ECLI:NL:RBZWB:2023:7364

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 oktober 2023
Publicatiedatum
24 oktober 2023
Zaaknummer
02-289166-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkeersongeval met lichamelijk letsel door rijden onder invloed en snelheidsovertreding

Op 24 oktober 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 1 november 2022 te Berkel-Enschot een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, die onder invloed van alcohol was en met een snelheid van 204,9 km/u reed, heeft een aanrijding veroorzaakt waarbij drie inzittenden van een andere auto (slachtoffer 1, slachtoffer 2 en slachtoffer 3) zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte roekeloos heeft gereden, maar heeft niet bewezen geacht dat er sprake was van roekeloosheid in de zin van de Wegenverkeerswet. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het veroorzaken van het ongeval door zeer onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag, wat heeft geleid tot tijdelijk letsel bij de slachtoffers. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor drie jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn deelname aan mediation met de slachtoffers en zijn psychische problematiek.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-289166-22
vonnis van de meervoudige kamer van 24 oktober 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1990 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsman mr. S. Arts, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 10 oktober 2023, waarbij de officier van justitie, mr. I.M. Peters, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
op 1 november 2022 te Berkel-Enschot na het gebruik van alcohol een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt, waardoor drie personen (zwaar) lichamelijk letsel hebben opgelopen, dan wel opzettelijk de verkeersregels in ernstige mate heeft geschonden, dan wel gevaar of hinder op de weg heeft veroorzaakt;
op 1 november 2022 te Berkel-Enschot een personenauto heeft bestuurd, terwijl hij onder invloed van alcohol was.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Feit 1
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan. Op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat verdachte onder invloed van een grote hoeveelheid alcohol en met een forse overschrijding van de maximumsnelheid op de weg heeft gereden. Gelet op de schade aan beide voertuigen en de getuigenverklaringen in het dossier, is het meest aannemelijke scenario dat verdachte op de linkerbaan heeft gereden en een uitwijkende stuurbeweging naar rechts heeft gemaakt op het moment dat hij het voertuig van de slachtoffers inhaalde, waardoor hij die slachtoffers heeft aangereden. Bij alle denkbare scenario’s geldt dat verdachte door zijn handelen schuld heeft aan het ongeval zoals bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW). De gedragingen van verdachte leiden tot de conclusie dat sprake is van roekeloos rijgedrag ten gevolge waarvan de slachtoffers zwaar lichamelijk letsel is toegebracht, althans in ieder geval zodanig letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Feit 2
De officier van justitie acht ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan dit feit, gelet op het resultaat van het ademonderzoek en de bekennende verklaring van verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Feit 1 en feit 2
De verdediging refereert zich ten aanzien van de bewezenverklaring van de feiten aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van de mate van schuld komt de verdediging tot een bewezenverklaring van ernstige schuld. Verder kan het letsel van de slachtoffers niet worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel, maar wel als letsel waardoor tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van normale bezigheden is ontstaan.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feiten en omstandigheden
Op 1 november 2022 omstreeks 22:00 uur heeft er op de A65 te Berkel-Enschot, gemeente Tilburg, een verkeersongeval plaatsgevonden waarbij twee personenauto’s betrokken waren. In het dossier bevinden zich foto’s van de weg, beschadigingen van de vangrail en de beschadigde voertuigen en een onderzoek naar de snelheid van de auto, maar van dit verkeersongeval is geen volledige verkeersongevallenanalyse opgemaakt. Hoewel het onderzoek naar de exacte toedracht van het ongeval beperkt is geweest, staat voor de rechtbank op grond van de bewijsmiddelen het volgende vast. Verdachte heeft als bestuurder van een BMW in onvoldoende mate op de weg en het overige verkeer gelet en bovendien onvoldoende afstand gehouden van het voor hem rijdende verkeer. Immers, verdachte heeft kort voor het ongeval al gevaarlijk rijgedrag vertoond door claxonnerend en met zeer hoge snelheid over de snelweg te rijden, waarbij hij rakelings langs een ander voertuig reed. Vervolgens is verdachte met een door de BMW geregistreerde snelheid van 204,9 kilometer per uur tegen de linker achterkant van een Fiat gereden met daarin de slachtoffers [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] . Daardoor is de Fiat van richting veranderd en op de rechtervluchtstrook terechtgekomen. Vervolgens is de Fiat tegen de linker vangrail gebotst en uiteindelijk midden op de weg tot stilstand gekomen. Verdachte is onderworpen aan een ademanalyse en daaruit is gebleken dat hij zodanig onder invloed was van alcohol dat sprake was van 820 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht.
Feit 1 – schuld in de zin van artikel 6 WVW
De vraag waarvoor de rechtbank zich gesteld ziet, is of verdachte door zijn gedragingen schuld heeft aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 WVW en zo ja, in welke mate.
Bij de beoordeling daarvan komt het aan op het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst van de verkeersovertreding(en) en de overige omstandigheden van het geval. Niet reeds uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag, dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Van schuld is sprake wanneer de verdachte zich roekeloos, dan wel in hoge of aanzienlijke mate onvoorzichtig en/of onoplettend heeft gedragen. Het rijgedrag van verdachte moet daarvoor worden afgezet tegen dat wat van de gemiddelde verkeersdeelnemer mag worden verwacht.
Op grond van het hiervoor omschreven rijgedrag van verdachte staat voor de rechtbank vast dat het verkeersongeval aan zijn schuld is te wijten, zoals bedoeld in artikel 6 WVW. Voorts moet worden beoordeeld in welke mate sprake is van verwijtbare schuld. Nu de officier van justitie ook de zwaarste vorm van schuld, te weten roekeloosheid, ten laste heeft gelegd, zal de rechtbank moeten beoordelen of daarvan sprake is.
Roekeloosheid?
Door de Hoge Raad is overwogen dat van roekeloosheid sprake is indien door een gedraging zeer ernstig gevaar in het leven wordt geroepen en verdachte zich daarvan bewust was of had moeten zijn. Met de Wet aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelicten heeft de wetgever het begrip roekeloosheid nader ingevuld en zo het toepassingsbereik daarvan willen verbreden. Daartoe is in artikel 175 WVW, dat de strafbepaling van artikel 6 WVW bevat, aan het tweede lid toegevoegd dat van roekeloosheid in elk geval sprake is als het gedrag ook als overtreding van artikel 5a, eerste lid, WVW kan worden aangemerkt.
Artikel 5a WVW heeft alleen betrekking op ernstig verkeersgevaarlijk gedrag. Gekeken moet worden naar het samenstel van de gedragingen van de verdachte, waarbij alle omstandigheden in ogenschouw worden genomen. Op grond van artikel 5a, tweede lid, WVW is een dergelijke omstandigheid ook de mate waarin verdachte in een toestand verkeerde zoals bedoeld in artikel 8 WVW.
In deze zaak gaat het om het schenden van voor de verkeersveiligheid zeer belangrijke verkeersregels, te weten een forse overschrijding van de maximum snelheid en het door verdachte besturen van zijn auto na gebruik van (veel) meer alcohol dan is toegestaan. Nu echter, bij gebrek aan een volledige verkeersongevallenanalyse en gebrek aan voldoende herinnering bij verdachte en de slachtoffers omtrent de toedracht, niet is komen vast te staan wat de aanleiding en precieze feitelijke toedracht van het ongeval is geweest, is er onvoldoende bewijs aanwezig om vast te kunnen stellen of het gedrag van verdachte op het moment van het ongeval kan worden aangemerkt als een overtreding van artikel 5a WVW. Meer in het bijzonder kan de rechtbank onvoldoende vaststellen dat het opzet van verdachte gericht was zowel op het schenden van de verkeersregels als op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels. Met inachtneming daarvan komt de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van roekeloosheid. Verdachte zal van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Ernstige mate van schuld
Wel leiden de hierboven omschreven gedragingen van verdachte naar het oordeel van de rechtbank tot de conclusie dat hij zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden. De rechtbank overweegt hierbij dat, hoewel het gebruik van alcoholhoudende drank voorafgaand aan het besturen van een motorrijtuig op zichzelf staand onvoldoende is voor het oordeel dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW, dit wel een omstandigheid is die kan bijdragen aan dat oordeel. Verdachte heeft gereden terwijl hij onder invloed was van bijna vier keer de toegestane hoeveelheid alcohol. De rechtbank is van oordeel dat dit forse alcoholgebruik een grote rol heeft gespeeld bij de omschreven gedragingen van verdachte. Verdachte heeft (mede) door het gebruik van alcohol niet gehandeld zoals dat in het algemeen van een bestuurder van een personenauto mag worden verwacht. Naar het oordeel van de rechtbank is het verkeersgedrag van verdachte aan te merken als zeer onvoorzichtig en onoplettend, als gevolg waarvan het ongeval is veroorzaakt. De rechtbank zoekt daarom aansluiting bij de schuldgradatie ernstige mate van schuld en merkt daarbij op dat het gedrag van verdachte naar haar oordeel aan de bovengrens van deze schuldgradatie zit.
Letsel slachtoffers
Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van zwaar lichamelijk letsel wegen in ieder geval factoren mee als de aard van het letsel, de noodzaak en aard van het medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel.
Door het aan verdachte te wijten ongeval hebben [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] onder meer langdurige klachten opgelopen ten gevolge van een hersenschudding waardoor zij ook langdurig werden beperkt in het kunnen doen van hun werk. De rechtbank is van oordeel dat het dossier echter onvoldoende aanknopingspunten biedt om te kunnen concluderen dat in juridische zin sprake is van zwaar lichamelijk letsel, omdat er geen medisch ingrijpen in de vorm van bijvoorbeeld een operatie noodzakelijk is geweest en het dossier geen informatie bevat waaruit blijkt dat bij een of meer van de slachtoffers sprake zou zijn van een medische eindtoestand. Daarom wordt verdachte van dat onderdeel vrijgesproken. Wel acht de rechtbank bewezen dat sprake is van zodanig letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Conclusie
Uit het voorgaande volgt de conclusie dat verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden en daarmee schuld heeft aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 WVW, waardoor [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] zodanig lichamelijk letsel hebben opgelopen dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. Het primair ten laste gelegde feit is daarmee wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2 – rijden onder invloed van alcohol
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte en het resultaat van de ademanalyse, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde feit 2.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
feit 1 primair
op 1 november 2022 te Berkel-Enschot, gemeente Tilburg, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende over de weg, de A65, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, immers heeft hij, verdachte, zeer onvoorzichtig en onoplettend,
- terwijl hij onder invloed van te veel alcohol verkeerde,
- met een veel hogere snelheid dan de aldaar voor personenauto’s toegestane maximum snelheid van 130 kilometer per uur gereden (te weten ongeveer 205 km per uur) en
- niet op het voor hem gelegen weggedeelte van die weg en op het overige verkeer gelet en
- onvoldoende afstand gehouden van de voor hem, verdachte, rijdende medeweggebruikers,
waardoor hij, verdachte, met het door hem bestuurde motorrijtuig (personenauto) tegen de personenauto met daarin de inzittenden [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] is gereden, door welk verkeersongeval aan [slachtoffer 1] zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, te weten: een hersenschudding en
door welk verkeersongeval aan [slachtoffer 2] zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan en door welk verkeersongeval aan [slachtoffer 3] zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, te weten: een hersenschudding,
zulks terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
feit 2
op 1 november 2022 te Berkel-Enschot, gemeente Tilburg, als bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 820 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte ter zake van de bewezen geachte feiten, waarbij de officier van justitie is uitgegaan van roekeloos rijgedrag, wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast vordert de officier van justitie de oplegging van een ontzegging van de rijbevoegdheid van drie jaren met aftrek van de tijd dat het rijbewijs van verdachte reeds is ingehouden. De officier van justitie heeft in haar eis enerzijds rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en anderzijds met de hoge snelheid waarmee verdachte heeft gereden en het forse alcoholgehalte dat bij hem gemeten is.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en bepleit te volstaan met een taakstraf, een voorwaardelijke gevangenisstraf en een ontzegging van de rijbevoegdheid.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich op 1 november 2022 schuldig gemaakt aan het veroorzaken van een verkeersongeval, terwijl hij onder invloed was van bijna vier keer de toegestane hoeveelheid alcohol. Verdachte heeft daarbij de maximumsnelheid met meer dan 70 kilometer per uur overschreden en heeft in onvoldoende mate op de weg en de overige weggebruikers gelet. Vervolgens heeft verdachte onvoldoende afstand gehouden van de auto van de slachtoffers, waardoor hij met hen in botsing is gekomen. Verdachte heeft met zijn gedrag de verkeersveiligheid ernstig in gevaar gebracht. Hij heeft onaanvaardbare risico’s genomen en heeft daarbij geen oog gehad voor andere verkeersdeelnemers. Door dit ongeval hebben de slachtoffers zodanig lichamelijk letsel