ECLI:NL:RBZWB:2023:7403

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 oktober 2023
Publicatiedatum
25 oktober 2023
Zaaknummer
02-103515-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van opzettelijk aanwezig hebben van amfetamine

Op 25 oktober 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van amfetamine. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 11 oktober 2023, waarbij de officier van justitie, mr. M. Tax, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 18 april 2023 in haar woning amfetamine en amfetamine-olie aanwezig had, samen met haar echtgenoot, die zich op zijn zwijgrecht beriep. De rechtbank vond het niet bewezen dat de verdachte actief betrokken was bij de bewerking van amfetamine, maar concludeerde dat zij wel opzettelijk amfetamine aanwezig had. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de beschuldiging van het bewerken van amfetamine, maar achtte de aanwezigheid van de drugs wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 180 dagen, waarvan 174 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uren. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de rol die zij in de zaak had gespeeld, wat leidde tot een lagere straf dan door de officier van justitie was geëist.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-103515-23
vonnis van de meervoudige kamer van 25 oktober 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1975 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsman mr. P. van de Kerkhof, advocaat te Tilburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 11 oktober 2023, waarbij de officier van justitie mr. M. Tax en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met een of meer anderen zich bezig heeft gehouden met de bewerking van amfetamine en/of deze opzettelijk aanwezig heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met een ander een hoeveelheid amfetamine voorhanden heeft gehad. In de woning van verdachte en haar echtgenoot zijn op verschillende plaatsen onder meer amfetamine, amfetamine-olie, jerrycans en sealbags aangetroffen, in de wasmachine werden sporen van amfetamine aangetroffen en op zolder stond zelfs een lab opgesteld. De verklaring van verdachte dat zij van niets wist, acht de officier van justitie ongeloofwaardig gelet op hetgeen in de woning is aangetroffen en het lab op zolder waardoor de gehele woning naar amfetamine rook.
De officier van justitie acht niet bewezen dat verdachte amfetamine heeft bewerkt.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en verzoekt verdachte vrij te spreken van het tenlastegelegde feit. Uit het dossier kan niet zonder meer worden afgeleid dat er op de zolder van de woning daadwerkelijk amfetamine is gekristalliseerd. Ondanks dat het de woning van verdachte betrof, zijn er contra-indicaties in het dossier aanwezig voor de aanname dat verdachte wetenschap heeft gehad van hetgeen in haar woning is aangetroffen. Ook indien er wel sprake zou zijn van wetenschap, valt niet in te zien op basis van welke vaststelling kan worden geoordeeld dat verdachte een bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd om haar rol te kunnen te kwalificeren als medeplegen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feiten en omstandigheden
Op 18 april 2023 werd op basis van een machtiging tot binnentreden de woning van verdachte gelegen aan de [woonadres] in [plaats] betreden ter aanhouding van de aldaar aanwezige [naam 1] . [naam 1] werd aangehouden in een lopend onderzoek van de politie in verband met een verdenking van overtreding van de Opiumwetgeving. Verdachte was niet aanwezig in de woning toen aldaar werd binnengetreden, haar echtgenoot wel. Ook waren [naam 1] en [naam 2] aanwezig. In de woonkamer werd een tas aangetroffen met daarin twee jerrycans met een geelachtige olie. Er hing een geur van amfetamine in de woning die op zolder sterker was. Daar werd een niet in werking zijnd kristallisatielab voor amfetamine aangetroffen. Dit was aanleiding om - na een daartoe door de rechter-commissaris verleende machtiging - de woning te doorzoeken.
