ECLI:NL:RBZWB:2023:7409

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 oktober 2023
Publicatiedatum
25 oktober 2023
Zaaknummer
AWB- 23_2734
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een subsidieaanvraag door de gemeente Tilburg

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 oktober 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar subsidieaanvraag door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg beoordeeld. Eiseres had op 21 april 2022 een subsidie aangevraagd voor een initiatief gericht op het produceren en distribueren van documentaire videoportretten van kunstenaars. Het college heeft de aanvraag op 14 september 2022 afgewezen, waarna eiseres bezwaar maakte. Dit bezwaar werd op 24 maart 2023 ongegrond verklaard, wat leidde tot het beroep bij de rechtbank.

De rechtbank heeft de zaak op 23 augustus 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiseres en de gemachtigden van het college aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat het college de subsidieaanvraag op goede gronden heeft afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing niet in strijd is met de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en dat het college niet in strijd heeft gehandeld met de beginselen van behoorlijk bestuur. De rechtbank stelt vast dat er geen wettelijke grondslag bestaat voor de gevraagde subsidie en dat het college voldoende gemotiveerd heeft uiteengezet waarom de aanvraag is afgewezen.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de subsidieaanvraag in stand blijft. Eiseres krijgt geen proceskostenvergoeding en het griffierecht wordt niet vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/2734 VEROR

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 oktober 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres,

[gemachtigde] ,
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, verweerder.

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de subsidieaanvraag.
In het besluit van 14 september 2022 (primair besluit) heeft het college de subsidieaanvraag voor het initiatief van eiseres afgewezen. Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 24 maart 2023 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en het primaire besluit in stand gelaten.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 23 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en mr. M.J. Hümmels, mr. drs. U.H.M. Mes en [naam] als gemachtigden van het college.
Bij sluiting van het onderzoek heeft de rechtbank meegedeeld binnen zes weken uitspraak te doen. De rechtbank heeft deze termijn niet gehaald en de uitspraaktermijn verlengd.

Beoordeling door de rechtbank

De rechtbank beoordeelt de weigering van de subsidieaanvraag aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Feiten
1.1.
Op 21 april 2022 heeft eiseres een subsidie voor het initiatief om het op meerjarenbasis produceren en (wereldwijd) distribueren van journalistieke documentaire artistiek-inhoudelijke videoportretten van belangwekkende kunstenaars, ontwerpers, architecten, componisten, choreografen, musici, podiumkunstenaars e.d. van verschillende generatie en culturele achtergrond, die in en vanuit de stad en regio / Hart van Brabant, lokaal en bovenlokaal werkzaam zijn, aangevraagd.
1.2.
In het primaire besluit heeft het college de subsidieaanvraag afgewezen.
1.3.
Eiseres heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt en de bezwaren toegelicht op de hoorzitting van 14 december 2022.
1.4.
In het bestreden besluit heeft het college het bezwaar ongegrond verklaard en het primaire besluit in stand gelaten.
Wettelijk kader
2. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
Waar gaat de zaak over?
3. Ter zitting is gesproken over de aard en de omvang van het geding. De rechtbank stelt vast dat de gronden van eiseres zien op de mandaatverlening en de ondertekening van het besluit, de grondslagverlating door het college en de vraag of de subsidie op goede gronden niet is verleend. Daarnaast doet eiseres een beroep op diverse rechtsbeginselen. De rechtbank zal zich daarom beperken tot deze beroepsgronden.
Is het besluit door een bevoegd persoon genomen en ondertekend?
4.1.
Eiseres stelt dat het besluit niet door een bevoegd persoon is genomen. Er is een subsidie ter hoogte van € 45.000,-, verdeeld over drie jaren, aangevraagd. Het gaat niet om een subsidie van € 15.000,-, zoals het college stelt. De subsidieaanvraag past daarom niet in het mandaatbesluit en het besluit kon daarom niet op deze wijze, door ambtenaren, worden genomen. Het college had erop moeten toezien dat het besluit niet in de vorm van een mandaatbesluit door ambtenaren werd afgehandeld. Eiseres is door het ten onrechte nemen van het besluit op grond van het mandaat wel degelijk benadeeld. De gemachtigde van eiseres heeft in goed vertrouwen onder andere besloten om, samen met andere initiatiefnemers, zelf de kosten voor de notaris voor de oprichtingsakte te voldoen. Als duidelijk was dat het college de subsidie niet zou verlenen, dan hadden zij deze stap niet gezet.
4.2.
Het college stelt dat het afdelingshoofd Sociaal mandaat heeft gekregen voor het verlenen van subsidies tot € 25.000,-. Het college is van mening dat het besluit is genomen door een bevoegd persoon en dat van een mandaatgebrek geen sprake is. Het primaire besluit was niet ondertekend, zoals bedoeld in artikel 10:10 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dat gebrek is met het bestreden besluit volgens het college hersteld.
4.3.
De rechtbank stelt vast dat tussen partijen vaststaat dat een afdelingshoofd een mandaat heeft gekregen voor het verlenen van subsidies tot een bedrag van € 25.000,-. Eiseres heeft een subsidie aangevraagd ter hoogte van € 45.000,- , die wordt verspreid over drie jaar. Het gaat dan jaarlijks om een bedrag van € 15.000,-. De rechtbank is van oordeel dat gelet op de formulering van het mandaatbesluit niet de hoogte van de aanvraag leidend is, maar de hoogte van het bedrag waarvoor subsidie wordt verleend. Nu er geen subsidie wordt verleend, valt de afwijzing van de aanvraag binnen de bevoegdheid van het mandaatbesluit. De weigering heeft immers geen financiële consequenties voor het college.
Het college heeft erkend dat het primaire besluit in strijd was met artikel 10:10 van de Awb, omdat het besluit niet van een handtekening was voorzien. Nu het bestreden besluit door de bevoegde persoon is genomen, wel van een handtekening is voorzien en in het bestreden besluit uiteen is gezet wie het primaire besluit heeft genomen, is de rechtbank van oordeel dat het college het gebrek heeft hersteld. Het college heeft zich op goede gronden op het standpunt gesteld dat eiseres door dit gebrek niet in haar belangen is geschaad. Daarom mocht het college het gebrek passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Awb.
Heeft het college de grondslag van het primaire besluit mogen verlaten?
5. De rechtbank begrijpt het beroep van eiseres zo dat zij stelt dat het college de grondslag van het primaire besluit heeft verlaten. Dit standpunt kan de rechtbank niet volgen. In het primaire besluit heeft het college gesteld dat de gemeentelijke middelen voor subsidieverlening op afstand zijn belegd, bij Citymarketing Tilburg en het Tilburgs Mediafonds, en dat het college geen mogelijkheden voor verdere ondersteuning ziet. De rechtbank begrijpt dat het college daarmee stelt dat er geen budget is om, naast de voorliggende voorzieningen, meer subsidie te verlenen. Naar oordeel van de rechtbank komt dit inhoudelijk neer op hetzelfde standpunt zoals verwoord in het bestreden besluit. Daarin wordt gesteld dat er geen budget was/is en dat het Tilburgs Mediafonds als voorliggende voorziening wordt beschouwd. Het college heeft de grondslag van het primaire besluit dan ook niet verlaten.
Daarnaast vindt op grond van artikel 7:11, eerste lid, van de Awb, indien het bezwaar ontvankelijk is, op grondslag daarvan een heroverweging van het bestreden besluit plaats. Dit betekent dat het college naar aanleiding van het bezwaar van eiseres vrij was om een volledige heroverweging te laten plaatsvinden en in het bestreden besluit tot een ander oordeel te komen dan in het primaire besluit.
Is de subsidie op goede gronden niet verleend?
6.1.
Eiseres is van mening dat bij de afwijzing van de subsidie een kundige beoordeling en redelijke afweging ontbreekt. Er is op geen enkele manier aandacht besteed aan de inhoud en opzet van de stichting van eiseres. Het is wel zo dat eiseres ook een verzoek tot ondersteuning heeft ingediend bij het Tilburgs Mediafonds. Dit is echter niet toereikend, nu eiseres een meerjarensubsidie heeft aangevraagd. De afwijzing van de subsidie heeft nadelige gevolgen voor de ontwikkeling en opbouw van de stichting.
6.2.
Het college stelt dat er geen wettelijke grondslag is om de subsidie te verlenen. Het is echter ook mogelijk om de subsidie te verlenen als er geen wettelijke grondslag bestaat. Het college heeft dan grote mate van beleidsruimte bij de beoordeling van de subsidieaanvraag. De aanvraag is afgewezen, omdat er sprake is van voorliggende voorzieningen en omdat het college geen budget heeft om een incidentele subsidie te verlenen. Het bestaan van het platform Make it in Tilburg is volgens het college niet de reden geweest om de subsidie te weigeren. Ook is er geen sprake van ongewenste concurrentie.
6.3.
De rechtbank stelt vast dat er geen wettelijke grondslag bestaat om de door eiseres gevraagde subsidie te verlenen. Dit is door eiseres ook niet betwist. Ter zitting is door de gemachtigden van het college voldoende gemotiveerd waarom de subsidieregelingen voor cultuurdoeleinden, waaronder het Makersfonds en de Kunstenaarsinitiatieven, geen grondslag kunnen bieden. Eiseres heeft desgevraagd ook bevestigd dat zij voor deze subsidieregelingen niet in aanmerking komt. Ook in de Algemene subsidieverordening gemeente Tilburg kan geen zelfstandige grondslag voor subsidieverlening worden gevonden. Deze verordening schept enkel een kader.
6.4.
Naar oordeel van de rechtbank heeft het college op goede gronden de aanvraag voor subsidie afgewezen. Hoewel tussen partijen vaststaat dat er geen wettelijke grondslag voor subsidieverlening bestaat, heeft het college op grond van artikel 4:23, derde lid, aanhef en onder c, van de Awb de mogelijkheid om een subsidie te verlenen. Eiseres heeft niet betwist dat voor de gevraagde subsidie geen bedrag op de begroting is opgenomen. Van een situatie als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, aanhef en onder c, van de Awb is dan ook geen sprake. Het college heeft de aanvraag van eiseres dan ook terecht opgevat als een aanvraag voor een incidentele subsidie, zoals bedoeld in artikel 4:23, derde lid, aanhef en onder d, van de Awb. Vervolgens heeft het college gemotiveerd uiteengezet waarom zij de aanvraag heeft afgewezen, namelijk omdat er sprake is van een voorliggende voorziening en omdat het college geen budget heeft om de subsidie te verlenen. Ter zitting hebben de gemachtigden van het college afdoende toegelicht dat er op dit moment geen financiële ruimte is om de subsidie te verlenen en welke voorliggende voorziening zij bedoelt. Eiseres heeft dit (onvoldoende) betwist. Het college heeft dan ook in redelijkheid kunnen besluiten om de aanvraag voor een incidentele subsidie af te wijzen.
Heeft het college de algemene beginselen van behoorlijk bestuur geschonden?
7.1.
Eiseres stelt zich op het standpunt dat het college in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur heeft gehandeld. Zo heeft het college het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel niet in acht genomen en in strijd met de zorgplicht van artikel 2:4 van de Awb gehandeld. Het college wenst volgens eiseres geen subsidie te verlenen omdat er sprake is van ongewenste concurrentie ten opzichte van Make it in Tilburg.
7.2.
De rechtbank is van oordeel dat het college de algemene rechtsbeginselen van behoorlijk bestuur niet heeft geschonden. Het college heeft in het bestreden besluit en het verweerschrift en ook ter zitting gemotiveerd uiteengezet waarom zij de incidentele subsidie niet kunnen/willen verstrekken en ook waarom er geen sprake is van oneerlijke concurrentie. Eiseres heeft onvoldoende onderbouwd waarom er wel sprake zou zijn van schending van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en/of oneerlijke concurrentie. Het is de rechtbank dan ook niet gebleken dat er sprake is van onzorgvuldigheid of vooringenomenheid. Dit betekent dat het beroep ongegrond is.

