ECLI:NL:RBZWB:2023:7329

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 oktober 2023
Publicatiedatum
23 oktober 2023
Zaaknummer
AWB- 23_8931 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van verzoek om proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke voorlopige voorziening

Op 13 oktober 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak tussen verzoekers en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sluis. Verzoekers hadden een verzoek om voorlopige voorziening ingediend, dat zij later introkken nadat het college had bevestigd dat de begunstigingstermijn van het bestreden besluit zou worden verlengd tot na de beslissing op bezwaar. De voorzieningenrechter heeft het college in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten, maar het college was het niet eens met dit verzoek.

De voorzieningenrechter heeft vervolgens het verzoek om proceskostenveroordeling toegewezen. De rechter oordeelde dat het college aan verzoekers tegemoet was gekomen door de begunstigingstermijn te verlengen, en dat dit voldoende was om het college te veroordelen in de proceskosten. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekers recht hebben op een vergoeding van € 837,- aan proceskosten, en dat het college ook het door verzoekers betaalde griffierecht van € 184,- moet vergoeden.

De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze beslissing. De voorzieningenrechter heeft de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) genoemd ter onderbouwing van de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/8931

uitspraak van de voorzieningenrechter van 13 oktober 2023 in de zaak tussen

[namen verzoekers], uit [woonplaats verzoekers], verzoekers

(gemachtigde: mr. K.M. Moeliker),
en

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sluis

(gemachtigde: [naam gemachtigde]).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek van verzoekers om een veroordeling van het college in de proceskosten. Verzoekers hebben dit verzoek gedaan bij de intrekking van hun verzoek om voorlopige voorziening waarin zij verzoeken het besluit van het college van 25 juli 2023 op te schorten. Zij hebben het verzoek ingetrokken omdat het college op 27 september 2023 heeft bevestigd dat hij de begunstigingstermijn van het bestreden besluit verlengt tot na de beslissing op bezwaar.
1.1.
De voorzieningenrechter heeft het college in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. Het college heeft de voorzieningenrechter meegedeeld dat hij zich niet kan vinden in het verzoek om proceskostenvergoeding. De voorzieningenrechter had het bestreden besluit immers al opgeschort en het college had daarna als besloten de begunstigingstermijn te verlengen tot na de beslissing op bezwaar.
1.2.
De voorzieningenrechter doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een verzoek wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoetgekomen, kan de voorzieningenrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
Is het college aan verzoekers tegemoetgekomen?
4. De voorzieningenrechter moet dus beoordelen of het college geheel of gedeeltelijk aan verzoekers is tegemoetgekomen.
4.1.
Op 7 augustus 2023 hebben verzoekers een verzoek om voorlopige voorziening ingediend nadat ze twee lasten onder dwangsom opgelegd hebben gekregen wegens het zonder vergunning plaatsen van vier units op standplaatsen en het in strijd met het bouwbesluit realiseren van drie verblijfsruimten in de voormalige schuur. Omdat verzoekers per direct dwangsommen zouden verbeuren wegens het gebruik van de gebruiksruimten in de voormalige schuur heeft de voorzieningenrechter het college verzocht om het besluit op te schorten. Daartoe was het college niet bereid. De voorzieningenrechter heeft daarom op 8 augustus 2023 bij wijze van ordemaatregel de werking van het bestreden besluit opgeschort tot 2 weken na de zitting waarop het verzoek ter zitting behandeld zou worden. [3]
4.2.
Het college heeft vervolgens op 27 september 2023 bevestigd dat hij, ondanks het uitstellen van de zitting van de commissie bezwaarschriften de begunstigingstermijn zal verlengen tot na de beslissing op bezwaar. Hiermee is het college tegemoetgekomen aan het verzoek van verzoekers.
4.3.
Het college stelt dat het verzoek om voorlopige voorziening daar niet aan heeft bijgedragen. Bepalend is of het verzoek op het moment dat het is ingediend, bijdroeg aan het tegemoetkomen aan verzoekers. Het college was op dat moment niet van plan om het besluit op te schorten, ook niet na een daartoe strekkend verzoek van de voorzieningenrechter.
Hiermee legt het college een onjuist criterium aan. Het gaat niet om de vraag of het verzoek om een voorlopige voorziening eraan heeft bijgedragen dat aan dat verzoek werd tegemoet gekomen doch slechts om de vraag of aan dat verzoek is tegemoetgekomen.
Zoals hiervoor is overwogen is het college aan dat verzoek (verder) tegemoetgekomen nadat de voorzieningenrechter een ordemaatregel heeft getroffen die de werking van het bestreden besluit slechts opschortte tot twee weken na de toen nog te verwachten uitspraak van de voorzieningenrechter.
Welk bedrag aan proceskosten moet het college aan verzoekers vergoeden?
5. De voorzieningenrechter wijst het verzoek als kennelijk gegrond toe. Verzoekers krijgen een vergoeding van hun proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 837,- omdat de gemachtigde van verzoekers een verzoek om een voorlopige voorziening heeft ingediend. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
Krijgen verzoekers een vergoeding van het griffierecht?
6. De voorzieningenrechter wijst erop dat het college verplicht is het door verzoekers betaalde griffierecht van € 184,- te vergoeden. [4] . Verzoekers moeten zich hiervoor dan ook tot het college wenden.
7.
Beslissing
De voorzieningenrechter veroordeelt het college tot betaling van € 837,- aan proceskosten aan verzoekers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van mr.drs. R.J. Wesel, griffier op 13 oktober 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid
deze uitspraak mede te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:75a in samenhang met artikel 8:84, vijfde lid van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3.Voorzieningenrechter rechtbank Zeeland-West-Brabant, 8 augustus 2023, BRE 23/8931 VV
4.Dit volgt uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb.