ECLI:NL:RBZWB:2023:7327

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 oktober 2023
Publicatiedatum
23 oktober 2023
Zaaknummer
02/095090-23 en 02/012837-21 (tul)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van de productie en het bezit van amfetamine-pasta en amfetamine-olie

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 oktober 2023, is de verdachte beschuldigd van het medeplegen van de productie en het bezit van amfetamine-pasta en amfetamine-olie. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 5 oktober 2023, waarbij de officier van justitie, mr. M. Tax, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De verdachte, geboren in 1997 en thans gedetineerd, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. K.C.A.M. Oomen. De tenlastelegging omvatte het produceren en aanwezig hebben van ongeveer 90,6 kilogram amfetamine-pasta en 3 liter amfetamine-olie. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de productie van deze drugs, onder andere door DNA-bewijs en getuigenverklaringen. De rechtbank achtte de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig, gezien de omstandigheden in de woning waar de drugs werden aangetroffen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaar, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder psychische problematiek en eerdere veroordelingen voor drugsgerelateerde feiten. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf werd afgewezen, omdat de rechtbank dit niet opportuun achtte in het licht van de huidige veroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummers: 02/095090-23 en 02/012837-21 (tul)
vonnis van de meervoudige kamer van 19 oktober 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1997 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting te Grave
raadsvrouw mr. K.C.A.M. Oomen, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 5 oktober 2023, waarbij de officier van justitie, mr. M. Tax, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ook is de vordering tot tenuitvoerlegging met bovengenoemd parketnummer behandeld

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering gewijzigd en als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte, samen met anderen, heeft geproduceerd, in elk geval aanwezig heeft gehad, ongeveer 90,6 kilogram amfetamine-pasta en 3 liter amfetamine-olie.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het verwerken, bereiden en aanwezig hebben van drugs en baseert zich hierbij onder meer op de bevindingen van de Landelijke Faciliteit Ondersteuning Ontmantelen (hierna: de LFO), de rapportages van het Nederlands Forensisch Instituut met betrekking tot het drugs- en DNA-onderzoek, waaruit onder meer blijkt dat er DNA van verdachte is aangetroffen op een gasmasker in de woning, en het feit dat verdachte ten tijde van het binnentreden door de politie samen met de medeverdachten uit de woning vluchtte. De verklaring van verdachte, acht de officier van justitie ongeloofwaardig.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit integraal vrijspraak van het ten laste gelegde feit wegens gebrek aan bewijs en stelt daartoe onder meer het volgende.
Niet kan worden bewezen dat de aangetroffen amfetamine-pasta en -olie in de woning is geproduceerd. Voor zover dit wel kan worden bewezen, is het nog maar de vraag wanneer die productie dan heeft plaatsgevonden. Evenmin kan worden bewezen dat verdachte bij de productie betrokken is geweest. Iedere betrokkenheid wordt door verdachte ook ontkend.
Verder kan niet worden bewezen dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van
de in de woning aangetroffen drugs en evenmin dat hij daarover de beschikkingsmacht had.
Verdachte was op die bewuste dag alleen op visite bij [medeverdachte 1] om daar een jointje te roken en een biertje te drinken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Op grond van de bewijsmiddelen als weergegeven in bijlage II staat voor de rechtbank vast dat er in de woning aan de [adres] amfetamine-pasta en -olie is bereid, bewerkt en verwerkt.
Door de LFO is immers vastgesteld dat in de woning op grote schaal amfetamine-olie (base) door middel van methanol en zwavelzuur werd gekristalliseerd naar amfetamine-pasta. Alle daarvoor benodigde goederen en (grond)stoffen waren in de woning aanwezig en daarnaast is een grote hoeveelheid van het eindproduct aangetroffen. In de woning bleek immers circa 90,6 kilogram amfetamine-pasta aanwezig. Ook is er circa 3 liter amfetamine-olie aangetroffen.
Naar het oordeel van de rechtbank staat ook vast dat er omstreeks 7 april 2023 is geproduceerd. Ten tijde van het binnentreden op die datum heeft de politie immers nog natte maatbekers aangetroffen in de woning. Ook de LFO heeft op die dag vastgesteld dat de emmers, bekers en trechters die omgekeerd op de vloer in de slaapkamer stonden, recent waren schoongemaakt. Hoewel niet kan worden vastgesteld dat de volledige aangetroffen hoeveelheid amfetamine-pasta en -olie omstreeks die datum is bereid, bewerkt en verwerkt, wijst dit erop dat in ieder geval een deel daarvan kort voor de ontdekking door de politie is geproduceerd.
De rechtbank acht verder bewezen dat verdachte actief betrokken is geweest bij dat proces. In de woning zijn immers twee maskers aangetroffen, waarbij de rechtbank, gelet op de omschrijving van de politie, ervan uitgaat dat het om gasmaskers gaat. Gezien de extreem hoge bewijskracht in het DNA-rapport en de omstandigheid dat verdachte en [medeverdachte 2] in de woning aanwezig waren waar ook de gasmaskers zich bevonden, gaat de rechtbank er vanuit dat de bemonsteringen met een DNA-match met verdachte en [medeverdachte 2] ook daadwerkelijk celmateriaal bevatten van verdachte en [medeverdachte 2] bevatten. Nu verdachte en [medeverdachte 2] zich beiden bevonden in de woning waarin kort voor de ontdekking van het drugslab was geproduceerd met behulp van de gevaarlijke stoffen methanol en zwavelzuur, gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte en [medeverdachte 2] de aangetroffen gasmaskers hebben gebruikt bij de productie van amfetaminepasta. Aldus is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en anderen bij het plegen van het feit, waaraan verdachte een substantiële bijdrage heeft geleverd.
Er is ook geen aannemelijke, alternatieve verklaring gegeven voor de aanwezigheid van de gasmaskers in de woning en ook niet voor het aangetroffen DNA van verdachte op éen van die gasmaskers.
De verklaring van verdachte, dat hij slechts op bezoek was bij [medeverdachte 1] en dat hij verder van niets wist, acht de rechtbank ongeloofwaardig, gelet op het feit dat al direct bij de voordeur van de woning een zoemend geluid was te horen en de gehele woning volledig was ingericht voor de productie van synthetische drugs. Daarbij komt dat, naast de geur van hennep, ook de geur van synthetische drugs al in de woonkamer was te ruiken. Het is daarom niet aannemelijk dat er in de woning personen zouden worden toegelaten die geen enkele wetenschap zouden hebben van wat er in de woning gaande was.
Derhalve acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het omstreeks 7 april 2023 opzettelijk bereiden, bewerken en verwerken van een hoeveelheid amfetamine-pasta en -olie.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verdachte daarmee ook wetenschap van en beschikkingsmacht heeft gehad over de in de woning aanwezige amfetamine-pasta en -olie. Een groot deel van de amfetamine-pasta is ook aangetroffen in de koel- en vrieskast in de woonkamer, die voor verdachte en de medeverdachten toegankelijk waren. Aldus heeft verdachte die drug tezamen en in vereniging met onder andere [medeverdachte 2] opzettelijk aanwezig gehad.
Derhalve acht de rechtbank ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van de in de woning op 7 april 2023 aangetroffen hoeveelheden amfetamine-pasta en -olie.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op of omstreeks 7 april 2023 te Raamsdonksveer, gemeente Geertruidenberg, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk heeft bereid en bewerkt en verwerkt,
een hoeveelheid amfetamine-pasta en -olie,en opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 90,6 kilogram amfetamine-pasta en 3 liter amfetamine-olie, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
In de derde regel van de tenlastelegging is een zinsnede weggevallen. De rechtbank herstelt dit en leest voormelde zinsnede zoals hiervoor is vermeld. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte ter zake van het bewezen geachte feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar, met aftrek van het voorarrest, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en met oplegging van de door
de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Voor zover de rechtbank wel tot een bewezenverklaring komt, stelt de verdediging dat bij de strafoplegging onder meer rekening moet worden gehouden met de persoonlijke omstandig- heden van verdachte.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk bereiden, bewerken en verwerken van een hoeveelheid amfetamine-pasta en -olie en het medeplegen van het aanwezig hebben van ongeveer 90,6 kilogram amfetamine-pasta en ongeveer 3 liter amfetamine-olie. Verdachte heeft hiermee een essentiële rol vervuld in het productieproces van synthetische drugs. Hij heeft daarmee ook een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het criminele drugscircuit. Door harddrugs wordt de gezondheid ernstig bedreigd en bovendien leidt het gebruik van en de handel in drugs veelal, direct of indirect, tot vele (andere) vormen van criminaliteit.
Voor de op te leggen straf heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten van de rechtbank voor straftoemeting van het LOVS. Voor het aanwezig hebben van harddrugs bij een hoeveelheid van meer dan 20 kilogram geven de oriëntatiepunten van de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van meer dan 36 maanden als uitgangspunt. In deze zaak is meer dan vier keer zoveel harddrugs aangetroffen. De exacte hoeveelheid geproduceerde drugs kan niet worden vastgesteld, maar voor het produceren van een hoeveelheid van meer dan 20 kilogram geven deze oriëntatiepunten voorts een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van meer dan 50 maanden als uitgangspunt.
Ook slaat de rechtbank acht op de straffen die plegen te worden opgelegd in vergelijkbare gevallen.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 6 september 2023, waaruit kan worden afgeleid dat verdachte in maart 2021 ook al eens is veroordeeld voor een drugsgerelateerd feit. Het onderhavige feit heeft hij ook in de proeftijd van dat eerdere feit gepleegd.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 11 september 2023. Hieruit leidt de rechtbank af dat de reclassering bij verdachte enkele risicofactoren ziet. Verdachte kampt al langere tijd met psychische problematiek. Naast dat hij in 2013 werd gediagnostiseerd met een licht verstandelijke beperking kampt verdachte ook met depressieve klachten en op het gebied van rouwverwerking. Hij was bekend met het gebruik van harddrugs, maar dat werd erger na het verlies van zijn broer. Eind 2020 wist hij wel met ondersteuning van zijn ouders, daarmee te stoppen. Door de psychische klachten lukte het hem niet om zijn werk vol te kunnen houden en is hij in de Ziektewet terecht gekomen. Tot zijn aanhouding stond hij onder behandeling bij de afdeling psychiatrie van het [ziekenhuis]. Verder was verdachte nog in afwachting van de therapie gerichte rouwverwerking. Het sociaal netwerk lijkt ook een risicofactor. Hij lijkt beïnvloedbaar
door zijn netwerk en hij heeft naast beschermende contacten, mogelijk dus ook contacten binnen een voor hem negatief sociaal netwerk. Het is ons niet duidelijk of het ten laste gelegde een financieel motief kent. Verdachte zegt namelijk rond te kunnen komen van zijn inkomen uit de Ziektewet en zijn financiële situatie zou verder gezond zijn. Het contact met zijn ouders ziet de reclassering als beschermende factor. Bij een veroordeling adviseert de reclassering aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, gedragsinterventie, ambulante begeleiding en het zoeken en behouden van werk of andere vrije tijdsbesteding.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf van 4 jaar allerzins begrijpelijk en passend is. De officier van justitie heeft in de zaken tegen verdachte en de medeverdachten dezelfde straf gevorderd vanwege de samenhang tussen de zaken. Anders dan de officier van justitie, ziet de rechtbank echter geen gegronde reden om een fors deel van een jaar voorwaardelijk op te leggen. De rechtbank weegt hierbij ook mee dat verdachte geen openheid van zaken heeft gegeven.
Alles afwegende zal de rechtbank, in afwijking van de strafeis, aan verdachte opleggen een gevangenisstraf van 4 jaar, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, om te voorkomen dat hij opnieuw een strafbaar feit pleegt. De rechtbank ziet in de hiervoor genoemde persoonlijke omstandigheden geen aanleiding een langer voorwaardelijk strafdeel op te leggen. Gelet op het reclasseringsrapport ziet de rechtbank ook het belang in van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Verdachte heeft zich ook bereid verklaard om zich aan deze voorwaarden te houden. Deze zullen dan ook aan hem worden opgelegd. Ook heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat er sprake is van meerdaadse samenloop.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

7.Het beslag

7.1
De onttrekking aan het verkeer
De volgende in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, omdat gebleken is dat deze voorwerpen aan verdachte toebehoren en van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet:
- 4 GR Cocaïne, goednummer G2579918;
- 5,6 GR Amfetamine, goednummer G2579670.
7.2
De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de volgende in beslag genomen voorwerpen aan verdachte, omdat deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen:
- € 950,00, goednummer G2579617.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie vordert de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke taakstraf van 40 uren, die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter van deze rechtbank van 31 maart 2021.
De rechtbank stelt voorop dat de einddatum van de proeftijd van deze voorwaardelijke straf is vastgesteld op 14 april 2023 en dat verdachte zich op of omstreeks 7 april 2023 schuldig heeft gemaakt aan het nieuwe strafbare feit. Dit betekent dat verdachte vóór het einde van de proeftijd de algemene voorwaarde van die voorwaardelijke straf heeft overtreden. Derhalve kan de vordering tot tenuitvoerlegging in beginsel worden toegewezen.
De rechtbank zal de vordering evenwel afwijzen, omdat zij toewijzing van de vordering niet opportuun acht vanwege de straf waartoe verdachte in de hoofdzaak wordt veroordeeld. De rechtbank heeft hierbij ook in aanmerking genomen dat de proeftijd een week na het plegen van het nieuwe strafbare feit zou verstrijken.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B en C, van de Opiumwet
gegeven verbod;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 4 (vier) jaar, waarvan 6 (zes) maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het
voorwaardelijke deelvan de straf
niet ten uitvoerwordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaarde
* dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
* dat verdachte zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Verslavingsreclassering Novadic-Kentron op het adres Jan Wierhof 14 te (5017 JD) Tilburg of via 013-5837500 en dat hij zich blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* dat verdachte actief deelneemt aan de gedragsinterventie COVA+ of een andere gedrags-interventie die is gericht op cognitieve vaardigheden, waarbij de reclassering bepaalt welke training het precies wordt, en dat verdachte zich houdt aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
* dat verdachte zich ambulant laat begeleiden door Homerun Humanitas of een soortgelijke forensische hulpverlener met expertise op het gebied van licht verstandelijke beperking, met dien verstande dat de begeleiding de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt duurt, met bepaling dat verdachte zich houdt aan de afspraken en aanwijzingen die de hulpverlener geeft voor de begeleiding;
* dat verdachte zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat
de tijddie verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis
in voorarrestheeft doorgebracht
in minderingwordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart de volgende in beslag genomen voorwerpen onttrokken aan het verkeer:
- 4 GR Cocaïne, goednummer G2579918;
- 5,6 GR Amfetamine, goednummer G2579670.
- gelast de teruggave aan verdachte van de volgende voorwerpen:
- € 950,00, goednummer G2579617.
Vordering tenuitvoerlegging
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.A.H.A. Schnitzler-Strijbos, voorzitter, mr. M. van
de Wetering en mr. W.A.L. Pustjens, rechters, in tegenwoordigheid van M.C.C. Joosen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 19 oktober 2023.
Mr. Schnitzler-Strijbos en mr. Pustjens zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.