In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiser tegen de afhandeling door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oisterwijk van zijn verzoeken op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). De rechtbank heeft het beroep op 26 mei 2023 behandeld, waarbij eiser en zijn echtgenote aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het college. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om het college in de gelegenheid te stellen aanvullende stukken aan te leveren. Na ontvangst van deze stukken hebben partijen ingestemd met het sluiten van het onderzoek zonder nadere zitting.
De zaak betreft een periode waarin de echtgenote van eiser eigenaar was van een stacaravan en eiser belastingaanslagen ontving voor gemeentelijke belastingen. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslagen en heeft daarbij verschillende verzoeken op grond van de AVG ingediend, waaronder verzoeken om inzage in persoonsgegevens, het wissen van gegevens en om niet-geautomatiseerde besluitvorming. Het college heeft op deze verzoeken gereageerd, maar eiser was niet tevreden met de afhandeling en heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
De rechtbank oordeelt dat het beroep tegen de afhandeling van de AVG-verzoeken gegrond is, terwijl het beroep tegen de beslissing over de bestuurlijke dwangsom ongegrond is. De rechtbank constateert dat het college niet voldoende duidelijkheid heeft gegeven in de bestreden besluiten en dat er zorgvuldigheids- en motiveringsgebreken zijn. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit voor zover dit ziet op het artikel 15 AVG-verzoek, maar laat de rechtsgevolgen in stand omdat aannemelijk is dat alle verwerkte persoonsgegevens inmiddels aan eiser zijn verstrekt. De rechtbank concludeert dat het college het griffierecht aan eiser moet vergoeden en dat eiser recht heeft op een vergoeding van zijn proceskosten.