ECLI:NL:RBZWB:2023:7366

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 oktober 2023
Publicatiedatum
24 oktober 2023
Zaaknummer
AWB- 23_9424
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag om tegemoetkoming van planschade

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eisers hebben ingesteld omdat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oisterwijk niet op tijd heeft beslist op hun aanvraag om tegemoetkoming van planschade, ingediend op 18 november 2021. De rechtbank stelt vast dat het college de aanvraag op 19 november 2021 heeft ontvangen en dat het college binnen 48 weken, dus uiterlijk op 21 oktober 2022, had moeten beslissen. Aangezien deze termijn is overschreden, hebben eisers het college op 9 augustus 2023 in gebreke gesteld, wat op 10 augustus 2023 door het college is ontvangen. De rechtbank heeft het college verzocht om de benodigde stukken en een verweerschrift in te dienen, maar het college heeft hieraan geen gehoor gegeven.

De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat het college niet tijdig heeft beslist. De rechtbank bepaalt dat het college alsnog binnen twee weken na verzending van deze uitspraak een besluit moet nemen. Tevens legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast stelt de rechtbank de hoogte van de reeds verschuldigde bestuurlijke dwangsom vast op € 1.442,-, omdat de ingebrekestelling meer dan 42 dagen geleden is ontvangen.

Eisers hebben ook recht op vergoeding van proceskosten, die door het college moeten worden betaald. De rechtbank bepaalt dat het college € 418,50 aan proceskosten aan eisers moet vergoeden, evenals het griffierecht van € 184,-. De uitspraak is gedaan door mr. J. van Alphen, rechter, en is openbaar gemaakt op 23 oktober 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/9424

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 oktober 2023 in de zaak tussen

[eisers], uit [plaats], eisers

([gemachtigde]),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oisterwijk.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eisers hebben ingesteld omdat het college volgens hen niet op tijd heeft beslist op hun aanvraag om tegemoetkoming van planschade van 18 november 2021.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk gegrond is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. [1]
3. De rechtbank heeft het college op 5 september 2023 en op 22 september 2023 verzocht de op zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift in te dienen. Tot op heden heeft verweerder hieraan geen gehoor gegeven. Dat betekent dat de rechtbank op basis van de bij haar bekende stukken, ingediend door eisers, uitspraak zal doen.
Is het beroep kennelijk gegrond?
4. Het beroep is kennelijk gegrond. Eisers hebben de aanvraag ingediend op 18 november 2021 en het college heeft de aanvraag op 19 november 2021 ontvangen. Het college moet binnen 48 weken beslissen op de aanvraag. [2] Het college had dus uiterlijk op 21 oktober 2022 moeten beslissen. De termijn waarbinnen het college moet beslissen is inmiddels voorbij. Eisers hebben het college op 9 augustus 2023 in gebreke gesteld en het college heeft de ingebrekestelling op 10 augustus 2023 ontvangen. Sindsdien zijn twee weken voorbij gegaan.
Welke beslistermijn moet aan het college worden opgelegd?
5. Omdat het college nog geen (nieuw) besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat het college dit alsnog moet doen. Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet het college dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak.
Welke dwangsom wordt aan het college opgelegd?
6. De rechtbank bepaalt dat het college een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door het college. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
Stelt de rechtbank de bestuurlijke dwangsom vast?
7. Eisers hebben verzocht om de bestuurlijke dwangsom vast te stellen. Als een bestuursorgaan een besluit niet op tijd neemt, moet het bestuursorgaan een dwangsom betalen voor elke dag dat het te laat is, voor maximaal 42 dagen. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23,- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35,- per dag en de overige dagen € 45,- per dag. Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom betaald moet worden. [3]
7.1.
Het college heeft de hoogte van de dwangsom niet vastgesteld. De rechtbank doet dit op grond van artikel 8:55c van de Awb nu alsnog. De rechtbank constateert dat uit de stukken blijkt dat de ingebrekestelling op 10 augustus 2023 is ontvangen en dat sinds twee weken na het einde van de beslistermijn meer dan 42 dagen zijn verstreken. De rechtbank oordeelt dan ook dat verweerder het maximale bedrag van € 1.442,- aan dwangsom moet betalen.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is kennelijk gegrond. Dat betekent dat eisers gelijk krijgen, het college de onder 4. genoemde termijn krijgt om alsnog een besluit te nemen en aan het college de onder 6. genoemde dwangsom wordt opgelegd. De rechtbank stelt ook de door het college al verschuldigde bestuurlijke dwangsom vast zoals onder 7.1. berekend.
8.1.
Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eisers vergoeden en krijgen eisers ook een vergoeding voor hun proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 418,50 omdat de gemachtigde van eisers een beroepschrift heeft ingediend en de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt het college op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat het college aan eisers een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- stelt de door het college te betalen dwangsom vast op € 1.442,-;
  • veroordeelt het college tot betaling van € 418,50 aan proceskosten aan eisers;
  • bepaalt dat het college het griffierecht van € 184,- aan eisers moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. van Alphen, rechter, in aanwezigheid van mr. M.R. Jouvenaar, griffier, op 23 oktober 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
2.Dit staat, zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in haar uitspraak van 2 oktober 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:1395) heeft overwogen, in artikel 6.1.3.1, eerste lid van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in samenhang met artikel 2 en artikel 6, zevende, achtste en negende lid, van de Procedureverordening voor advisering tegemoetkoming in planschade gemeente Oisterwijk 2008 en artikel 6.1.3.6, eerste lid, van het Bro.
3.Dit staat in artikel 4:17 en 4:18, eerste lid, van de Awb.