ECLI:NL:RBZWB:2023:7435
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen de omgevingsvergunning voor het bouwen van een woning en de verhoging van de erfafscheiding
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de aan vergunninghoudster verleende omgevingsvergunning voor het bouwen van een woning aan de [adres] te [plaats 1]. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaats 1] had op 28 november 2022 een omgevingsvergunning verleend, waartegen eiser beroep aantekende. Tijdens de procedure heeft het college op 31 januari 2023 een tweede besluit genomen, waarin de erfafscheiding die in het eerste besluit was vergund, werd verhoogd. De rechtbank heeft het beroep op 2 augustus 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van het college en de vergunninghoudster aanwezig waren.
De rechtbank constateert dat het college in het tweede besluit de erfafscheiding heeft verhoogd tot 2,75 meter, wat aansluit bij de beroepsgrond van eiser die stelde dat de erfafscheiding vanwege zijn privacy in de slaapkamer verhoogd moest worden. De rechtbank legt uit dat, volgens artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht, het beroep van rechtswege ook betrekking heeft op het tweede besluit, tenzij partijen onvoldoende belang hebben. Aangezien het tweede besluit volledig tegemoetkomt aan de beroepsgrond van eiser, concludeert de rechtbank dat eiser geen procesbelang meer heeft bij de uitkomst van de procedure.
Daarom verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat de zaak niet inhoudelijk wordt beoordeeld. Wel moet het college het griffierecht van € 184,00 aan eiser vergoeden, omdat de oorspronkelijk vergunde erfafscheiding hangende beroep is verhoogd. Eiser krijgt echter geen vergoeding van zijn proceskosten, omdat er geen sprake is van kosten door een derde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent.