ECLI:NL:RBZWB:2023:7401

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 oktober 2023
Publicatiedatum
25 oktober 2023
Zaaknummer
02-103127-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van opzettelijk aanwezig hebben van amfetamine

Op 25 oktober 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van opzettelijk aanwezig hebben van amfetamine. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 11 oktober 2023, waarbij de officier van justitie, mr. M. Tax, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging was gewijzigd en betrof de opzettelijke aanwezigheid van amfetamine in de woning van de verdachte, die samen met anderen betrokken zou zijn geweest bij de bewerking van deze drugs.

De rechtbank oordeelde dat de officier van justitie niet wettig en overtuigend kon bewijzen dat de verdachte amfetamine had bewerkt, maar achtte het opzettelijk aanwezig hebben van amfetamine wel bewezen. De verdachte had verklaard dat hij niet op de hoogte was van de aanwezigheid van de drugs in zijn woning, maar de rechtbank vond deze verklaring ongeloofwaardig, gezien de omstandigheden en de aangetroffen goederen. De verdachte had wetenschap en beschikkingsmacht over de amfetamine en amfetamine-olie die in zijn woning waren aangetroffen.

De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 18 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder werkloosheid en schulden, maar vond de ernst van het feit zodanig dat een onvoorwaardelijke straf noodzakelijk was. De uitspraak bevatte ook bepalingen over de onttrekking aan het verkeer van in beslag genomen voorwerpen en de teruggave van bepaalde goederen aan de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-103127-23
vonnis van de meervoudige kamer van 25 oktober 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1970 te [geboorteplaats] ( [district] )
wonende te [woonadres]
raadsman mr. G.J. Woodrow, advocaat te Tilburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 11 oktober 2023, waarbij de officier van justitie mr. M. Tax en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) gewijzigd en is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met een of meer anderen zich bezig heeft gehouden met de bewerking van amfetamine en/of deze opzettelijk aanwezig heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met een ander een hoeveelheid amfetamine voorhanden heeft gehad. In de woning van verdachte en zijn echtgenote zijn op verschillende plaatsen onder meer amfetamine, amfetamine-olie, jerrycans en sealbags aangetroffen, in de wasmachine werden sporen van amfetamine aangetroffen en op zolder stond zelfs een lab opgesteld. De verklaring van verdachte dat hij van niets wist, acht de officier van justitie ongeloofwaardig. Verdachte was aanwezig op het moment dat de goederen in de woning en het lab op zolder zijn aangetroffen en de gehele woning rook naar amfetamine. De officier van justitie acht niet bewezen dat verdachte amfetamine heeft bewerkt.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat het Openbaar Ministerie een te beknopt en eenzijdig beeld heeft geschetst van de werkelijkheid, doordat geen enkel onderzoeksresultaat uit het strafrechtelijk onderzoek tegen [naam 1] is gedeeld. Verzocht wordt hiermee rekening te houden bij de beoordeling van de feiten waarbij aan verdachte het voordeel van de twijfel moet worden gegeven. De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en verzoekt verdachte vrij te spreken van het tenlastegelegde feit. Op basis van het dossier kan namelijk niet worden vastgesteld dat er ter plaatse handelingen zouden zijn verricht ter bereiding of bewerking/verwerking van amfetamine. Ook kan niet worden bewezen dat verdachte zelf enige bereidingshandeling heeft verricht of hiervan medepleger was. Verdachte ontkent dat hij wist dat er amfetamine in zijn woning aanwezig was. Er kan niet worden bewezen dat hij wetenschap had van de drugs in zijn woning. Verdachte heeft enkel ruimte ter beschikking gesteld aan anderen om er spullen op te slaan en heeft zich verder nergens mee bemoeid. Het enkel ter beschikking stellen van ruimte is een rol van onvoldoende gewicht om te kunnen spreken van het medeplegen van bereidingshandelingen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feiten en omstandigheden