Bij die doorzoeking werd, naast de tas met twee jerrycans, in een vriezer in de schuur een tas aangetroffen met daarin amfetaminepasta Ook in de woonkamer werd amfetaminepasta aangetroffen. Ten slotte werden op de zolderverdieping van de woning naast de diverse goederen die tezamen een (klein) kristallisatielaboratorium vormen voor het omzetten van amfetamineolie in amfetaminepasta, amfetaminepasta en een melkpak met daarin een liter amfetamineolie aangetroffen. Het Nederlands Forensisch Instituut heeft de aangetroffen verdovende middelen onderzocht en heeft vastgesteld dat daarvan 1.045 gram amfetamine is en dat 11 liter van de aangetroffen olie amfetamine bevat.
Bereiden en/of bewerken amfetamine
Verdachte wordt verweten dat zij in de woning alleen dan wel met anderen amfetamine zou hebben bereid of bewerkt. Hoewel de aangetroffen goederen een sterke aanwijzing zijn dat er in de woning daadwerkelijk amfetamine is bereid of bewerkt, kan op grond van het voorhanden zijnde dossier niet worden vastgesteld wanneer en door wie exact er zou zijn geproduceerd. Het dossier biedt verder geen aanknopingspunten voor de directe betrokkenheid van verdachte bij de bewerking. De rechtbank acht daarom niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte amfetamine heeft bereid en/of bewerkt. Zij zal haar daarvan dan ook vrijspreken.
Opzettelijk aanwezig hebben amfetamine
Verdachte wordt verder verweten dat zij alleen dan wel met een of meer anderen opzettelijk amfetamine aanwezig heeft gehad. Voor een bewezenverklaring daarvan is vereist dat bij verdachte sprake was van wetenschap van de aanwezigheid van de amfetamine en amfetamine-olie en dat zij hierover de beschikkingsmacht had.
Naar het oordeel van de rechtbank kunnen bewoners van een woning in beginsel verantwoordelijk worden gehouden voor de goederen die zich in die woning en daarbij behorende schuur bevinden. Uitgangspunt is immers dat je weet wat zich in je woning bevindt. Dat is eerst anders indien verdachte een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft voor het ontbreken van wetenschap van de aangetroffen goederen. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat zij fulltime werkt en daarom geen zicht heeft op wat zich in de woning afspeelt en wie er overdag in de woning verblijft. Zij heeft de aangetroffen goederen nooit gezien. Zij had de wasmachine enkele dagen voor de doorzoeking nog gebruikt en heeft toen niets geroken en ook de door de verbalisanten omschreven sterke amfetaminegeur in de woning heeft zij nooit geroken. Toen zij op de ochtend van de doorzoeking de woning verliet heeft zij geen tas met jerrycans in de woning gezien.
De feiten en omstandigheden die verdachte aanvoert om te onderbouwen dat zij van niets wist, overtuigen de rechtbank niet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de goederen zijn aangetroffen op plaatsen in de woning waarvan kan worden aangenomen dat verdachte daar gebruik van maakt, waaronder de vriezer in de schuur, de woonkamer en de zolder. Bovendien hing in de gehele woning de geur van amfetamine, die op zolder nog sterker was. Daar komt bij dat uit het dossier volgt dat er op de zolder van haar woning amfetamine op een eerder moment amfetamine is bewerkt. Verdachte was op de ochtend dat de goederen zijn aangetroffen nog in de woning aanwezig. De rechtbank acht het niet aannemelijk, gezien de hoeveelheid aangetroffen goederen en de plaatsen waar deze zijn aangetroffen alsmede de aanwezigheid van het lab op de zolder, dat alle goederen pas op de dag van de doorzoeking in de woning zouden zijn gebracht
Op grond van voormelde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte geen aannemelijke verklaring heeft gegeven voor het ontbreken van wetenschap. Het voorgaande betekent naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte wist, tenminste in de vorm van voorwaardelijk opzet, van de aanwezigheid van de aangetroffen amfetamine en amfetamine-olie. Dat geldt naar het oordeel van de rechtbank niet voor de in de woning aangetroffen bigshopper met twee jerrycans met amfetamine-olie. Op grond van het dossier, met name het feit dat er die dag ook twee andere personen in de woonkamer en keuken aanwezig waren, valt niet uit te sluiten dat de bigshopper pas op de dag van de doorzoeking in de woning is gebracht, nadat verdachte de woning had verlaten.
Omdat verdachte in de woning woont en op de ochtend van de doorzoeking nog in de woning aanwezig is geweest, heeft zij ook de beschikkingsmacht over de overige aangetroffen amfetamine gehad. Het opzettelijk aanwezig hebben van amfetamine kan dan ook wettig en overtuigend worden bewezen.
Is sprake van medeplegen?
De medeverdachte - de echtgenoot van verdachte - heeft zich bij de politie op zijn zwijgrecht beroepen. De rechtbank acht op grond van de feiten en omstandigheden niet aannemelijk dat de medeverdachte geen wetenschap zou hebben gehad van de aangetroffen amfetamine. De medeverdachte woonde ook in de woning en kan naar het oordeel van de rechtbank daarom net als verdachte verantwoordelijk gehouden worden voor de aangetroffen goederen. Er zijn geen omstandigheden aannemelijk geworden waaruit voortvloeit dat dit anders is. De rechtbank is daarom van oordeel dat ook de medeverdachte wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van de verdovende middelen en dat hij als bewoner van de woning daarover ook de beschikkingsmacht heeft gehad. Gelet hierop kan naar het oordeel van de rechtbank ook het medeplegen wettig en overtuigend worden bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op18 april 2023 te [plaats], tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Zo de rechtbank een andersluidend oordeel is toegedaan, verzoekt de verdediging - rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden - aan verdachte een taakstraf en daarbij eventueel een geheel voorwaardelijke straf op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het aanwezig hebben van ongeveer een kilogram amfetamine en een liter amfetamine-olie. Gelet op de aangetroffen hoeveelheid was dat niet voor eigen gebruik maar bedoeld voor de handel. Amfetamine werkt sterk verslavend en is zeer schadelijk voor de gezondheid van de gebruikers ervan. Bovendien heeft de handel in harddrugs veel gerelateerde vermogens- en andere criminaliteit tot gevolg. Verdachte kan door haar rol in deze handel mede verantwoordelijk gehouden worden voor deze gevolgen. Er is dan ook sprake van een ernstig feit.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf acht geslagen op de LOVS-oriëntatiepunten en de straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd. Naast voornoemde omstandigheden houdt de rechtbank ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte werkt fulltime en lijkt, behalve een forse schuld die zij samen met haar echtgenoot heeft, haar leven goed op de rit te hebben.
Ook houdt de rechtbank rekening met de rol die verdachte in het geheel heeft gehad. Het is de rechtbank bekend dat een organisatie die harddrugs produceert en verhandelt vaak misbruik maakt van mensen in een kwetsbare positie. De rechtbank acht aannemelijk dat daarvan ook in deze zaak sprake is geweest. Bovendien acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte actieve handelingen heeft verricht bij het bewerken en verwerken van de amfetamine.
Al met al lijkt de rol van verdachte een ondergeschikte beperkte rol te zijn geweest. Voornoemde omstandigheden wegen naar het oordeel van de rechtbank dusdanig zwaar, dat dit aanleiding geeft af te wijken van de eis van de officier van justitie en de op te leggen straf fors te matigen. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de aard en de ernst van het feit in relatie tot de rol die verdachte heeft gespeeld, een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend is.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen passend en geboden is, met aftrek van het voorarrest, waarvan 174 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Dit betekent dat verdachte niet terug in detentie moet. Met de voorwaardelijke straf wordt beoogd verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit een taakstraf voor de maximale duur van 240 uren moet worden opgelegd.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c en 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;

- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 174 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 240 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
120 dagen;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.H. van der Linden, voorzitter, mr. D. van Kralingen en mr. S.H. van Nieuwkerk, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Bles, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 25 oktober 2023.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen