ECLI:NL:RBZWB:2023:7415

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 oktober 2023
Publicatiedatum
25 oktober 2023
Zaaknummer
9730373 CV EXPL 22-701 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Borm
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herwaardering en indeling van functie teamleider CSA na fusie ziekenhuizen met betrekking tot functiewaardering en goed werkgeverschap

In deze zaak gaat het om een geschil tussen [eiser01], werkzaam als teamleider bij Stichting Bravis Ziekenhuis, en haar werkgever over de herindeling van haar functie na een fusie van ziekenhuizen. [eiser01] stelt dat zij ongelijk is behandeld en dat haar functie met terugwerkende kracht in een hogere functiegroep moet worden geplaatst. De kantonrechter oordeelt dat de vorderingen van [eiser01] niet toewijsbaar zijn. De rechter benadrukt dat de werkgever binnen de grenzen van het functiewaarderingssysteem moet blijven en dat er een zekere beleidsvrijheid is bij het nemen van beslissingen over functiewaardering. De rechter onderzoekt of de werkgever in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen en of de procedurele eisen zijn nageleefd. De kantonrechter concludeert dat Bravis niet in strijd met het beginsel van goed werkgeverschap heeft gehandeld door de functie van [eiser01] niet in een hogere functiegroep in te delen. De vorderingen van [eiser01] worden afgewezen, en zij wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Bergen op Zoom
Zaaknummer: 9730373 \ CV EXPL 22-701
Vonnis van 18 oktober 2023
in de zaak van
[eiser01],
te [plaats01] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser01] ,
gemachtigde: mr. M.J.M. Jansen-van Beek,
tegen
STICHTING BRAVIS ZIEKENHUIS,
te Roosendaal,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Bravis,
gemachtigde: mr. D. den Heeten.

1.De zaak in het kort

1.1.
[eiser01] is werkzaam bij Bravis als [functie01] . Het geschil tussen partijen betreft de herindeling van haar functie. Volgens [eiser01] is sprake van ongelijke behandeling en is Bravis gehouden haar functie met terugwerkende kracht in een hogere functiegroep te plaatsen. De kantonrechter is van oordeel dat de vorderingen van [eiser01] niet toewijsbaar zijn. Dat oordeel wordt hierna toegelicht.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 29 juni 2022;
- het productieoverzicht en de aanvullende producties 18-22 van [eiser01] ;
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van 12 januari 2023 en de ter zitting namens partijen voorgedragen en overgelegde spreekaantekeningen;
- de conclusie van repliek met producties 23 tot en met 29;
- de conclusie van dupliek.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
Bravis is op 1 januari 2015 ontstaan uit een fusie van het Lievensberg ziekenhuis in Bergen op Zoom en het Franciscus ziekenhuis in Roosendaal. [eiser01] is op 10 maart 2003 bij een rechtsvoorganger van Bravis in dienst getreden. Zij is sinds oktober 2014 werkzaam als [functie01] op de [afdeling] .
3.2.
Op de arbeidsovereenkomst is de cao Ziekenhuizen (hierna: de cao) van toepassing. In artikel 7.1.1. van de cao is bepaald dat een functie overeenkomstig het Protocol FunctieWaardering Gezondheidszorg in bijlage C bij de cao (hierna: het Protocol FWG) met behulp van het FWG-systeem wordt ingedeeld in een van de functiegroepen 5 tot en met 80 en op basis van die indeling wordt ingeschaald in een van de gelijkluidende salarisschalen. Het FWG-systeem is blijkens artikel 1.1.1. onder g van de cao ‘het vigerende computerondersteunde systeem FWG 3.0® voor functiewaardering ten behoeve van zorginstellingen’. Het indelingsproces is nader beschreven in de Handleiding Indelen met FWG 3.0 (hierna: de Handleiding FWG).
3.3.
Bravis heeft per 1 januari 2016 de indeling en aansturing van de zorgeenheden gewijzigd. [eiser01] is hierover geïnformeerd bij brief van 20 november 2015, waarin onder meer staat dat er in de nieuwe structuur twee functies met leidinggevende bevoegdheden zijn, namelijk zorgmanager en [functie01] , dat per zorgeenheid per 1 januari 2016 de zorgmanagers en per 1 april 2016 de teamleiders worden benoemd, dat de functie van [eiser01] per 1 april 2016 komt te vervallen en dat de functie van [functie01] volgens de nieuwe structuur een gelijkwaardige functie is. [eiser01] is vervolgens per 1 april 2016 herplaatst in de functie van [functie01] volgens de nieuwe structuur. Bij brief van 1 mei 2016 heeft Bravis haar in verband met deze benoeming
“in de functie van [functie01] , werkzaam binnen de [zorgeenheid] ”een gewijzigde arbeidsovereenkomst gezonden, met de toelichting dat het FWG-systeem op grond van de scores op de gezichtspunten het indelingsadvies functiegroep 50 gaf, maar op grond van de kaderteksten en de nadere toelichting daarop is besloten haar functie in te delen in FWG functiegroep 55.
3.4.
Naast [eiser01] als [functie01] [afdeling] zijn er binnen de [zorgeenheid] vier teamleiders OK werkzaam.
3.5.
Bij brief van 14 februari 2020 heeft Bravis aan [eiser01] meegedeeld dat
“een functiebeschrijving voor teamleiders werkzaam op de afdeling Dialyse, IC, SEH, OK en Revalidatie ( [functie01] zorg A)”en
“een functiebeschrijving voor de teamleiders werkzaam op de overige afdelingen ( [functie01] zorg B)”is opgesteld, dat deze te vinden zijn op het documentbeheersysteem van Bravis (hierna: i-prova) en dat
“de functiebeschrijving [functie01] zorg A wordt ingedeeld in FWG 60”en
“de functiebeschrijving [functie01] zorg B wordt ingedeeld in FWG 55”, met als peildatum 1 januari 2018
.
In ’Functiebeschrijving [functie01] zorg A’ (hierna: beschrijving A) staat het volgende:
Functiebeschrijving [functie01] zorg A, versie februari 2020 (concept)
Deze functiebeschrijving is van toepassing op de functie van:
• [functie01] Dialyse
• [functie01] IC
• [functie01] OK
• [functie01] Revalidatie
• [functie01] SEH
Waarvoor ben ik aangenomen (doel) en binnen welke kaders ben ik werkzaam? (organisatorische context)
De [functie01] Zorg A geeft direct leiding aan de medewerkers van de afdeling. Is verantwoordelijk voor de dagelijkse en operationele aansturing van het zorgproces. Werkt in meerdere of mindere mate mee in de uitvoering van de werkzaamheden op de afdeling, is zichtbaar en tevens aanspreekpunt voor de medewerkers.
