ECLI:NL:RBZWB:2023:7370

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 oktober 2023
Publicatiedatum
24 oktober 2023
Zaaknummer
AWB- 23_9694 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening voor vergoeding vervoerkosten schoolkind

In deze uitspraak van 24 oktober 2023 beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, die bezwaar heeft gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Goes. Het college heeft op 17 augustus 2023 besloten dat verzoeker niet in aanmerking komt voor een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer voor zijn zoon over het schooljaar 2023-2024. Wel worden de kosten voor openbaar vervoer gedeeltelijk vergoed, maar verzoeker moet een eigen bijdrage betalen van € 646. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat het halen en brengen van zijn vier schoolgaande kinderen veel stress veroorzaakt binnen het gezin.

De voorzieningenrechter overweegt dat er op korte termijn een beslissing op bezwaar kan worden verwacht en dat verzoeker over voldoende financiële middelen beschikt om zelf taxivervoer te bekostigen. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat er geen sprake is van onverwijlde spoed. Dit betekent dat verzoeker zelf verantwoordelijk is voor het vervoer van zijn zoon, en de toegekende vergoeding voor openbaar vervoer kan ook worden gebruikt voor het vervoer van zijn zoon. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/9694 VEROR

uitspraak van de voorzieningenrechter van 24 oktober 2023 in de zaak tussen

[naam verzoeker], uit [woonplaats verzoeker], verzoeker

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Goes, het college.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen het besluit van het college over de vergoeding van vervoerskosten voor zijn zoon [naam zoon] over het schooljaar 2023-2024.
1.1.
Het college heeft op 17 augustus 2023 besloten dat verzoeker niet in aanmerking komt voor een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer (taxi/bus) voor zijn zoon [naam zoon]. Wel worden de kosten voor openbaar vervoer voor [naam zoon] en een begeleider gedeeltelijk vergoed. De kosten van openbaar vervoer [woonplaats verzoeker] – Goes bedragen volgens het college € 849 per jaar. Gelet op zijn inkomen moet verzoeker een eigen bijdrage betalen van € 646. Aan verzoeker wordt daarom een vergoeding van € 203 toegekend.
1.2.
Verzoeker heeft tegen dit besluit van 17 augustus 2023 (bestreden besluit) bezwaar gemaakt en een verzoek om voorlopige voorziening ingediend.
1.3.
De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter kan op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb een voorlopige voorziening treffen als onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
3. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht zijn zoon [naam zoon] op korte termijn in aanmerking te brengen voor aangepast vervoer met de taxi. Aan verzoeker is gevraagd het spoedeisende belang nader te onderbouwen. Verzoeker heeft – samengevat – aangegeven dat het halen en brengen van vier schoolgaande kinderen op twee verschillende scholen met dezelfde begin- en eindtijden zorgen voor veel stress binnen het gezin. Dit heeft een negatieve invloed op de complete thuissituatie, de schoolprestaties van de kinderen en de gezondheid van zijn echtgenote.
4. De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoeker – gelet op artikel 7:11 van de Awb en de geplande hoorzitting op 7 november 2023 – op afzienbare termijn een beslissing op bezwaar kan verwachten. De voorzieningenrechter acht het aannemelijk dat verzoeker over voldoende financiële middelen beschikt om tijdens de bezwaarschriftprocedure zelf taxivervoer te bekostigen. Van hem wordt immers sowieso een eigen bijdrage in de kosten van vervoer van € 646 verwacht. Bovendien is in het bestreden besluit opgenomen dat de toegekende vergoeding van € 203 voor openbaar vervoer ook mag worden ingezet om Elias zelf te vervoeren of te laten vervoeren.
Dit leidt de voorzieningenrechter tot het oordeel dat geen sprake is van onverwijlde spoed als bedoeld in artikel 8:81, eerste lid, van de Awb.
5. Dit betekent dat de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen, zal afwijzen. Daarom bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van drs. A. Lemaire, griffier, op 24 oktober 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.