In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1994, werd op 9 februari 2023 door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan. De zaak betreft de tenlastelegging van aanranding en schennispleging, gepleegd op 20 december 2020 te Vlissingen. De verdachte werd bijgestaan door raadsman mr. M.J.F. Zoeteweij. Tijdens de zittingen op 15 september 2022 en 26 januari 2023 werden de standpunten van de officier van justitie, mr. J.F.M. Kerkhofs en mr. W.J.W.K. Suijkerbuijk, en de verdediging besproken. De rechtbank heeft de zaak heropend om ontbrekende rapporten van het NFI te verkrijgen, die cruciaal waren voor het bewijs. De officier van justitie stelde dat er voldoende bewijs was, waaronder DNA-sporen op de jas van het slachtoffer, maar de verdediging betwistte de herkomst van het DNA-bewijs en stelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De rechtbank concludeerde dat de enkele verklaring van het slachtoffer niet voldoende was om tot een bewezenverklaring te komen, vooral omdat het DNA-bewijs niet kon worden gebruikt door gebrek aan bewijs van de herkomst van de monsters. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat hij de daden had gepleegd.