De [functie01] Zorg A ontvangt leiding van de zorgmanager (primaire zorgeenheden) of bedrijfskundig manager (medisch ondersteunende eenheden), verder manager. Het Bravis Ziekenhuis is een algemeen ziekenhuis voor de regio Westelijk Noord Brabant. Medewerkers worden geacht te werken volgens de missie, de visie en de kernwaarden van de organisatie.
(…)
Wat moet ik bereiken? (Resultaatgebieden) Wat kan ik doen om de doelen te bereiken? (Activiteiten)
(…) (…)
Functie-eisen / gezichtspunten
De hieronder beschreven functie-eisen zijn gerelateerd aan de leidinggevende werkzaamheden.Voor de functie geldt tevens dat de medewerker beschikt over hetzelfde inhoudelijke kennisniveau (basis - of vervolgopleiding) als de medewerkers waaraan (hoofdzakelijk) leiding wordt gegeven.[onderstreping ktr.]
(…)”
‘Functiebeschrijving [functie01] ’ zorg B (hierna: beschrijving B) luidt als volgt:
Functiebeschrijving [functie01] zorg B, versie februari 2020 (concept)
Deze functiebeschrijving is van toepassing op de functie van:
• [functie01] klinische afdelingen en/of poliklinische afdelingen
Waarvoor ben ik aangenomen (doel) en binnen welke kaders ben ik werkzaam? (organisatorische context)
[volgt dezelfde beschrijving als in de functiebeschrijving [functie01] zorg A; opm. ktr.]
Wat moet ik bereiken? (Resultaatgebieden) Wat kan ik doen om de doelen te bereiken? (Activiteiten)
[volgt dezelfde beschrijving als in de functiebeschrijving [functie01] zorg A; opm. ktr.]
Functie-eisen / gezichtspunten
De hieronder beschreven functie-eisen zijn gerelateerd aan de leidinggevende werkzaamheden.Voor de uitvoerende (meewerk) werkzaamheden zijn de functie-eisen van toepassing van de functie die als zodanig wordt uitgeoefend.[onderstreping ktr.]
[volgt dezelfde beschrijving van de 9 functie-eisen/gezichtspunten als in de functiebeschrijving [functie01] zorg A; opm. ktr.]
In de brief van 14 februari 2020 is voorts aan [eiser01] meegedeeld dat beschrijving B op haar functie van toepassing is, dat zij de mogelijkheid heeft om tegen de inhoud van deze voorlopige functiebeschrijving bezwaar te maken, dat de functies na de bezwaarfase worden gewaardeerd en dat dan een FWG indelingsvoorstel zal volgen, met de mogelijkheid om daartegen bezwaar te maken.
3.6.
[eiser01] heeft op 12 maart 2020 een “
Bezwaarschrift functie-indeling”ingediend, waarin staat dat zij bezwaar maakt tegen
“de indeling en de functieomschrijving van [functie01] zorg B”, met als toelichting:
“- Ik voldoe aan de door u gestelde functiebeschrijving voor [functie01] zorg A op de afdeling OK;
Ik al sinds 2016 in deze rol mee-werk op de afdeling OK met als aandachtsveld [afdeling] ;
- Binnen onze regio meerdere (zeker 5) collega’s zijn die ingedeeld zijn in FWG 60.”
3.7.
Bravis heeft aan [eiser01] meegedeeld dat haar functie voorlopig is ingedeeld in functiegroep 55, bij brief van 23 april 2020 luidende als volgt:
“Eerder ontving u van ons een nieuwe functiebeschrijving. U heeft kenbaar gemaakt dat u van mening bent dat voor u de functiebeschrijving van [functie01] zorg A van toepassing is. Op korte termijn vindt daarover met u een gesprek plaats. U ontvangt, zoals alle andere teamleiders nu van ons het voorstel FWG indeling voor de aan u aangeboden functiebeschrijving.
(…)
Met behulp van het FWG-systeem is de waardering en indeling van de functie bepaald. Dit heeft geleid tot een voorlopig besluit tot (her)indeling van de functie in FWG 55. In de bijlage vindt u de scores op de gezichtspunten en de onderliggende motivatie van het voorlopig besluit.
In uw situatie betekent het dat uw indeling en uw salaris ongewijzigd blijven.
U heeft de mogelijkheid om binnen 30 dagen na ontvangst van deze brief bezwaar te maken tegen het voorlopig besluit tot (her)indeling. (…)”
Het aan [eiser01] aangeboden indelingsvoorstel ‘Ontwerp [functie01] zorg B’ luidt:
“Categorie: Primair proces
Directe ondersteuning primair proces
Management
(…)
Niveau-indicatie: 55
Indeling: 55
Functie-eisenpatroon: Ke Ze So Ri Uv Bv Op Ov In
G G H G D D E E D
b a
b b
b a
b a a
Vergelijkbare functies
Door het systeem gevonden functies
55 Bedrijfsleider assemblagekeuken G G H G D A E E B
55 Gezinsmaatschappelijk werker G G H F D A E E C
55 Hoofd functieafdeling G G H G C A E D B
55 Hoofd verpleegunit G G H G C A E E B
55 Hoofdanalist klinisch chemisch laboratorium G G H F C C E E B
55 Manager thuiszorg G G H G C A E E B
55 Psychomotorisch therapeut G G H F D C E D D
55 Sociaalpsychiatrisch verpleegkundige G G H F D B E E C
60 Hoofd fysiotherapie G G H G C F E E D
60 Physician assistant orthopedie H G H G D E E E D
Motivatie
Op basis van de functiebeschrijving en functie eisenpatroon worden de scores per gezichtspunt bepaald. Hierdoor komt het bovenstaande functie eisenpatroon tot stand. In de functie van [functie01] zorg B is sprake van het in meer of mindere mate meewerken op de afdeling in de patiëntenzorg. Dit leidt volgens het FWG systeem tot niveau indicatie FWG 55.
Vergelijking met ijkfuncties en kaderteksten:
De functie van [functie01] zorg B is vergelijkbaar met de ijkfunctie Hoofd verpleegunit FWG 55 ten aanzien van de taken en verantwoordelijkheden. De hogere scores op Uitdrukkingsvaardigheid, Bewegingsvaardigheid en Inconveniënten wijken af vanwege het meewerken in de patiëntenzorg. Deze vergelijking ondersteunt, met inachtneming van deze hogere scores, een indeling in FWG 55. Onderstaande kadertekst Leidinggevende zorg sluit hierbij aan.
Conclusie: gelet op de vergelijking met de ijkfunctie Hoofd verpleegunit FWG 55, de gemotiveerde hogere scores op de drie gezichtspunten en de kadertekst Leidinggevende zorg is een indeling in FWG 55 gerechtvaardigd.
