ECLI:NL:RBZWB:2023:7368

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 oktober 2023
Publicatiedatum
24 oktober 2023
Zaaknummer
02-210190-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel wegens overtreding van bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 oktober 2023 uitspraak gedaan over de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel voor de duur van twee jaar. De zaak betreft een betrokkene, geboren in 1980, zonder vaste woon- of verblijfplaats, die zich niet heeft gehouden aan de bijzondere voorwaarden die aan zijn voorwaardelijke veroordeling waren verbonden. De officier van justitie had de tenuitvoerlegging gevorderd, omdat betrokkene zich onttrokken had aan de voorwaarden van zijn behandeling in een forensische kliniek en positief had getest op drugsgebruik. De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene zich niet heeft gehouden aan de voorwaarden, ondanks eerdere kansen die hem waren geboden. De reclassering heeft geadviseerd tot voortijdige beëindiging van het toezicht en tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, omdat betrokkene onvoldoende werkte aan zijn gedragsverandering en verslavingsproblematiek. De verdediging voerde aan dat betrokkene gemotiveerd was voor hulpverlening, maar de rechtbank oordeelde dat de omstandigheden en het gedrag van betrokkene geen basis boden voor een positieve gedragsverandering. De rechtbank heeft daarom de vordering van de officier van justitie toegewezen en gelast dat de voorwaardelijk opgelegde maatregel ten uitvoer zal worden gelegd.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02-210190-22
beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging
In de zaak van de officier van justitie onder het hierboven genoemde parketnummer tegen
[betrokkene]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1980,
zonder vaste woon- of verblijfplaats.

1.De procedure

De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de aan betrokkene opgelegde maatregel.
De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
- het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant d.d. 21 februari 2023;
- de vordering van de officier van justitie d.d. 31 augustus 2023;
- het advies van [zorgverlening] aan de opdrachtgever tot voortijdige negatieve beëindiging van het toezicht d.d. 14 augustus 2023.
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 10 oktober 2023 is de officier van justitie, mr. I.M. Peters, gehoord. Tevens is betrokkene gehoord, bijgestaan door raadsman mr. K.R. Verkaart, advocaat te Breda. Verder is als deskundige gehoord [reclasseringswerker] .

2.Het oorspronkelijke vonnis

Aan betrokkene is bij het hiervoor vermelde vonnis de plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders opgelegd voor de duur van twee jaar, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarden:
- opname en behandeling in een forensische kliniek gespecialiseerd in mensen met een licht verstandelijke handicap, gedurende twee jaar of zoveel korter als de reclassering wenselijk acht. Betrokkene dient zich te houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Daaronder kan ook de inname van medicatie vallen als de zorginstelling dat nodig vindt. Indien de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt betrokkene mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
- een meldplicht bij de reclassering zo vaak en zolang de reclassering dit nodig acht;
- het meewerken aan middelencontrole;
- het zich gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de reclassering.
Dit vonnis is onherroepelijk geworden op 8 maart 2023.

3.Het advies van de reclassering

Blijkens het advies van de GGZ reclassering [zorgverlening] van 14 augustus 2023 heeft betrokkene zich onttrokken aan zijn bijzondere voorwaarden. Het toezicht van betrokkene is gestart op 8 juni 2023. Vanaf dat moment heeft hij zich gehouden aan zijn meldplicht. Betrokkene was overeenkomstig de voorwaarden, opgenomen in een forensische kliniek, de [afdeling] van Fivoor, maar is daaruit op 7 augustus 2023 ontslagen. Dit omdat betrokkene een dreigende houding naar medebewoners en personeel aannam, zich niet begeleidbaar opstelde en niet mee heeft willen werken aan kamer- en middelencontrole. Daarnaast was er een vermoeden van drugsgebruik en is betrokkene bij een urinecontrole positief getest op het gebruik van amfetamine.
Volgens de reclassering heeft betrokkene onvoldoende gewerkt aan gedragsverandering. Zolang betrokkene niet werkt aan zijn verslavingsproblematiek, het aanbrengen van structuur en het aanleren van copingvaardigheden, ziet de reclassering geen mogelijkheid voor gedragsverandering en risicobeperking. Geadviseerd wordt tot het voortijdig beëindigen van het reclasseringstoezicht en tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf. Naar de mening van de reclassering is betrokkene gebaat bij een gedwongen en strak regime.
De deskundige heeft hier ter zitting nog aan toegevoegd dat de samenwerking tussen betrokkene en zijn behandelaren moeizaam verliep, mede door de zelfbepalende houding van betrokkene. Betrokkene heeft een berisping en waarschuwing gehad wegens een positieve urinecontrole. Na het ontslag uit de [afdeling] heeft betrokkene bij de reclassering aangegeven nog steeds open te staan voor hulpverlening. De reclassering heeft met betrokkene afgesproken dat hij zou worden aangemeld voor begeleid wonen bij het Leger des Heils en voor ambulante behandeling, mits hij de gemaakte afspraken met de reclassering zou nakomen. Betrokkene heeft zich vervolgens niet aan deze afspraken gehouden. De reclassering acht een langdurig klinisch traject noodzakelijk teneinde toe te werken naar het verminderen van risico’s en om de problematiek van betrokkene te behandelen.

