6.3Het oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, alsmede door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit de dossierstukken en het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De ernst van het feit
De verdachte heeft zich jarenlang schuldig gemaakt aan het seksueel misbruiken van - en het plegen van ontuchtige handelingen, mede bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer, zijn jongere zusje [slachtoffer] . De verdachte heeft door zo te handelen ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en het zelfbeschikkingsrecht van [slachtoffer] . Verdachte heeft jarenlang verregaande seksuele handelingen bij zijn zusje verricht, zoals het aanraken van haar borsten of vagina, het likken en het met zijn vingers binnendringen van haar vagina, door haar bij zich te roepen en om te kopen met cadeautjes zoals snoep of een Donald Duck. Daarmee beloonde hij [slachtoffer] als het ware om deze handelingen te ondergaan. Ook dreigde hij dierbare spulletjes van haar kapot te maken als zij niet mee zou werken. Het is algemeen bekend dat slachtoffers van seksueel misbruik naast lichamelijke schade ook psychische schade kunnen oplopen, hetgeen vele jaren later nog diepe sporen kan nalaten. Voor jonge kinderen geldt daarnaast dat dit soort volstrekt ongepaste seksuele contact hun verdere (seksuele) ontwikkeling ernstig kan verstoren. De verdachte had moeten beseffen dat hij zich vergreep aan zijn jonge en kwetsbare zusje die gezien haar leeftijd maar ook gezien haar vertraagde ontwikkeling absoluut nog niet aan dergelijke dingen toe was. Dit alles gebeurde bovendien in de thuissituatie, een plek die veilig zou moeten zijn voor alle gezinsleden. De verdachte heeft zich hier niet om bekommerd, evenmin over het onherstelbare leed dat hij door zijn handelen heeft veroorzaakt, maar heeft zich eerst en vooral laten leiden door zijn eigen seksuele verlangens. Uit de brief die [slachtoffer] aan de politie heeft overhandigd en de toelichting op de vordering tot schadevergoeding van [slachtoffer] , inmiddels volwassen, blijkt onmiskenbaar dat het misbruik voor haar diepe sporen heeft achtergelaten en tot op de dag van vandaag grote gevolgen heeft.
De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft ook gekeken naar het strafblad van verdachte van 27 december 2022, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest.
Verder heeft de rechtbank bij het bepalen van de straf ook het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 28 oktober 2022 betrokken. Verdachte wordt sinds 2017 ondersteund door [zorgorganisatie] bij het zelfstandig wonen. Verder volgt hij momenteel psychomotorische therapie om zijn emoties beter onder woorden te leren brengen. Verdachte werkt goed mee aan deze hulpverlening. Er zijn verschillende beschermende factoren gebleken ten aanzien van de kans op herhaling. Volgens de Raad geeft verdachte weliswaar aan dat hij begrijpt wat hij verkeerd heeft gedaan, maar is niet duidelijk of hij dit ook kan invoelen. Om verdachte een duidelijke waarschuwing te geven acht de Raad een voorwaardelijke jeugddetentie met een proeftijd van 2 jaar op zijn plaats. De Raad ziet, gelet op het feit dat hij sinds 2017 zich goed begeleidbaar opstelt, geen meerwaarde om een jeugdreclasseringsmaatregel op te leggen. Een andere straf, zoals een leerstraf, acht de Raad niet opportuun gelet op behandeling die hij in het verleden bij de [zorginstelling] heeft gevolgd, de nodige begeleiding die nu wordt geboden en waaraan de verdachte ook goed meewerkt alsmede en de kleine kans op herhaling. Tijdens de zitting heeft de Raad daarbij aangevuld dat zij vraagtekens zet bij de pedagogische meerwaarde van een werkstraf. Indien de rechtbank dit noodzakelijk acht gelet op de ernst van de feiten, dan ziet de Raad geen contra-indicaties om een werkstraf op te leggen.