opgelopen, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. Voor alle drie de slachtoffers geldt dat zij lange tijd in het kunnen verrichten van hun werk werden beperkt en dat zij langdurig last hebben van de emotionele gevolgen van het ongeval. Uit hetgeen de drie slachtoffers hebben aangegeven bij de mediation en hetgeen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ter zitting hebben gezegd blijkt hoe groot de gevolgen van het ongeval voor hen zijn geweest en nog steeds zijn. [slachtoffer 2] heeft ter zitting verklaard dat na het ongeval het leven voor haar gevoel even heeft stilgestaan. Ze vond het erg heftig om te ervaren op jonge leeftijd echt even niets meer te kunnen. Het idee dat verdachte weer mag autorijden geeft haar een onveilig en angstig gevoel. Hoewel er een stijgende lijn in haar herstel zit, zijn er nog steeds dagen waarop ze niets kan. [slachtoffer 1] heeft ter zitting verklaard dat het ongeval, met daarnaast nog het moeten aantonen van de geleden schade, inmiddels al een jaar lang een fysieke en mentale impact heeft op haar leven. Daardoor heeft zij als zelfstandig ondernemer ook al een jaar weinig inkomsten. De rechtbank rekent dit alles verdachte zwaar aan.
Strafblad en persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte. Daaruit volgt dat verdachte niet eerder in aanraking is geweest met politie en justitie en dat hij dus een first offender is. Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van de medische stukken van verdachte, waaruit blijkt dat er bij verdachte sprake is van psychische problematiek.
Proceshouding
Verdachte heeft zich opengesteld richting de slachtoffers en heeft een mediationtraject met hen geïnitieerd. Ten aanzien van alle drie de slachtoffers is het mediationtraject afgerond. Bovendien heeft verdachte spijt betuigd tijdens het mediationtraject en ter terechtzitting. Op de rechtbank komt de spijtbetuiging oprecht over. De rechtbank weegt dit mee in het voordeel van verdachte.
Strafoplegging
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank allereerst aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), waarin uitgangspunten zijn vermeld voor straffen voor overtreding van artikel 6 WVW. De rechtbank heeft geoordeeld dat sprake is van een ernstige mate van schuld. Bij deze mate van schuld, met lichamelijk letsel waaruit tijdelijke ziekte volgt en bij het gebruik van alcohol boven de 570 µg/l, geldt als oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 2 jaar. Daarnaast heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in min of meer vergelijkbare zaken worden opgelegd en daarbij aansluiting gezocht. De rechtbank wijkt in strafmodaliteit af van de oriëntatiepunten nu rekening wordt gehouden met het feit dat verdachte aan mediation heeft deelgenomen, niet eerder is veroordeeld en oprecht berouw heeft getoond. Ook verdachte gaat gebukt onder het ongeval en hij spant zich in om aan zijn psychische problemen te werken. Gelet daarop acht de rechtbank een gevangenisstraf niet op zijn plaats, ook niet in voorwaardelijke zin.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke taakstraf een passende sanctie is. Gezien de ernst van het verkeersgedrag is de rechtbank wel van oordeel dat de maximale taakstraf van 240 uren passend en geboden is. Daarbij laat de rechtbank ook in strafverzwarende zin meewegen dat sprake is van drie slachtoffers.
Bijkomende straf
Gelet op de ernst van de feiten, de genoemde oriëntatiepunten en omdat de gedragingen van verdachte aan de bovengrens van ernstige schuld zitten, legt de rechtbank verdachte tevens een langere ontzegging van de rijbevoegdheid op, te weten voor drie jaren, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 8, 175,176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994 zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval
betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige
verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel a, van deze wet;
feit 2:overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet
1994;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 240 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
120 dagen;
Bijkomende straf
- veroordeelt verdachte tot
een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 3 jaar, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de rijontzegging niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd dat verdachte zijn rijbewijs al heeft ingeleverd in mindering wordt gebracht op de rijontzegging.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.L. Hoekstra, voorzitter, mr. E.G.F. Vliegenberg en mr. M.H.M. Collombon, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D. van Spelde, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 24 oktober 2023.
Mr. Hoekstra en mr. Collombon zijn buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.