(…)”
Het functie-eisenpatroon betreft de negen functie-eisen/gezichtspunten Kennis, Zelfstandigheid, Sociale vaardigheden, Risico's/verantwoordelijkheid/invloed, Uitdrukkingsvaardigheid, Bewegingsvaardigheid, Oplettendheid, Overige functie-eisen en Inconveniënten (hierna: de gezichtspunten). Het gezichtspunt Inconveniënten is onderverdeeld in de vier aspecten fysieke belasting, psychische belasting, bezwarende werkomstandigheden en risico op persoonlijk letsel.
3.8.
Het indelingsvoorstel ‘Ontwerp [functie01] zorg A’ luidt:
“Categorie: Primair proces
Management
(…)
Niveau-indicatie: 60
Indeling: 60
Functie-eisenpatroon: Ke Ze So Ri Uv Bv Op Ov In
G G H G D E F E E
b c
b b
b a
b a a
Vergelijkbare functies
Door het systeem gevonden functies
55 Hoofd medisch-instrumentele dienst G G G F D D E E C
55 Hoofdanalist klinisch chemisch laboratorium G G H F C C E E B
55 Klinisch verloskundige G G G F D D F E D
55 Psychomotorisch therapeut G G H F D C E D D
55 Sedatiepraktijk specialist G G F F C E F D E
55 Sociaalpsychiatrisch verpleegkundige G G H F D B E E C
55 Verpleegkundige IC brandwonden G F H E C E F E F
60 Basisarts H H H G D D F F D
60 Hoofd fysiotherapie G G H G C F E E D
60 Physician assistant orthopedie H G H G D E E E D
Motivatie
Op basis van de functiebeschrijving en functie eisenpatroon worden de scores per gezichtspunt bepaald. Hierdoor komt het bovenstaande functie eisenpatroon tot stand. In de functie van [functie01] zorg A is sprake van het in meer of mindere mate meewerken op de afdeling in de patiëntenzorg. Dit leidt volgens het FWG systeem tot niveau indicatie FWG 60.
Vergelijking met ijkfuncties en kaderteksten:
De functie van [functie01] zorg A is vergelijkbaar met de ijkfunctie Hoofd verpleegunit FWG 55 ten aanzien van de taken en verantwoordelijkheden. De hogere scores op Uitdrukkingsvaardigheid, Bewegingsvaardigheid, Oplettendheid en Inconveniënten wijken af vanwege het meewerken in de patiëntenzorg. Deze vergelijking ondersteunt, met inachtneming van deze hogere scores, een indeling in FWG 60. Onderstaande kadertekst Leidinggevende zorg sluit hierbij aan voor wat betreft het leidinggevende aspect.
Conclusie: gelet op de vergelijking met de ijkfunctie Hoofd verpleegunit FWG 60, de gemotiveerde hogere scores op de drie gezichtspunten en de kadertekst Leidinggevende zorg is een indeling in FWG 60 gerechtvaardigd.
(…)”
3.9.
[eiser01] heeft bezwaar gemaakt tegen de voorlopige indeling van haar functie in FWG 55, waarna de Interne Bezwaren Commissie FWG (hierna: de IBC) op 30 juli 2020 een advies heeft uitgebracht, waarin onder meer is overwogen:
“In de Functiebeschrijving [functie01] Zorg B staat op pagina 3 onder het hoofdstuk Functie­eisen / Gezichtspunten de tekst:
"Voor de uitvoerende (meewerk) werkzaamheden zijn de functie-eisen van toepassing van de functie die als zodanig worden uitgeoefend."
Op grond van deze tekst concludeert de IBC dat de waardering van onderdelen van met name het Gezichtspunt Inconveniënten, zoals die zijn toegekend op de functie Medewerker [afdeling] , onlosmakelijk van toepassing zijn op die van de [functie01] Zorg B.”
De IBC heeft Bravis geadviseerd om aan het gezichtspunt Inconveniënten, vanwege een verhoging van de subscores op de aspecten fysieke belasting en bezwarende werkomstandigheden, een hogere score toe te kennen (van D [a-b-a-a] naar E [b-b-b-a]) en heeft geconcludeerd dat als gevolg van die wijziging de niveau-indicatie in het FWG-systeem wijzigt van FWG 55 naar FWG 60.
3.10.
Bravis heeft de functie van [eiser01] definitief ingedeeld in FWG 55, wat bij brief van 24 september 2020 aan [eiser01] is meegedeeld en toegelicht (hierna: het herindelingsbesluit).
3.11.
[eiser01] heeft tegen het herindelingsbesluit bezwaar gemaakt bij de Landelijke Commissie FWG Herindeling (hierna: de LCFH). Bravis heeft op 14 januari 2021 een verweerschrift ingediend. De LCFH heeft in haar uitspraak van 12 maart 2021 geadviseerd
“de waardering van de gezichtspunten: Bewegingsvaardigheid, Oplettendheid, en de onderdelen Fysieke belasting, Bezwarende werkomstandigheden en Risico op persoonlijk letsel van het gezichtspunt Inconveniënten ongewijzigd te laten”en
“de [functie01] zorg B van het Bravis ziekenhuis ongewijzigd te laten in functiegroep 55”.

4.Het geschil

4.1.
[eiser01] vordert – samengevat – dat Bravis bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, door de kantonrechter wordt veroordeeld:
om (de functie van) [eiser01] te plaatsen in functiegroep 60 en aan [eiser01] het achterstallig loon te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente en verhoging, binnen een week nadat de berekening onder 2 is gemaakt;
om binnen een maand nadat vonnis is gewezen een berekening te maken van het achterstallige loon, inclusief onregelmatigheidstoeslag en pensioenopbouw, onder verbeurte van een dwangsom;
in de kosten van dit geding;
in de nakosten.
4.2.
Bravis voert verweer en verzoekt de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [eiser01] daarin niet ontvankelijk te verklaren, althans de vordering af te wijzen, met veroordeling van [eiser01] in de kosten van het geding, te vermeerderen met de wettelijke rente en in de nakosten.
4.3.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover dat voor de beoordeling van het geschil is vereist, nader worden ingegaan.

5.De beoordeling

Het beoordelingskader
5.1.
Dit geschil betreft de herwaardering en -indeling van de functie van [eiser01] . De kantonrechter stelt voorop dat naar vaste rechtspraak bij een dergelijk geschil ter beoordeling voorligt of de werkgever binnen de grenzen van het toepasselijke functiewaarderingssysteem is gebleven en, indien dat het geval is, of hij in redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen. Functiewaardering moet plaatsvinden aan de hand van de weging van een veelheid aan factoren, waarbij aan de werkgever een zekere beleidsvrijheid toekomt. Met die beleidsvrijheid valt niet te verenigen dat de rechter een dergelijk besluit ten volle zou toetsen. Of de werkgever binnen de grenzen van het toepasselijke functiewaarderingssysteem is gebleven en of aan de procedurele eisen is voldaan, zal evenwel door de rechter in volle omvang moeten worden onderzocht (vgl. Hoge Raad 13 september 1996, JAR 1996/202, NJ 1997, 38, Hoge Raad 2 mei 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF3800 en Hoge Raad 25 september 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI5914).
Het functiewaarderingssysteem FWG en de herindelingsprocedure
5.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat het FWG-systeem het toepasselijke functiewaarderingssysteem is en dat het in dit geval gaat om de herindelingsprocedure als bedoeld in artikel 2.6 en 2.7 van het Protocol FWG. Die procedure luidt – samengevat – als volgt.
5.3.
Uitgangspunt bij de herindeling is een beschrijving van de in te delen functie. Daarvoor dient eerst de procedure Vaststellen functiebeschrijving zoals beschreven in artikel 2.3 van het Protocol FWG te worden doorlopen. Dat betekent dat de werkgever een voorlopige functiebeschrijving vaststelt en schriftelijk aan de werknemer voorlegt. De functiebeschrijving moet voldoen aan de kwaliteitseisen zoals bedoeld in het Protocol FWG, wat kort gezegd betekent dat deze actueel moet zijn, de daadwerkelijk uitgeoefende functie moet betreffen, herkenbaar moet zijn en moet zijn voorzien van een toelichting per gezichtspunt (hierna: de kwaliteitseisen). De werknemer kan tegen de voorlopige beschrijving bezwaar maken, vanwege de inhoud daarvan of omdat de functiebeschrijving niet aan de kwaliteitseisen voldoet. Als niet of niet tijdig bezwaar is gemaakt, wordt de functiebeschrijving definitief. Als de werkgever ingeval van bezwaar dat bezwaar niet overneemt, wordt dit voorgelegd aan de IBC voor advies, waarna de werkgever de functiebeschrijving definitief vaststelt. Een eventueel resterend bezwaar tegen de functiebeschrijving kan aan de rechter worden voorgelegd.
Op grond van de definitief vastgestelde functiebeschrijving wordt namens werkgever door een daartoe bevoegde en gekwalificeerde persoon (hierna: de Indeler), aan de hand van reeds in het FWG-systeem aanwezige normteksten aan de gezichtspunten met een letter (oplopend van A tot en met maximaal J, of X indien er vanuit een bepaald gezichtspunt geen bijzondere eisen voor de functie gelden) een score toegekend. De scores op de gezichtspunten Overige functie-eisen en Inconveniënten worden bepaald door de subscores die aan de verschillende onderdelen van deze gezichtspunten worden toegekend. Deze scores vormen samen het functie-eisenpatroon en op basis daarvan geeft het FWG-systeem een systeemadvies (niveau-indicatie) voor de indeling van de functie in een van de functiegroepen, FWG 5 tot en met 80. Het functie-eisenpatroon wordt vergeleken met ijkfuncties, wat tot een van het systeemadvies afwijkend indelingsadvies kan leiden. Het indelingsadvies wordt, na toetsing door een andere, daartoe bevoegde en gekwalificeerde persoon, aan de werkgever voorgelegd. De werkgever komt dan tot een voorlopige indeling van de functie, die aan de werknemer wordt voorgelegd en waartegen de werknemer bezwaar kan maken. Als de werknemer bezwaar maakt en de werkgever het bezwaar niet overneemt, wordt alvorens het definitieve indelingsbesluit te nemen door de werkgever aan de IBC advies gevraagd. De IBC geeft een voor partijen zwaarwegend advies (artikel 3.4 Protocol FWG). Als de werknemer het met de definitieve indeling van de functie niet eens is, kan een bezwaarschrift worden ingediend bij de LCFH (artikel 2.7 Protocol FWG). De LCFH heeft tot taak om een oordeel te geven over de indeling van de functie voor zover er een geschil bestaat ten aanzien van de vraag of het FWG-systeem goed is toegepast. De LCFH is bevoegd vast te stellen of is voldaan aan de kwaliteitseisen. De inhoud van de functiebeschrijving wordt door de LCFH als vastgesteld beschouwd en wordt als zodanig niet getoetst. Het advies van de LCFH geldt als een zwaarwegend advies waarvan de werkgever alleen gemotiveerd kan afwijken (artikel 4.1 Protocol FWG). De functie wordt uiteindelijk op basis van de indeling ingeschaald in een van de gelijkluidende salarisschalen.
De functiebeschrijving
5.4.
[eiser01] stelt onder meer dat zij bezwaar heeft (gemaakt) tegen de functiebeschrijving en dat Bravis niet de juiste procedure heeft gevolgd, hetgeen door Bravis wordt betwist. De kantonrechter overweegt op dit punt als volgt.
5.5.
Bravis heeft aan [eiser01] als beschrijving van haar functie, [functie01] [afdeling] , beschrijving B (hiervoor onder 3.5. weergegeven) voorgelegd. Bravis heeft onweersproken gesteld dat deze beschrijving, alsook beschrijving A, destijds in i-prova is opgenomen en vanaf dat moment door [eiser01] kon worden ingezien. Daarmee staat vast dat, anders dan [eiser01] stelt, beschrijving B overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.3 van het Protocol FWG schriftelijk is vastgelegd en aangeboden. Met betrekking tot de inhoud van beschrijving B overweegt de kantonrechter als volgt.
5.6.
Naar het oordeel van de kantonrechter laat vergelijking van beschrijving B en beschrijving A zien dat in beide beschrijvingen in feite voor alle functies van [functie01] zorg één (generieke) functiebeschrijving besloten ligt. In beide beschrijvingen zijn de bij al deze functies behorende organisatorische context, resultaatgebieden, activiteiten en functie-eisen opgenomen en wordt daarnaast voor de bij een individuele [functie01] zorg geldende specifieke functie-eisen (de specifieke kennis en vaardigheden waarover een bepaalde [functie01] zorg moet beschikken) verwezen naar de functie-eisen die van toepassing zijn bij de medewerkers aan wie op de betreffende afdeling leiding wordt gegeven. Deze verwijzing naar functie-specifieke eisen in beschrijving A is weliswaar anders verwoord dan in beschrijving B (zie de onderstreepte tekst onder 3.5.), maar heeft in feite dezelfde strekking. Ook deze functie-specifieke eisen zijn schriftelijk vastgelegd. Weliswaar niet in de beschrijvingen A en B zelf, maar wel in de functiebeschrijvingen van de betreffende medewerkers aan wie leiding wordt gegeven, waarnaar in de beschrijvingen A en B wordt verwezen. Bij [eiser01] als [functie01] [afdeling] betreft dit de functie-eisen die gelden voor de medewerkers aan wie zij leiding geeft en dat zijn, naar Bravis onweersproken heeft gesteld, de medewerkers SMH (Steriele Medische Hulpmiddelen) en de coördinatoren SMH bij wie de regie en coördinatie van de dagelijkse gang van zaken op de [afdeling] berust.
5.7.
In de stelling van [eiser01] dat zij bezwaar heeft (gemaakt) tegen ‘de functiebeschrijving’, bezien in samenhang met haar overige stellingen, ligt niet besloten dat zij bezwaar heeft (gemaakt) tegen de inhoud van beschrijving B als zodanig dan wel dat deze beschrijving volgens haar niet aan de kwaliteitseisen voldoet. Zij betwist niet dat beschrijving B op zichzelf een deugdelijke functiebeschrijving is, die als zodanig het uitgangspunt vormt bij de indeling van haar functie. Dat in verband met de herwaardering en -indeling van de functie van [eiser01] tot een andersluidende functiebeschrijving moet worden gekomen, is gesteld noch gebleken. [eiser01] heeft weliswaar steeds bezwaar gemaakt tegen toepassing van beschrijving B, stellende dat niet beschrijving B maar beschrijving A op haar functie van toepassing is, maar dat bezwaar zag niet op de inhoud van beschrijving B als zodanig, maar op het feit dat Bravis bij het aanbieden van de functiebeschrijving op de waardering en indeling van de functie is vooruitgelopen. [eiser01] stelt terecht dat deze handelwijze van Bravis in strijd is met de voorgeschreven procedure in het Protocol FWG. Met [eiser01] is de kantonrechter dan ook van oordeel dat Bravis in zoverre niet de juiste weg heeft bewandeld. Dat neemt niet weg dat de inhoud van beschrijving B op zichzelf wel als functiebeschrijving voldoet en laat voorts onverlet dat [eiser01] tegen de herindeling van haar functie in FWG 55 overeenkomstig de procedure in het Protocol FWG bij de IBC en vervolgens bij de LCFH bezwaar heeft kunnen maken en dat ook daadwerkelijk heeft gedaan, wat maakt dat zij in zoverre niet in haar belangen is geschaad.
De herindeling van de functie
5.8.
Daarmee komt de kantonrechter toe aan de vraag of Bravis binnen het FWG-systeem, uitgaande van de definitief vastgestelde functiebeschrijvingen, in redelijkheid tot herindeling van de functie van [eiser01] in FWG 55 heeft kunnen komen, mede gelet op de adviezen van de IBC en de LCFH. Omdat [eiser01] zich er op beroept dat Bravis dit besluit in redelijkheid niet heeft kunnen nemen en zij stelt dat haar functie behoort te worden ingedeeld in FWG 60, ligt het op haar weg om feiten en omstandigheden te stellen, en zo nodig te bewijzen, die deze conclusie kunnen dragen.
5.9.
[eiser01] stelt daartoe – samengevat – het volgende. Bravis behoort de functie, ondanks het andersluidende zwaarwegende advies van de LCFH, op grond van het gelijkheidsbeginsel en goed werkgeverschap in FWG 60 in te delen en daarmee haar eigen beleid te volgen. Bravis hanteert voor de [functie01] zorg identieke functiebeschrijvingen A en B, maar maakt toch een onderscheid in indeling, wat niet gerechtvaardigd is en wat zij in het verleden ook niet heeft gedaan. De LCFH heeft het eigen beleid van Bravis wat betreft het verhogen van scores op bepaalde gezichtspunten niet in haar beoordeling betrokken of heeft dat mogelijk vanwege het beoordelingskader waaraan zij is gebonden niet in haar beoordeling kunnen betrekken. Als goed werkgever is Bravis echter wel gehouden haar eigen beleid toe te passen. Bravis heeft alle teamleiders zorg eerst met het FWG-systeem in FWG 55 ingedeeld, maar heeft nagelaten om vervolgens aan de functie van [eiser01] hogere scores toe te kennen zoals zij dat bij de functies van de in beschrijving A genoemde teamleiders, onder meer de teamleiders OK, wel heeft gedaan. Gelet op de hogere scores bij die functies, die wel in FWG 60 zijn ingedeeld, zijn de scores bij de functie van [eiser01] , althans de scores op de gezichtspunten Inconveniënten en Oplettendheid, te laag vastgesteld. Alleen al de verhoging van de score op het gezichtspunt Inconveniënten bij de functie van [eiser01] zal leiden tot het systeemadvies FWG 60 en daarmee tot indeling in die functiegroep. Er is in dit geval sprake van gelijke althans gelijkwaardige functies, die hetzelfde waardering behoren te krijgen. [eiser01] verricht dezelfde werkzaamheden als de teamleiders OK, wat ook blijkt uit de overgelegde getuigenverklaringen. Zij is samen met deze teamleiders werkzaam binnen de [zorgeenheid] . Dat maakt dat van een gerechtvaardigd onderscheid geen sprake is.
5.10.
Het verweer van Bravis luidt – samengevat – als volgt. Na de fusie zijn alle functies als onderdeel van het integreren van de werkzaamheden herbeschreven en conform het FWG indelingsproces gewaardeerd en ingedeeld. Het advies van de LCFH heeft als een zwaarwegend advies te gelden. Wat [eiser01] aanvoert maakt niet dat dit advies onjuist, ondeugdelijk of onvoldoende gemotiveerd is en dat Bravis gehouden is van dit advies af te wijken. De stelling van [eiser01] dat haar werk gelijk of gelijkwaardig is aan het werk van de teamleiders van de afdelingen als bedoeld in beschrijving A is niet juist en zelfs als dat wel het geval zou zijn, behoeft dat nog niet noodzakelijkerwijs tot dezelfde indeling te leiden. Het klopt dat de functies dicht bij elkaar liggen, maar dat sluit op zichzelf een verschillende indeling niet uit. De verschillen tussen de functies maken dat er ruimte is om te differentiëren. Van een ongelijkheid in beloning die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, is geen sprake. Het argument dat een andere indeling verdedigbaar is, is daartoe onvoldoende. De herindeling sluit aan bij het ziekenhuis brede beeld dat teamleiders die leiding geven aan gespecialiseerd opgeleide medewerkers die (minimaal) zijn ingedeeld in FWG 55, zijn ingedeeld in FWG 60, dat de groep teamleiders die aan niet specialistische verpleegafdelingen of grotere poliklinieken leiding geven, is ingedeeld in FWG 55 en dat teamleiders die leiding geven aan kleinere poliklinieken zijn ingedeeld in FWG 50. Bravis heeft in de gegeven omstandigheden in redelijkheid kunnen besluiten de functie van [eiser01] opnieuw in FWG 55 in te delen.
-
Geen schending gelijkheidsbeginsel
5.11.
Het beroep van [eiser01] op het gelijkheidsbeginsel slaagt niet. De kantonrechter overweegt in dat verband als volgt.
5.12.
Bij de vraag of een werkgever bij de herindeling van een functie als goed werkgeefster handelt, dient het algemeen erkende rechtsbeginsel dat gelijke arbeid in gelijke omstandigheden op gelijke wijze moet worden beloond, tenzij een objectieve rechtvaardigingsgrond een ongelijke beloning toelaat (het ‘Agfa-criterium’), in aanmerking te worden genomen. Dat betekent dat dit beginsel náást alle andere omstandigheden van het concrete geval moet worden meegenomen in de afweging of de werkgever in redelijkheid tot de betreffende herindeling heeft kunnen komen. Bij de beantwoording van de voorvraag óf sprake is van gelijke arbeid kunnen naast de verrichte arbeid zelf óók andere factoren, zoals opleiding, ervaring of geschiktheid voor een andere functie, worden betrokken (vgl. HR 8 april 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1322, het Agfa-arrest en HR 30 januari 2004, ECLI:NL:HR:2004:AM2312, het Parallel Entry-arrest).
5.13.
In dit geval doet zich naar het oordeel van de kantonrechter niet een situatie voor waarin sprake is van gelijke arbeid in gelijke omstandigheden. [eiser01] kan niet worden gevolgd in haar stelling dat er sprake is van identieke functiebeschrijvingen A en B en dat blijkens die functiebeschrijvingen van haar als [functie01] [afdeling] en van de [functie01] OK, die tot dezelfde zorgeenheid behoort, ‘hetzelfde wordt gevraagd’. Dat deze functies met de beschrijvingen A en B in feite op dezelfde wijze zijn herbeschreven (zie hiervoor onder 5.6.) betekent namelijk niet dat de functies gelijk (identiek) zijn. Vaststaat dat het hier gaat om verschillende (soorten) afdelingen waaraan leiding wordt gegeven, waarbij er, naar [eiser01] niet gemotiveerd heeft weersproken, blijkens de vastgestelde functiebeschrijvingen ook verschillen zijn wat betreft de functie-specifieke eisen, gerelateerd aan de functie-eisen die gelden voor de medewerkers aan wie leiding wordt gegeven. Met dit onderscheid is gegeven dat van gelijke arbeid in gelijke omstandigheden geen sprake is. Daarbij kan in het midden blijven of [eiser01] ook over de kennis en vaardigheden beschikt waarover de medewerkers op de OK en daarmee de [functie01] OK dienen te beschikken, wat overigens door [eiser01] niet is gesteld. Het gaat hier immers om de waardering en indeling van de functie van [eiser01] , zoals deze thans met beschrijving B is beschreven, en niet om de wijze waarop [eiser01] haar functie vervult en de kwalificaties waarover zij beschikt. Ook de op zichzelf door Bravis niet weersproken omstandigheid dat [eiser01] als [functie01] [afdeling] en de teamleiders OK binnen dezelfde [zorgeenheid] werkzaam zijn en dat [eiser01] bij gelegenheid een [functie01] OK waarneemt, kan niet de conclusie dragen dat sprake is van gelijke arbeid in gelijke omstandigheden. Dat de [functie01] [afdeling] wordt geacht ook structureel als [functie01] OK te (kunnen) fungeren, is door Bravis weersproken en volgt niet uit de functiebeschrijving en evenmin uit de door [eiser01] overgelegde verklaringen van (voormalige) teamleiders op de OK (producties 18-21). Dat dit wel het geval is, is door [eiser01] onvoldoende onderbouwd.
-
De waardering op de afzonderlijke gezichtspunten, het functie-eisenpatroon en het systeemadvies
5.14.
Daarmee ligt de vraag voor of Bravis bij deze (niet gelijke) functies van [functie01] [afdeling] en [functie01] OK wat betreft de gezichtspunten Oplettendheid en Inconveniënten wel tot dezelfde scores had moeten komen, zoals [eiser01] stelt en Bravis betwist.
5.15.
Bij het beantwoorden van deze vraag stelt de kantonrechter voorop dat in het FWG-systeem het functie-eisenpatroon en daarmee het systeemadvies wordt gevormd door de scores die op basis van de voor de betreffende functie vastgestelde functiebeschrijving en aan de hand van de bij die functiebeschrijving passende normteksten aan de negen gezichtspunten zijn toegekend (zie hiervoor onder 5.3.). Onweersproken is dat de LCFH de bij de functie van [eiser01] toegekende scores, voor zover [eiser01] daartegen bezwaar heeft gemaakt, overeenkomstig dit systeem aan de hand van normteksten opnieuw heeft beoordeeld. De LCFH heeft in dit verband het volgende overwogen:
“Bewegingsvaardigheid:
De IBC is van mening dat normtekst D volstaat. De voorbeelden onder normtekst E zoals het instrumenteren en assisteren of het verrichten van gevarieerde complexe verpleegtechnische handelingen is niet aan de orde.
Bezwaarmaker geeft aan dat vanuit het meewerkende deel bij het verrichten van werkzaamheden sprake is van complexe bewegingsvaardigheid, benodigd bij het combineren van krachtsuitoefening met grote beheersing bij het hanteren van Instrumentarium. Conform de tekst van de functiebeschrijving maakt zij daarnaast regelmatig gebruik van een PC. Dit komt overeen met de tekst van de functiebeschrijving van [functie01] Zorg A; bij deze functie is de waardering van dit gezichtspunt E.
Werkgever is van mening dat het meewerkende deel van de functie van [functie01] A (assisteren en instrumenteren op de operatiekamer) van een andere orde is dan het meewerkende deel van [functie01] zorg B (verrichten van werkzaamheden als medewerker steriele medische hulpmiddelen) en dat er daarom gekozen is voor een score van D op het gezichtspunt Bewegingsvaardigheid zonder verdere inhoudelijke motivering.
De LCFH oordeelt dat norm tekst A in principe van toepassing is op basis van hetgeen in de functiebeschrijving is opgenomen, namelijk het verrichten van werkzaamheden met de personal computer. In de functiebeschrijving is er geen nadere toelichting opgenomen omtrent de aard van de meewerkende werkzaamheden, wel is in de functiebeschrijving opgenomen dat er wordt meegewerkt, in deze specifieke functie als medewerker steriele medische hulpmiddelen. Deze functiebeschrijving geeft een functiebeeld ten aanzien van het meewerkende deel van de functie. Door de werkgever is gekozen voor normtekst D: "meer complexe bewegingsvaardigheid benodigd voor het combineren van minder eenduidige bewegingen met afwijkende ritmes, het maken van veelomvattende bewegingspatronen waarbij binnen duidelijke toleranties wordt gewerkt of het maken van bewegingen waarbij eventueel sprake is van vrij zware krachtsuitoefening". De LCFH is van mening dat norm tekst D ruimschoots voldoet waarbij bij de beoordeling ook de ijkfunctie van Medewerker steriele medische hulpmiddelen is meegenomen die een C-score heeft op dit gezichtspunt.
De score op het gezichtspunt Bewegingsvaardigheid is niet afhankelijk van frequentie. Als dan ook in de functie wordt geëist dat men bepaalde bewegingen moet kunnen uitvoeren dan wordt hiervoor een score gegeven.
Oplettendheid:
De IBC oordeelt dat de tekst in de functiebeschrijving past bij normtekst E en verwijst hierbij ook naar de tekstvoorbeelden behorende bij normtekst F die naar het oordeel van de IBC te zwaar zijn. De genoemde tekstvoorbeelden bij normtekst F, waaraan gerefereerd wordt door de IBC, zijn IC­verpleegkundige, Klinisch verloskundige, Algemeen arts GGZ en Basisarts.
Bezwaarmaker is van mening dat normtekst F van toepassing is. De functie betreft een combinatie van leidinggevende aspecten zoals het uitzetten en implementeren van veranderingen, aanpassingen en vernieuwende procedures, processen op de [afdeling] /OK adhoc dan wel beleidsmatig onder meer door het volgen van de landelijke en regionale overlegstructuur, dagelijkse praktijk of actuele omstandigheden. In de opsomming van het bezwaarschrift: worden ook de volgende elementen genoemd: (…)
Daarnaast geeft de bezwaarmaker aan dat de functie van [functie01] zorg A binnen de organisatie, op basis van dezelfde toelichting bij het gezichtspunt Oplettendheid wel met normtekst F is gewaardeerd.
De werkgever heeft de functie ingedeeld met een E op Oplettendheid en geeft geen verdere aanvulling op hetgeen al door de IBC is gesteld.
De LCFH is van oordeel dat een E op Oplettendheid van toepassing is. Zowel het functiebeeld als de tekst in de functiebeschrijving sluiten goed aan bij normtekst E. In de toelichting van de functiebeschrijving staat: "Oplettendheid is vereist in verband met het realiseren van doelstellingen, het toezien op en bewaken van de uitvoering, voortgang en kwaliteit van de zorg- of dienstverlening en het leidinggeven aan de medewerkers van de afdeling. De functie vereist aandacht en opmerkzaamheid voor veel uiteenlopende zaken op diverse niveaus. Verder is opmerkzaamheid ten aanzien van voor de unit relevante interne- en externe ontwikkelingen van belang en het in dit kader doen van voorstellen voor verbetervoorstellen. Onvoldoende oplettendheid kan nadelige gevolgen hebben voor het functioneren van de afdeling".
Het functiebeeld en ook de motivering van de bezwaarmaker verwijzen niet naar bijzondere hectiek, het veelvuldig moeten acteren in crisissituaties dan wel dat er sprake is van heterogene managementtaken ten behoeve van een belangrijk organisatieonderdeel waarbij beslissingen over personeel, budgetten en organisatiestructuur, mede in relatie tot betrokkenheid bij de ontwikkeling van het organisatiebeleid, moeten worden genomen. Dit laatste deel van normtekst F wordt mede geïllustreerd door managementfuncties waarbij ook sprake is van deelname aan het management­team van de organisatie.
Inconveniënten:
Algemeen: bezwaarmaker stelt In haar bezwaarschrift dat de scores voor het uitvoerende deel van haar werkzaam heden gelijk moeten worden gewaardeerd als de scores van de uitvoerende medewerkers.
Deze stelling is naar het oordeel van de LCFH onjuist. In de definitie van het gezichtspunt Inconveniënten staat aangegeven: "De mate, de intensiteit, de duur en de frequentie waarin de te verrichten werkzaamheden een bezwarend karakter kennen ten aanzien van fysieke belasting, de psychische belasting, de werkomgeving en het risico op persoonlijk letsel". Dit houdt in dat indien er voor 20% wordt meegewerkt dit ook van invloed is op de hoogte van de diverse subscores op de onderdelen van het gezichtspunt Inconveniënten.
(…)
De LCFH komt tot de volgende subscores:
  • onderdeel fysieke belasting: een a-score volstaat;
  • onderdeel bezwarende werkomstandigheden: een a-score volstaat;
  • onderdeel risico op persoonlijk letsel: een a-score volstaat.
Deze subscores worden gecombineerd met de niet ter discussie staande b-subscore voor het onderdeel psychische belasting hetgeen in totaal leidt tot een d-score op het gezichtspunt Inconveniënten.
De LCFH komt tot de conclusie dat hiermee de totaalwaardering van dit gezichtspunt binnen de bandbreedte van de (reeds gegeven) D als totaalscore blijft.”
Hetgeen [eiser01] naar voren heeft gebracht vormt geen grond om wat betreft de aan de gezichtspunten toegekende scores tot een ander oordeel dan dat van de LCFH te komen. De kantonrechter overweegt daartoe het volgende.
5.16.
[eiser01] kan niet worden gevolgd in haar stelling dat sprake is van een door Bravis niet nageleefd ‘eigen beleid’ met betrekking tot het verhogen van scores, wat in de overwegingen van de LCFH buiten beschouwing zou zijn gebleven. [eiser01] wijst daartoe op een vermeende discrepantie tussen de motivatie bij de indelingsvoorstellen A en B (zie hiervoor onder 3.7. en 3.8.) en de daadwerkelijk in vergelijking met de ijkfunctie Hoofd verpleegunit (FWG 55) toegekende scores, die er echter naar het oordeel van de kantonrechter niet is. Vergelijking van de betreffende drie functie-eisenpatronen:
Ke Ze So Ri Uv Bv Op Ov In
Hoofd verpleegunit G G H G C A E E B
[functie01] zorg B ( [afdeling] ) G G H G D D E E D
[functie01] zorg A (OK) G G H G D E F E E
laat zien dat bij de [functie01] zorg A, zoals de [functie01] OK, de scores op de gezichtspunten Uitdrukkingsvaardigheid, Bewegingsvaardigheid, Oplettendheid en Inconveniënten hoger zijn dan de scores bij de ijkfunctie Hoofd verpleegunit, te weten D-E-F-E tegenover C-A-E-B, wat strookt met hetgeen in de motivatie bij het indelingsadvies FWG 60 staat. Uit deze vergelijking volgt verder dat anders dan [eiser01] stelt, óók bij haar functie, [functie01] [afdeling] , sprake is van hogere scores in vergelijking met de ijkfunctie Hoofd verpleegunit. De scores op de gezichtspunten Uitdrukkingsvaardigheid, Bewegingsvaardigheid en Inconveniënten zijn immers hoger dan de scores op deze gezichtspunten bij de ijkfunctie Hoofd verpleegunit, te weten D-D-D tegenover C-A-B, wat dus in overeenstemming is met de motivatie bij het indelingsadvies FWG 55. De stelling van [eiser01] dat de scores bij haar functie niet hoger zijn dan bij de functie Hoofd verpleegunit terwijl dat wel in de motivatie staat, is dus onjuist en berust op een verkeerde lezing van de motivatie in de indelingsvoorstellen.
5.17.
Afgezien van het hiervoor reeds besproken en verworpen beroep op het gelijkheidsbeginsel, heeft [eiser01] voorts geen feiten en/of omstandigheden aangevoerd waaruit volgt dat bij de [functie01] [afdeling] op het gezichtspunt Oplettendheid een hogere score (F in plaats van E) behoort te worden toegekend. Dat Bravis op dit punt in redelijkheid behoort af te wijken van het oordeel van de LCFH (zie hiervoor onder 5.12.), dat overigens in zoverre overeenstemt met het advies van de IBC, is onvoldoende onderbouwd.
5.18.
Wat betreft het gezichtspunt Inconveniënten kan [eiser01] niet worden gevolgd in haar stelling dat de subscores gelijk moeten worden gesteld aan de subscores bij de functies van de medewerkers aan wie zij leiding geeft. Bravis stelt terecht, overeenkomstig het advies van de LCFH en anders dan dat van de IBC, dat dit gezichtspunt in feite geen functie-eis betreft, maar het hierbij gaat om niveauverzwarende aspecten waarvan de scores afhankelijk zijn van de mate, de intensiteit, de duur en de frequentie waarin de te verrichten werkzaamheden een bezwarend karakter kennen ten aanzien van fysieke belasting, de psychische belasting, de werkomgeving en het risico op persoonlijk letsel. [eiser01] heeft onvoldoende gemotiveerd weersproken dat score D [a-b-a-a] bij haar functie passend is, waarbij mede in aanmerking wordt genomen dat zij de stelling van Bravis dat er op de [afdeling] , anders dan bij de andere afdelingen zoals de OK, ook coördinatoren werkzaam zijn voor de dagelijkse aansturing op de werkvloer, niet heeft betwist.
5.19.
De kantonrechter overweegt voorts dat de op zichzelf wel terechte stelling van [eiser01] dat Bravis de score op het gezichtspunt Inconveniënten in alle gevallen op dezelfde wijze behoort vast te stellen, in die zin dat de subscores fysieke belasting, psychische belasting, bezwarende werkomstandigheden en risico op persoonlijk letsel ook bij de andere teamleiders, zoals de [functie01] OK, afhankelijk dienen te zijn van de mate, de intensiteit, de duur en de frequentie waarin de te verrichten werkzaamheden een bezwarend karakter kennen, niet tot de conclusie leidt dat Bravis deze score bij de functie van [eiser01] van D naar E behoort te verhogen. Ook indien Bravis deze wijze van waardering bij een andere functie niet zou hebben toegepast, betekent dat immers niet dat de score Inconveniënten bij de functie van [eiser01] om die reden moet worden aangepast. De vraag óf Bravis bij de functie [functie01] OK, anders dan bij de [functie01] [afdeling] , de subscores wél zonder meer gelijk heeft gesteld aan de subscores bij de medewerkers op de OK en of bij de [functie01] OK een te hoge score op Inconveniënten is toegekend, kan dan ook onbeantwoord blijven. Dat dit het geval is, kan overigens niet zonder meer worden afgeleid uit de in het indelingsvoorstel ‘Ontwerp [functie01] zorg A’ opgenomen subscores c-b-a-a (tegenover a-b-a-a bij [functie01] [afdeling] ) en is door [eiser01] ook niet nader onderbouwd.
5.20.
Gelet op het voorgaande kan niet worden geconcludeerd dat Bravis voor de functie van [eiser01] in redelijkheid niet het functie-eisenpatroon G-G-H-G-D-D-E-E-D heeft kunnen vaststellen.
-
Herindeling conform systeemadvies niet onredelijk
5.21.
Dat het bij het functie van [eiser01] vastgestelde functie-eisenpatroon tot het systeemadvies FWG 55 leidt, is op zichzelf tussen partijen niet in geschil. Daarmee ligt de vraag voor of Bravis uitgaande van dat systeemadvies in redelijkheid tot herindeling in FWG 55 heeft kunnen besluiten dan wel de functie in de gegeven omstandigheden in afwijking van het systeemadvies en in afwijking van het advies van de LCFH had moeten indelen in FWG 60. De LCFH heeft geoordeeld dat er geen reden is om van het systeemadvies af te wijken, waarbij zij heeft overwogen dat de selectie van ijkfuncties uitwijst dat de functie van [eiser01] een functie is die wat hoger in de bandbreedte van functiegroep 55 zit, aangezien de meeste ijkfuncties in FWG 55 zitten en slechts twee ijkfuncties in FWG 60 vallen.
5.22.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiser01] geen feiten en/of omstandigheden heeft aangevoerd die maken dat Bravis de functie redelijkerwijs niet in FWG 55 heeft kunnen herindelen. Het staat Bravis binnen de grenzen van het FWG-systeem vrij om de [functie01] OK op grond van de vastgestelde herbeschrijving van die functie in een hogere functiegroep (als [functie01] zorg A) in te delen. Het beroep van [eiser01] op het gelijkheidsbeginsel slaagt niet, zoals hiervoor reeds overwogen, en het enkele feit dat de functie van [functie01] [afdeling] en de functie van [functie01] OK in het verleden (wel) in dezelfde functiegroep waren ingedeeld alsook de omstandigheid dat [eiser01] samen met de teamleiders OK werkzaam is binnen de [zorgeenheid] , maakt niet dat Bravis de functie van [eiser01] in FWG 60 behoort in te delen. Dat Bravis er in de gegeven omstandigheden voor had kunnen kiezen om ook de functie van [functie01] [afdeling] in FWG 60 in te delen, maakt haar besluit om dat niet te doen en om de indeling van deze functie in FWG 55 te handhaven niet zonder meer onredelijk.
Eindconclusie
5.23.
De conclusie is dat Bravis niet in strijd met het beginsel van goed werkgeverschap heeft gehandeld door de functie van [eiser01] , [functie01] [afdeling] , niet in FWG 60 in te delen en de indeling van deze functie in FWG 55 te handhaven. De vorderingen van [eiser01] worden dus afgewezen.
Proceskosten
5.24.
Als de in het ongelijk gestelde partij wordt [eiser01] veroordeeld in de proceskosten, waaronder begrepen de nakosten. De proceskosten aan de zijde van Bravis worden tot vandaag vastgesteld op € 990,00 (2,5 punten x € 396,00) aan salaris gemachtigde en worden wat betreft de nakosten begroot op € 132,00 aan salaris gemachtigde, in totaal een bedrag van € 1.122,00.
5.25.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
wijst de vorderingen van [eiser01] af;
6.2.
veroordeelt [eiser01] in de proceskosten, aan de zijde van Bravis vastgesteld en begroot op € 1.122,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe en te vermeerderen met de kosten van betekening van dit vonnis indien [eiser01] niet tijdig aan deze veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
6.3.
veroordeelt [eiser01] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
6.4.
verklaart de veroordelingen onder 6.2. en 6.3. uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Borm en in het openbaar uitgesproken op 18 oktober 2023.