ECLI:NL:RBZWB:2023:742

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 februari 2023
Publicatiedatum
8 februari 2023
Zaaknummer
02.025714.23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beslissing RC
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing tot machtiging voor ontruiming van een woonhuis en bijbehorende loodsen in Steenbergen

Op 3 februari 2023 heeft de rechter-commissaris in de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beslissing genomen op de vordering van de officier van justitie tot machtiging voor ontruiming van een woonhuis en bijbehorende loodsen in de gemeente Steenbergen. De vordering was ingediend op 31 januari 2023 en betrof de woning en loodsen die eigendom zijn van de gemeente Steenbergen. De bewoners, waaronder de verdachte, hebben verklaard dat zij sinds eind 2022 in het pand verblijven, maar de gemeente heeft hen geen toestemming gegeven om daar te wonen. De rechter-commissaris heeft de bewoners gehoord en de situatie beoordeeld, waarbij werd gekeken naar de belangen van de gemeente en de bewoners. De gemeente heeft een gerechtvaardigd belang bij ontruiming, omdat zij plannen heeft voor de ontwikkeling van het gebied en de panden. De rechter-commissaris heeft vastgesteld dat er geen uitzonderlijke omstandigheden zijn die het huisrecht van de bewoners boven het belang van de gemeente zouden moeten stellen. De vordering tot ontruiming is gedeeltelijk toegewezen, waarbij de bewoners de tijd is gegeven om te ontruimen, maar de grote loods is uitgesloten van de ontruiming.

Uitspraak

Rechtbank Zeeland-West-Brabant
rechter-commissaris in strafzaken
zittingsplaats Breda
parketnummer(s) : 02.025714.23
datum : 3 februari 2023
Beslissing op een vordering tot machtiging bevel verwijderen personen en goederen
(artikel 551a Wetboek van Strafvordering)
In de strafzaak tegen de verdachte(n):
[verdachte]
geboren op [geboortedag 1] 1985 te [geboorteplaats 1]

en/of

één of meer vooralsnog onbekend gebleven personen.

Procedure

De officier van justitie heeft op 31 januari 2023 schriftelijk gevorderd dat de rechter-commissaris de bovengenoemde machtiging verleent.
De officier van justitie heeft ter onderbouwing van de vordering een proces-verbaal van aangifte met bijlagen overgelegd van Politie eenheid Zeeland-West-Brabant met kenmerk PL2000-2023001381-2 van 2 januari 2023 en diverse aanvullende stukken.
De vordering heeft betrekking op de woning gelegen aan de [adres 1] (gemeente Steenbergen) en daarbij gelegen loodsen, eigendom van de gemeente Steenbergen ( [adres 2] ), alsmede alle voorwerpen die ter plaatse worden aangetroffen.
De in de vordering genoemde [verdachte] is samen met [medebewoner] (geboren op [geboortedag 2] 1986 te [geboorteplaats 2] ) door de rechter-commissaris op 2 februari 2023 gehoord. Zij verklaarden dat zij voor zichzelf spreken, maar ook de belangen van de overige bewoners vertegenwoordigen.
De rechter-commissaris heeft de bewoners de cautie gegeven.

Beoordeling

Verdenking van een strafbaar feit
Het pand aan het [adres 1] betreft een woonhuis (kadastraal bekend onder gemeente Steenbergen [kadastrale aanduiding] ). Ten westen van dit woonhuis staat een kleine loods en ten oosten een grote loods. De vordering betreft deze drie panden. [verdachte] en [bewoners] (hierna aangeduid als ‘de bewoners’) betwisten niet dat deze panden eigendom van de gemeente zijn.
De bewoners hebben verklaard dat zij hun intrek hebben genomen in het woonhuis en de kleine loods. In de loods verblijven zij onder meer in een camper en caravan. Zij ontkennen dat zij de grote loods in gebruik hebben. Dit wordt bevestigd door de gegevens uit het rapport van het locatiebezoek op 28 december 2022 (bijlage bij de aangifte) waarin staat dat deze grote loods is verhuurd en niet in gebruik is bij de bewoners.
De bewoners hebben verklaard dat zij met een groep van 15 tot 20 personen zijn. Enkele van deze personen (waaronder [verdachte] ) staan op het [adres 1] ingeschreven. Zij hebben verklaard dat de eerste personen omstreeks 20 december 2022 hun intrek in het pand hebben genomen en dat zij de gemeente en de politie kort daarop daarover hebben geïnformeerd. Dat betekent dat de bewoners nu ruim zes weken in de woning en kleine loods verblijven. De bewoners hebben verklaard dat vooraf geen overleg is gevoerd met de gemeente en bevestigen dat de gemeente niet heeft ingestemd met hun verblijf.
De bewoners hebben bevestigd dat zij eind 2022 een brief hebben ontvangen waarin hen is aangezegd te vertrekken. Tevens bevestigen zij dat enkele dagen later een deurwaarder een vergelijkbare brief heeft bezorgd. Deze brieven hebben de bewoners niet bewogen om de panden te verlaten. Ook de aankondiging van onderhavige procedure heeft er niet tot geleid dat er bewoners uit de panden zijn vertrokken.
Uit het voorgaande blijkt dat de in de vordering genoemde personen als verdachte kunnen worden aangemerkt van een misdrijf als omschreven in artikel 138a Wetboek van Strafrecht (kraken). De bewoners erkennen dat zij op enig moment zullen moeten vertrekken.
Belangenafweging
De rechter-commissaris dient te beoordelen of er uitzonderlijke omstandigheden zijn die ertoe nopen het huisrecht van de bewoners te laten prevaleren boven het kraakverbod.
In de eerste plaats is er een belang van openbare orde, te weten het beëindigen van strafbare feiten.
Het belang van de gemeente is om vrij te kunnen beschikken over haar eigendom. De bewoners hebben verklaard niet te willen vertrekken voor leegstand, maar uit de aanvullende informatie van de gemeente blijkt dat zij een concrete bestemming heeft voor het gebied en de betreffende panden. De panden liggen naast het terrein van de oude vesting Fort Henricus. De gemeente Steenbergen werkt samen met Natuurmonumenten en het Waterschap om deze historische locatie meer zichtbaar te maken en er (deels) een recreatieve functie aan te geven. De aanbesteding hiervoor is in september 2022 gestart en zou in het voorjaar van 2023 afgerond moeten worden. De plannen behelzen sloop van de kleine loods (die ook volgens de bewoners in zeer slechte staat is) en mogelijk ook de woning. Dit is afhankelijk van de definitieve invulling. De sloop zou moeten plaatsvinden voor 15 maart 2023 wegens de start van het broedseizoen. Het is aannemelijk dat hier veel tijd mee is gemoeid, omdat er asbest in het dak van de kleine loods is aangetroffen. Het is dan ook niet aannemelijk dat de panden lang ongebruikt leeg zullen blijven staan.
De gemeente heeft voorts zorgen geuit over de veiligheid, onder meer vanwege mogelijke gebreken aan elektra, vanwege de brandveiligheid, de hygiëne en drugsgebruik in het pand. Hierdoor zouden de panden niet geschikt zijn voor bewoning. De bewoners weerspreken dat sprake is van een gevaarlijke situatie, maar bevestigen wel dat zowel de kleine loods als het woonhuis in slechte staat zijn. Zo functioneert de riolering niet en hebben de bewoners daarom een mobiel toilet laten plaatsen. De rechter-commissaris acht de zorgen over de leefbaarheid ter plaatse gegrond.
Ten slotte bestaan er bij de gemeente en/of het openbaar ministerie zorgen voor overlast. Een deel van de bewoners zou afkomstig zijn van een pand in Standdaarbuiten waar veel overlast zou zijn geweest. De bewoners stellen dat sprake was van onterechte negatieve beeldvorming over de bewoning in [plaats] en dat personen die overlast zouden hebben gegeven, niet mee zijn gegaan naar het pand in [adres 1] . De rechter-commissaris stelt vast dat voor wat betreft het pand in [adres 1] (dat overigens vrij afgelegen ligt) tot op heden kennelijk geen sprake is geweest van overlast. De zorgen hierover komen daardoor niet veel gewicht toe.
Tegenover de belangen van de gemeente staan de belangen van de bewoners om ergens te kunnen wonen. De rechter-commissaris acht aannemelijk dat de bewoners na ontruiming op straat zullen komen te staan. Door een gebrek aan voldoende betaalbare woonruimte en lange wachtlijsten voor sociale huurwoningen is het vinden van een woning in deze tijd bijzonder moeilijk. [verdachte] en [bewoners] hebben desgevraagd verklaard dat een antikraak-woning voor hen geen optie is, omdat zij een huisdier hebben en deze bij antikraak-woningen niet toegestaan zijn. [verdachte] heeft verklaard dat, indien zij geen inschrijfadres meer heeft, zij haar WMO-indicatie kan verliezen. [bewoners] heeft verklaard dat het lastig kan zijn om zijn baan te behouden als hij geen vaste woonplek meer heeft.
De rechter-commissaris overweegt dat de persoonlijke omstandigheden van iedere bewoner vermoedelijk anders zullen zijn en dat de gevolgen dan ook niet voor iedere bewoner hetzelfde zullen zijn. Voor alle bewoners is wel aannemelijk dat het op korte termijn verliezen van woonplek zeer ingrijpend kan zijn en ook vergaande consequenties kan hebben op andere aspecten van iemands leven. Hierbij wordt wel opgemerkt dat de bewoners pas enkele weken in het pand verblijven en van meet af aan weten dat hun verblijf daar wederrechtelijk en vermoedelijk tijdelijk is.
De rechter-commissaris is van oordeel dat de gemeente en het openbaar ministerie een gerechtvaardigd belang hebben bij ontruiming van de panden op korte termijn. De rechter-commissaris wil niets afdoen aan het gewicht van de aangevoerde persoonlijke belangen van de bewoners bij voortzetting van het gebruik, maar deze zijn niet anders dan de belangen die al door de wetgever in algemene zin zijn meegewogen bij het opstellen van artikel 551a Wetboek van Strafvordering. Er zijn geen zodanig uitzonderlijke omstandigheden aangevoerd die meebrengen dat een zwaarder gewicht moet worden toegekend aan het belang van de bewoners dan aan het belang bij ontruiming. Dit betekent dat de vordering van de officier van justitie tot het verlenen van een machtiging voor ontruiming wordt toegewezen.
Omschrijving panden en onruimingstermijn
De rechter-commissaris zal de ontruiming toewijzen voor de woning en de kleine loods ten westen van de woning. Het is niet aannemelijk geworden dat de bewoners de grote loods ten oosten van de woning in gebruik hebben. Evenmin zijn er concrete aanwijzingen dat er bij de bewoners plannen zouden bestaan deze loods, die bij door een ander wordt gehuurd voor het stallen van landbouwvoertuigen, in gebruik te nemen.
De bewoners hebben verklaard dat zij zeker wel een maand nodig hebben om te ontruimen. De meeste tijd zou echter nodig zijn voor het vinden van andere woonruimte. Dit belang is echter reeds meegenomen in de bovenstaande belangenafweging. Het is niet gebleken dat de feitelijke ontruiming door de bewoners zelf zoveel tijd in beslag zou nemen dat hiervoor een termijn geboden zou moeten worden.

Beslissing

De rechter-commissaris:
- wijst de vordering gedeeltelijk toe;
- machtigt de officier van justitie overeenkomstig de vordering om opsporingsambtenaren te bevelen alle personen die wederrechtelijk vertoeven in/op het woonhuis en erf gelegen aan de
[adres 1] , gemeente Steenbergen ( [kadastrale aanduiding] ) en de ten westen van deze woning gelegen kleine loods, alsmede alle voorwerpen die ter plaatse worden aangetroffen, te verwijderen of te doen verwijderen;
- wijst de vordering voor het overige af, te weten ten aanzien van de grote loods ten oosten van bovengenoemde woning.
Deze beslissing is op 3 februari 2023 genomen door mr. S. van der Burgh, rechter-commissaris.