ECLI:NL:RBZWB:2023:7363

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 oktober 2023
Publicatiedatum
24 oktober 2023
Zaaknummer
AWB- 23_9129
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep inzake omgevingsvergunning voor het herbouwen van een geitenstal en wijziging van gebruik van een rundveestal

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres, een B.V. uit een onbekende plaats, heeft ingesteld tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Baarle-Nassau. Eiseres stelt dat het college niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag om een omgevingsvergunning voor een veranderingsvergunning, specifiek voor het herbouwen van een bestaande geitenstal en het wijzigen van het gebruik van een rundveestal naar een geitenstal. De aanvraag is op 15 november 2021 ingediend, en volgens de wet moet het college binnen zes maanden beslissen, wat betekent dat de beslissing uiterlijk op 15 mei 2022 had moeten plaatsvinden. Eiseres heeft het college op 27 juli 2023 in gebreke gesteld, maar er is nog steeds geen besluit genomen.

De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat het college de beslistermijn heeft overschreden. De rechtbank bepaalt dat het college binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit moet nemen. Daarnaast legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres heeft ook verzocht om de bestuurlijke dwangsom vast te stellen, en de rechtbank bevestigt dat het college de dwangsom correct heeft vastgesteld op het maximumbedrag van € 1.442,-.

De rechtbank concludeert dat het college het griffierecht van € 365,- aan eiseres moet vergoeden, evenals een vergoeding voor proceskosten van € 418,50. De uitspraak is gedaan door rechter J. van Alphen en griffier M.R. Jouvenaar op 23 oktober 2023, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/9129

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 oktober 2023 in de zaak tussen

[eiseres] B.V., uit [plaats], eiseres

(gemachtigde: mr. M. Peeters),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Baarle-Nassau.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld omdat het college volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag om een omgevingsvergunning voor een veranderingsvergunning, het herbouwen van een bestaande geitenstal en het wijzigen van het gebruik van een rundveestal als geitenstal van 15 november 2021.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk gegrond is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. [1]
Is het beroep kennelijk gegrond?
3. Het beroep is kennelijk gegrond. Eiseres heeft de aanvraag ingediend op 15 november 2021. Het college moet binnen zes maanden beslissen op de aanvraag. [2] Het college had dus uiterlijk op 15 mei 2022 moeten beslissen. De termijn waarbinnen het college moet beslissen is inmiddels voorbij. Eiseres heeft het college op 27 juli 2023 in gebreke gesteld en sindsdien zijn twee weken voorbij gegaan.
Welke beslistermijn moet aan het college worden opgelegd?
4. Omdat het college nog geen (nieuw) besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat het college dit alsnog moet doen. Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet het college dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak.
4.1.
Het college heeft aangegeven een langere termijn van zes weken na de ontvangst van de reactie van de Gedeputeerde Staten op de zienswijzen nodig te hebben. Deze reactie heeft het college nog niet ontvangen. De rechtbank ziet hierin echter geen reden om het college een langere termijn te geven, omdat uit de e-mail van 29 augustus 2023 van het college aan de Gedeputeerde Staten blijkt dat er op dat moment al een conceptadvies bij Gedeputeerde Staten lag en er sinds 29 augustus 2023 al ruim zeven weken voorbij zijn gegaan.
Welke dwangsom wordt aan het college opgelegd?
5. De rechtbank bepaalt dat het college een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door het college. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
Stelt de rechtbank de bestuurlijke dwangsom vast?
6. Eiseres heeft verzocht om de bestuurlijke dwangsom vast te stellen. Als een bestuursorgaan een besluit niet op tijd neemt, moet het bestuursorgaan een dwangsom betalen voor elke dag dat het te laat is, voor maximaal 42 dagen. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23,- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35,- per dag en de overige dagen € 45,- per dag. Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom betaald moet worden. [3]
6.1.
De rechtbank stelt vast dat het college de bestuurlijke dwangsom juist heeft vastgesteld op het maximumbedrag van € 1.442,- in zijn dwangsombeschikking van 26 september 2023.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is kennelijk gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt, het college de onder 4. genoemde termijn krijgt om alsnog een besluit te nemen en aan het college de onder 5. genoemde dwangsom wordt opgelegd.
7.1.
Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding voor haar proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 418,50 omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt het college op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat het college aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
  • veroordeelt het college tot betaling van € 418,50 aan proceskosten aan eiseres;
  • bepaalt dat het college het griffierecht van € 365,- aan eiseres moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. van Alphen, rechter, in aanwezigheid van mr. M.R. Jouvenaar, griffier, op 23 oktober 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
2.Dit staat in artikel 3:18, eerste lid, van de Awb in samenhang met artikel 3.12, zevende lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
3.Dit staat in artikel 4:17 en 4:18, eerste lid, van de Awb.