In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is de buitenlandse rechtspersoon Universitair Ziekenhuis Antwerpen, gevestigd in Edegem, België, als eiseres opgetreden tegen een gedaagde die niet is verschenen. De eiseres heeft op 1 februari 2023 een vordering ingediend voor een bedrag van € 658,32, vermeerderd met rente en proceskosten, na een dagvaarding op 11 november 2022. De gedaagde, die woonachtig is in Nederland, is niet verschenen op de zitting van 7 december 2022, ondanks een verzoek om verweer in te dienen. De kantonrechter heeft verstek verleend, omdat de gedaagde niet op de dagvaarding heeft gereageerd.
De zaak heeft een internationaal karakter, aangezien de eiseres in België is gevestigd en de gedaagde in Nederland woont. De rechtbank heeft vastgesteld dat zij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen op basis van artikel 4 lid 1 van de herschikte verordening (EU) nr. 1215/2012 (Brussel I bis). Daarnaast is er een vraag gerezen over het toepasselijke recht. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het Belgische recht van toepassing is, omdat de dienstverlening door een in België gevestigd ziekenhuis aan een Nederlandse patiënt plaatsvond.
De eiseres heeft ook een bedrag van € 25,00 aan administratiekosten gevorderd, maar de kantonrechter heeft twijfels geuit over de eerlijkheid van deze kosten in de relatie met de gedaagde als consument. De eiseres is in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de kwalificatie van dit beding als oneerlijk volgens de Richtlijn 93/13/EEG. De kantonrechter heeft verdere beslissingen aangehouden en de zaak is verwezen naar een zitting op 1 maart 2023, waar de eiseres haar standpunt kan toelichten.