Op 18 april 2023 werd op basis van een machtiging tot binnentreden de woning van verdachte gelegen aan de [woonadres] in [plaats] betreden ter aanhouding van de aldaar aanwezige [naam 1] . [naam 1] werd aangehouden in een lopend onderzoek van de politie in verband met een verdenking van overtreding van de Opiumwetgeving. Verdachte was in de woning aanwezig toen daar werd binnengetreden. Ook waren [naam 1] en [naam 2] aanwezig. In de woonkamer werd een tas aangetroffen met daarin twee jerrycans met een geelachtige olie. Er hing een geur van amfetamine in de woning die op zolder sterker was. Daar werd een niet in werking zijnd kristallisatielab voor amfetamine aangetroffen. Dit was aanleiding om - na een daartoe door de rechter-commissaris verleende machtiging - de woning te doorzoeken.
Bij die doorzoeking werd, naast de tas met twee jerrycans, in een vriezer in de schuur een tas aangetroffen met daarin amfetaminepasta Ook in de woonkamer werd amfetaminepasta aangetroffen. Ten slotte werden op de zolderverdieping van de woning naast de diverse goederen die tezamen een (klein) kristallisatielaboratorium vormen voor het omzetten van amfetamineolie in amfetaminepasta, amfetaminepasta en een melkpak met daarin een liter amfetamineolie aangetroffen. Het Nederlands Forensisch Instituut heeft de aangetroffen verdovende middelen onderzocht en heeft vastgesteld dat daarvan 1.045 gram amfetamine is en dat 11 liter van de aangetroffen olie amfetamine bevat.
Bereiden en/of bewerken amfetamine
Verdachte wordt verweten dat hij in de woning alleen dan wel met anderen amfetamine zou hebben bereid of bewerkt. Hoewel de aangetroffen goederen een sterke aanwijzing zijn dat er in de woning daadwerkelijk amfetamine is bereid of bewerkt, kan op grond van het voorhanden zijnde dossier niet worden vastgesteld wanneer en door wie exact er zou zijn geproduceerd. Het dossier biedt verder geen aanknopingspunten voor de directe betrokkenheid van verdachte bij de bewerking. De rechtbank acht daarom niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte amfetamine heeft bereid en/of bewerkt. Zij zal hem daarvan dan ook vrijspreken.
Opzettelijk aanwezig hebben amfetamine
Verdachte wordt verder verweten dat hij alleen dan wel met een of meer anderen opzettelijk amfetamine aanwezig heeft gehad. Voor een bewezenverklaring daarvan is vereist dat bij verdachte sprake was van wetenschap van de aanwezigheid van de amfetamine en amfetamine-olie en dat hij hierover de beschikkingsmacht had.
Naar het oordeel van de rechtbank kunnen bewoners van een woning in beginsel verantwoordelijk worden gehouden voor de goederen die zich in die woning en een daarbij behorende schuur bevinden. Dat is eerst anders indien verdachte een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft voor het ontbreken van wetenschap van de aangetroffen goederen. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hem was gevraagd of er wat spullen in zijn woning opgeslagen mochten worden en dat hij dat - tegen betaling- heeft toegestaan. De betreffende personen hadden geen sleutel van de woning en zijn volgens verdachte vanaf begin april steeds door hem binnengelaten. Verdachte zou zich dan verder niet met deze personen hebben bemoeid. Hij zou niet weten welke goederen door hen werden binnengebracht, waar men in de woning verbleef, wat men daar deed en ook niet hoe lang men steeds binnen was geweest. Verdachte heeft verder verklaard dat hij zijn tijd altijd doorbracht op de bank in de woonkamer en dat hij daar ook sliep. Op de zolderverdieping zou hij niet geweest en de door de verbalisanten geroken sterke amfetaminegeur zou verdachte niet hebben geroken.
De amfetamine en amfetamine-olie zijn aangetroffen in de schuur en op de zolderverdieping van de woning van verdachte, maar ook op meerdere plaatsen in de woonkamer, waar verdachte stelt altijd te verblijven. Bovendien hing er in de gehele woning de geur van amfetamine. De rechtbank acht zijn verklaring dat hij niets heeft gemerkt en van de aanwezigheid van amfetamine niets wist, gelet op deze omstandigheden, ongeloofwaardig. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte wetenschap en beschikkingsmacht heeft gehad van de in zijn woning en schuur aangetroffen amfetamine en amfetamine-olie. Het opzettelijk aanwezig hebben van amfetamine acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Is sprake van medeplegen?
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in zijn woning en schuur tegen betaling tijdelijk ruimte ter beschikking heeft gesteld aan anderen. Gelet hierop kan naar het oordeel van de rechtbank ook het medeplegen met anderen wettig en overtuigend worden bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op18 april 2023 te [plaats] , tezamen en in vereniging met anderen
opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Zo de rechtbank een andersluidend oordeel is toegedaan, wordt verzocht - rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden - aan verdachte een groot gedeelte van de op te leggen straf voorwaardelijk op te leggen. De verdediging heeft ten slotte verzocht om zo mogelijk bij vervroeging een uitspraak te doen over de voorlopige hechtenis in het geval de rechtbank geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf oplegt dan het aantal dagen dat verdachte al in voorarrest heeft gezeten.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het aanwezig hebben van ongeveer een kilogram amfetamine en een forse hoeveelheid amfetamine-olie. Gelet op de aangetroffen hoeveelheid was dat niet voor eigen gebruik maar bedoeld voor de handel. Amfetamine werkt sterk verslavend en is zeer schadelijk voor de gezondheid van de gebruikers ervan. Bovendien heeft de handel in harddrugs veel gerelateerde vermogens- en andere criminaliteit tot gevolg. Verdachte kan door zijn rol in deze handel mede verantwoordelijk gehouden worden voor deze gevolgen. Er is dan ook sprake van een ernstig feit.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de aard en ernst van het feit, enkel kan worden gereageerd met een gevangenisstraf. De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf acht geslagen op de LOVS-oriëntatiepunten en de straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd.
Naast voornoemde omstandigheden heeft de rechtbank ook kennis genomen van de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte geeft aan al langere tijd werkloos te zijn en depressief te zijn, onder meer vanwege het overlijden van zijn vader. Verdachte en zijn echtgenote hebben verder een forse schuld.
Ook houdt de rechtbank rekening met de rol die verdachte in het geheel heeft gehad. Het is de rechtbank bekend dat een organisatie die harddrugs produceert en verhandelt vaak misbruik maakt van mensen in een kwetsbare positie. De rechtbank acht aannemelijk dat daarvan ook in deze zaak sprake is geweest. Bovendien acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte actieve handelingen heeft verricht bij het bewerken en verwerken van de amfetamine.
Al met al lijkt de rol van verdachte een ondergeschikte te zijn geweest. Voornoemde omstandigheden wegen naar het oordeel van de rechtbank dusdanig zwaar, dat dit aanleiding geeft af te wijken van de eis van de officier van justitie en de op te leggen straf te matigen. Niettemin is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de aard en de ernst van het feit niet kan worden volstaan met een onvoorwaardelijk gedeelte van de gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstaf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan negen maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar passend en geboden. Het voorwaardelijk strafdeel moet verdachte ervan weerhouden nieuwe strafbare feiten te plegen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.Het beslag

7.1
De onttrekking aan het verkeer
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpenzijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
De voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan
in strijd is met de wet en/of het algemeen belang.
7.2
De teruggave
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan verdachte.
7.3
De bewaring ten behoeve van de rechthebbende
De rechtbank zal de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten van het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp, te weten een geldbedrag van € 500,-, aangezien thans niemand als rechthebbende kan worden aangemerkt.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c en 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 13a van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;

- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer de op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst genoemde inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd: 2 tot en met 14;
- gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten een Apple I-phone 13 (2023096045-2584020) en een Macbook Pro (2023096045-2583933);
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een geldbedrag van € 500,- (2023096045-2584096);
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.H. van der Linden, voorzitter, mr. D. van Kralingen en mr. S.H. van Nieuwkerk, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Bles, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 25 oktober 2023.
De griffier is niet in de gelegenheid het vonnis mede te ondertekenen.