ECLI:NL:RBZWB:2023:7411

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 oktober 2023
Publicatiedatum
25 oktober 2023
Zaaknummer
02-167097-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot 12 maanden gevangenisstraf voor het invoeren van 1,6 kg heroïne

Op 25 oktober 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 7 juli 2023 1,63 kilogram heroïne heeft ingevoerd. De verdachte, geboren in 1988 en thans gedetineerd in PI de Dordtse Poorten, werd bijgestaan door raadsman mr. T. Roggenkamp. Tijdens de zitting op 11 oktober 2023 heeft de officier van justitie, mr. I.E.M.M. Haenen, de beschuldigingen toegelicht, terwijl de verdediging ontkende wetenschap te hebben van de heroïne in de auto. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om de zaak te behandelen.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk de heroïne binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht. De verdachte was de enige inzittende van de auto en had de beschikking over de heroïne. De rechtbank achtte de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig, aangezien hij geen verifieerbare verklaring kon geven over de herkomst van de heroïne. De rechtbank concludeerde dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de heroïne in de auto en dat hij de grens met Nederland was gepasseerd vanuit België.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 12 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank overwoog dat het invoeren van harddrugs ernstige gevolgen heeft voor de samenleving en dat de verdachte medeverantwoordelijk is voor deze gevolgen. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 25 oktober 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-167097-23
vonnis van de meervoudige kamer van 25 oktober 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1988 te [geboorteplaats] ( [land] ),
wonende te [woonadres] ,
thans gedetineerd in PI de Dordtse Poorten, Dordrecht,
raadsman mr. T. Roggenkamp, advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 11 oktober 2023, waarbij de officier van justitie mr. I.E.M.M. Haenen en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 7 juli 2023 1,63 kilogram heroïne heeft ingevoerd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 7 juli 2023 ruim 1,6 kilogram heroïne heeft ingevoerd. Verdachte reed de grensovergang over en in zijn auto is heroïne aangetroffen. Verdachte wist wat hij vervoerde en had als bestuurder en enige inzittende beschikkingsmacht over de heroïne. De verklaring van verdachte dat hij niet in de tas heeft gekeken en dat hij onderweg was van Rotterdam naar Amsterdam, acht de officier van justitie ongeloofwaardig en in strijd met de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen. Daarbij acht zij het niet aannemelijk dat iemand het risico neemt om heroïne met een straatwaarde van ruim € 320.000,-, zonder medeweten van de bestuurder, te laten vervoeren.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en wijst daarbij op het feit dat verdachte ontkent wetenschap te hebben gehad van de aanwezigheid van verdovende middelen in de auto. Primair stelt de verdediging dan ook dat vrijspraak dient te volgen wegens het ontbreken van wetenschap. Subsidiair stelt de raadsman dat de verbalisanten als pleegplaats een hectometerpaal (70) aanduiden. Deze paal staat ruim op Nederlands grondgebied en is te bereiken vanuit het industrieterrein Hazeldonk. Verdachte verklaart dat hij vanaf het industrieterrein de snelweg op is gereden en de grens niet is gepasseerd. Invoer kan dan ook niet bewezen worden verklaard.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Vaststelling feiten en omstandigheden
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte op 7 juli 2023 als enige inzittende een auto bestuurde op de A16. Verdachte is staande gehouden en vervolgens is de auto doorzocht. Verdachte heeft daarvoor toestemming gegeven. Verbalisanten hebben aan verdachte via Google Translate in het Frans gevraagd of hij toestemming gaf voor het doorzoeken van de auto. Verdachte heeft daarmee ingestemd en heeft daarbij de kofferbak geopend. Bij de doorzoeking zijn in een zwarte weekendtas achter de bestuurderstoel meerdere gesealde blokken aangetroffen. In deze blokken zat ruim 1,6 kilogram heroïne.
Opzettelijk binnen het grondgebied brengen
Voor een bewezenverklaring van het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van verdovende middelen is in dit geval vereist dat moet kunnen worden vastgesteld dat verdachte komende vanuit het buitenland de grens met Nederland is gepasseerd. Daarnaast dient verdachte wetenschap te hebben gehad van de aanwezigheid van de verdovende middelen en moet komen vast te staan dat die verdovende middelen zich in de machtssfeer van verdachte bevonden, in die zin dat hij daarover beschikkingsmacht had.
Passeren van de grens