4.De beoordeling

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is bij de vordering na voorwaardelijke veroordeling gebleven en heeft gevorderd de voorwaardelijk opgelegde plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren ten uitvoer te leggen, omdat betrokkene de hiervoor genoemde bijzondere voorwaarden heeft overtreden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de rechtbank de vordering dient af te wijzen. Daartoe is aangevoerd dat het reclasseringsadvies slechts beperkt informatie geeft over hetgeen is voorgevallen in de kliniek. Betrokkene is, ondanks al zijn problematiek, zeer snel ontslagen uit de kliniek. Daarnaast voert de verdediging aan dat betrokkene gemotiveerd is en graag opnieuw in een forensische kliniek wil worden geplaatst.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat uit het advies van de reclassering van 14 augustus 2023 blijkt dat betrokkene zich niet heeft gehouden aan de bijzondere voorwaarden.
Door de ISD-maatregel voorwaardelijk op te leggen, is aan betrokkene een kans geboden om tot een positieve gedragsverandering en daarmee recidivebeperking te komen. Om tot een goede uitvoering van bijzondere voorwaarden te komen is het noodzakelijk dat een veroordeelde zich daarvoor openstelt en inzet. Betrokkene heeft zich destijds daartoe bereid verklaard en was zeer gemotiveerd om zijn leven een andere wending te geven. Gebleken is echter dat betrokkene vroegtijdig is ontslagen uit de forensische kliniek. Betrokkene heeft dat aan zichzelf te wijten, nu hij zich niet aan de regels in de kliniek heeft gehouden en positief is getest op het gebruik van drugs. De reclassering heeft betrokkene na het ontslag uit de kliniek nog een kans geboden en ook toen heeft hij zich niet aan afspraken gehouden. Ter zitting heeft betrokkene aangegeven het niet redelijk te vinden wanneer de straf ten uitvoer zou worden gelegd vanwege het een paar keer missen van een afspraak. Het gaat hier echter om meer dan een paar keer missen van een afspraak. Na het mislukken van de klinische opname, bleek ook een alternatief dat de reclassering in gedachten had, van plaatsing bij het Leger des Heils, door het herhaaldelijk niet verschijnen op afspraken door betrokkene niet te realiseren. Betrokkene is door zijn zelfbepalende houding onbegeleidbaar voor de reclassering. De rechtbank is met de reclassering van oordeel dat het toezicht in het kader van de bijzondere voorwaarden onvoldoende basis biedt om tot een positieve gedragsverandering en risicobeperking te komen. Betrokkene is, gezien zijn problematiek, kennelijk thans niet in staat om een behandeling in het kader van bijzondere voorwaarden te doorlopen. De rechtbank ziet daarom geen andere mogelijkheid dan de tenuitvoerlegging te bevelen van de voorwaardelijk opgelegde plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de vordering na voorwaardelijke veroordeling van de officier van justitie dient te worden toegewezen.

5.De beslissing.

De rechtbank:
- gelast dat de voorwaardelijk opgelegde plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaar die bij vonnis van 21 februari 2023 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 02-210190-22, ten uitvoer zal worden gelegd.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.H.M. Collombon, voorzitter, mr. E.G.F. Vliegenberg en mr. A.L. Hoekstra, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. D. van Spelde en is uitgesproken ter openbare zitting op 24 oktober 2023.
Mrs. Collombon en Hoekstra zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.