Conclusie en gevolgen

8. De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren. Dit betekent dat het college op goede gronden de subsidieaanvraag heeft afgewezen. Het bestreden besluit zal dan ook in stand blijven.
9. Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard, krijgt eiseres geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt eiseres het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A. de Roo, griffier, op 24 oktober 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage

Wettelijk kader
Algemene wet bestuursrecht:
Op grond van artikel 2:4, eerste lid, van de Awb vervult het bestuursorgaan zijn taak zonder vooringenomenheid.
Op grond van artikel 3:2 van de Awb vergaart het bestuursorgaan bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.
Op grond van artikel 3:46 van de Awb dient een besluit te berusten op een deugdelijke motivering.
Op grond van artikel 6:22 van de Awb kan een besluit waartegen bezwaar is gemaakt of beroep is ingesteld, ondanks schending van een geschreven of ongeschreven rechtsregel of algemeen rechtsbeginsel, door het orgaan dat op het bezwaar of beroep beslist in stand worden gelaten indien aannemelijk is dat de belanghebbenden daardoor niet zijn benadeeld.
Artikel 7:11 van de Awb bepaalt:
1. Indien het bezwaar ontvankelijk is, vindt op grondslag daarvan een heroverweging van het bestreden besluit plaats.
2 Voor zover de heroverweging daartoe aanleiding geeft, herroept het bestuursorgaan het bestreden besluit en neemt het voor zover nodig in de plaats daarvan een nieuw besluit.
Op grond van artikel 10:1 van de Awb wordt onder mandaat verstaan: de bevoegdheid om in naam van het bestuursorgaan besluiten te nemen.
Op grond van artikel 10:3, eerste lid, van de Awb kan een bestuursorgaan mandaat verlenen, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald of de aard van de bevoegdheid zich tegen de mandaatverlening verzet.
Op grond van artikel 10:10 van de Awb vermeldt een krachtens mandaat genomen besluit namens welk bestuursorgaan het besluit is genomen.
Op grond van artikel 4:21, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt onder subsidie verstaan: de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten.
Op grond van artikel 4:23, eerste lid, van de Awb verstrekt een bestuursorgaan slechts subsidie op grond van een wettelijk voorschrift dat regelt voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt.
Op grond van het derde lid, aanhef en onder c, is het eerste lid niet van toepassing indien de begroting de subsidie-ontvanger en het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld, vermeldt.
Op grond van het derde lid, aanhef en onder d, is het eerste lid niet van toepassing in incidentele gevallen, mits de subsidie voor ten hoogste vier jaren wordt verstrekt.