Ten aanzien van het passeren van de grens overweegt de rechtbank dat de verbalisanten uitdrukkelijk hebben opgeschreven dat zij ter hoogte van de grensovergang van België naar Nederland stonden en dat dat verdachte vanuit België Nederland in was gekomen. Dat ging met hoge snelheid, waarna zij verdachte kort uit het oog verloren. De rechtbank is van oordeel dat het proces-verbaal over dit punt voldoende duidelijk is. Dat er elders in het proces-verbaal een hectometerpaal staat genoemd die verder van de grens afligt, doet hieraan naar het oordeel van de rechtbank niet af. De rechtbank stelt dan ook vast dat verdachte komende vanuit België de grens met Nederland is gepasseerd.
Wetenschap
Omdat verdachte de enige inzittende van de auto was staat daarmee naar het oordeel van de rechtbank vast dat verdachte de beschikkingsmacht had over de in de auto aangetroffen heroïne. Met betrekking tot de vraag of verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de heroïne in de auto overweegt de rechtbank het volgende. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de bestuurder van een auto wetenschap heeft van wat er in de auto ligt. Dat wordt pas anders als de verdachte een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring aflegt waaruit een ander beeld naar voren komt.
Verdachte heeft bij de politie geen verklaring afgelegd. Ter zitting komt zijn verklaring er op neer dat hij al twee dagen in Nederland was en dat een man uit Rotterdam hem had gevraagd om vanuit Rotterdam een tas met kleren op te halen op een parkeerplaats bij het industrieterrein Hazeldonk. Die tas zou vervolgens naar Amsterdam moeten worden gebracht. Zowel op de parkeerplaats bij Hazeldonk, als in Amsterdam zou verdachte door een voor hem onbekende man worden opgevangen. Verdachte heeft hiermee geen geconcretiseerde, verifieerbare verklaring afgelegd. Bovendien acht de rechtbank het volstrekt ongeloofwaardig dat iemand zomaar aan een volstrekt onwetende, zoals verdachte stelt te zijn, vraagt om een weekendtas met 1,6 kilogram heroïne te vervoeren en daarmee onnodige risico’s van het verlies van die partij harddrugs te lopen. Daar komt bij dat de verklaring van verdachte in tegenspraak is met de vaststelling van verbalisanten dat hij vanuit België Nederland inreed.
Gelet hierop acht de rechtbank bewezen dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de heroïne in de auto.
Conclusie
De rechtbank acht op grond van het vorenstaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van 1,62525 kilogram heroïne.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 7 juli 2023 te Breda, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 1,62525 kilogram (kg), van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Primair heeft de verdediging vrijspraak bepleit, waardoor geen straf of maatregel zou kunnen worden opgelegd. Subsidiair heeft de verdediging de rechtbank verzocht rekening te houden met het feit dat verdachte een blanco strafblad heeft in Nederland en dat hij, indien hij op korte termijn vrij komt, met een baan kan starten in Frankrijk.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het invoeren van ruim 1,6 kilogram heroïne. Heroïne werkt sterk verslavend en is zeer schadelijk voor de gezondheid van de gebruikers ervan. Bovendien heeft de handel in harddrugs veel gerelateerde vermogens- en andere criminaliteit tot gevolg. Verdachte kan als vervoerder van de harddrugs medeverantwoordelijk gehouden voor deze gevolgen. Er is dan ook sprake van een ernstig feit.
De rechtbank slaat acht op het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij in Nederland niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. Over zijn beweegredenen is niets bekend, zodat de rechtbank daar geen rekening mee kan houden bij het bepalen van de op te leggen straf. De persoonlijke omstandigheden zijn niet van dien aard dat de rechtbank hier voor verdachte gunstige gevolgen aan zal verbinden.
Bij de bepaling van de op te leggen straf slaat de rechtbank tevens acht op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor het invoeren van deze hoeveelheid heroïne wordt in de oriëntatiepunten uitgegaan van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van minimaal twaalf maanden.
Alles afwegende en uitgaande van de straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd, zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van twaalf maanden met aftrek van de periode dat verdachte in voorarrest heeft gezeten.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod;

- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 12 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. van Nieuwkerk, voorzitter, mr. D. van Kralingen en mr. R.J.H. van der Linden, rechters, in tegenwoordigheid van G.H.J. van Rensch, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 25 oktober 2023.