januari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:219 en AbRS 9 oktober 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3415.