Toepassing jeugdsanctiestelsel
De rechtbank stelt vast dat een deel van de ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden toen de verdachte nog minderjarig was en een deel toen hij reeds meerderjarig was. Artikel 495, lid 4 van het Wetboek van Strafvordering biedt de rechtbank, in dit geval een meervoudige kamer bestaande uit kinderrechters, de mogelijkheid om kennis te nemen van feiten voor- en nadat de verdachte de leeftijd van 18 jaren heeft bereikt. De rechtbank dient dan conform lid 5 van hetzelfde artikel een keuze te maken omtrent het toepasselijke sanctiestelsel. De hoofdregel is dat de berechting geschiedt volgens het sanctiestelsel van volwassenen. De rechtbank kan echter met toepassing van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht besluiten voor jongvolwassenen een jeugdsanctie toe te passen indien zij daartoe aanleiding vindt in de persoonlijkheid van de verdachte of de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan.
De rechtbank overweegt dat [zorgorganisatie] , de begeleidende instantie van verdachte, heeft aangegeven dat er sprake is van verstandelijk beperkte vermogens van de verdachte. Verdachte woont weliswaar zelfstandig maar krijgt intensieve begeleiding (3 dagen per week) vanuit [zorgorganisatie] en blijft gezien zijn persoonlijke problematiek naar alle waarschijnlijkheid ook afhankelijk van intensieve begeleiding en ondersteuning. De rechtbank ziet gelet op het ontwikkelingsniveau van de verdachte en zijn belang bij een ontwikkelingsgerichte aanpak aanleiding om artikel 77c Sr toe te passen en aan de verdachte een jeugdstraf op te leggen.
De straf
De rechtbank houdt er rekening mee dat bij het bepalen van de straf verschillende belangen een rol spelen. Waar aan de ene kant recht moet worden gedaan aan de ernst van het feit en de gevolgen daarvoor voor het slachtoffer en de samenleving, moet aan de andere kant rekening worden gehouden met de persoon van de verdachte en het belang dat de maatschappij heeft bij een afdoening die voorkomt dat de verdachte opnieuw de fout in gaat.
Gelet op het taakstrafverbod van artikel 77ma Sr kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een (deels) onvoorwaardelijke jeugddetentie. Gezien de persoon van verdachte zal de rechtbank deze onvoorwaardelijke jeugddetentie echter zeer sterk beperken en hem, hoewel gezien de ernst van de feiten een langdurige detentie passend zou zijn, slechts 1 dag detentie opleggen.
Daarnaast zal de rechtbank bij het bepalen van de straf ook ten gunste van verdachte rekening houden met de lange tijd die het geduurd heeft voordat verdachte duidelijkheid krijgt over zijn straf. Verdachte is voor de onderhavige feiten door de politie gehoord in juni 2021, terwijl het vonnis op 7 februari 2023 wordt gewezen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de strafeis van de officier van justitie voldoende recht doet aan de ernst van de feiten en de persoon van verdachte. De rechtbank zal aan verdachte opleggen een jeugddetentie van 6 maanden, waarvan 1 dag onvoorwaardelijk en de rest voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast zal de rechtbank verdachte een onvoorwaardelijke werkstraf opleggen voor de duur van 120 uren.
De maatregel ex artikel 77we juncto 38v Sr
Daarnaast zal de rechtbank ter voorkoming van nieuwe strafbare feiten en ter bescherming [slachtoffer] een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid ex artikel 38v Sr aan verdachte opleggen. Verdachte heeft [slachtoffer] gedurende een lange periode seksueel misbruikt. Deze forse inbreuk op de lichamelijke integriteit heeft een forse impact gehad op [slachtoffer] en laat tot op de dag van vandaag nog altijd zijn sporen bij haar na. Hij mag daarom van de rechtbank de komende vijf jaar op geen enkele manier contact hebben met [slachtoffer] , niet in persoon, maar ook niet via sociale media. Deze maatregel is naar het oordeel van de rechtbank noodzakelijk ter bescherming van [slachtoffer] . Voor het geval verdachte zich niet aan de maatregel houdt, zal (telkens) vervangende jeugddetentie van drie dagen worden opgelegd.