ECLI:NL:RBZWB:2023:7266

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 juli 2023
Publicatiedatum
19 oktober 2023
Zaaknummer
C/02/402498 / FA RK 22-4682
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van stiefouderadoptie met toewijzing van gezamenlijk gezag en wijziging van geslachtsnaam

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 juli 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende stiefouderadoptie, gezamenlijk gezag en geslachtsnaamwijziging. De verzoekers, de moeder en de stiefvader, hebben een verzoek ingediend tot stiefouderadoptie van de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedag] 2008. De vader van [minderjarige] heeft ingestemd met de verzoeken van de moeder en de stiefvader. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om het verzoek tot stiefouderadoptie af te wijzen, maar het verzoek tot gezamenlijk gezag toe te wijzen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder en de stiefvader al zeven jaar samenleven en dat de vader wekelijks contact heeft met [minderjarige]. De rechtbank oordeelt dat niet is voldaan aan de voorwaarde dat [minderjarige] niets meer van haar vader in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft, aangezien de vader nog steeds een belangrijke rol in haar leven speelt. Hierdoor is het verzoek tot stiefouderadoptie afgewezen.

Wel is het verzoek tot gezamenlijk gezag toegewezen, omdat de moeder al vanaf de geboorte van [minderjarige] alleen met het gezag is belast en de stiefvader in een nauwe persoonlijke betrekking tot [minderjarige] staat. De rechtbank heeft ook het verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam van [minderjarige] toegewezen, aangezien zij graag de achternaam van haar stiefvader wil dragen. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de beslissing direct geldt, ook in het geval van hoger beroep.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Zaaknummer: C/02/402498 / FA RK 22-4682
beschikking d.d. 24 juli 2023 betreffende stiefouderadoptie, gezamenlijk gezag en geslachtsnaamwijziging
op het verzoek van
[de moeder], hierna te noemen de moeder,
en
[de stiefvader], hierna te noemen de stiefvader,
beiden wonende te [woonplaats 1] ,
samen ook te noemen verzoekers,
advocaat: mr. J.J. Bronsveld te Bergen op Zoom.
Als belanghebbende in onderhavige procedure wordt aangemerkt:
[de vader], hierna te noemen de vader,
wonende te [woonplaats 2] .
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- het op 18 oktober 2022 ingekomen verzoekschrift tot stiefouderadoptie, met bijlagen;
- het op 30 november 2022 door mr. Bronsveld ingediende F9-formulier, met bijlage;
- de tijdens de mondelinge behandeling van 13 april 2023 door mr. Bronsveld op schrift gestelde wijziging c.q. aanvulling van de verzoeken.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 13 april 2023. Bij die gelegenheid zijn verschenen de moeder en de stiefvader, bijgestaan door hun advocaat, alsmede de vader. Tevens was aanwezig een vertegenwoordigster van de Raad.
1.3.
De hierna te noemen [minderjarige] is op een apart moment door de kinderrechter gehoord. Tijdens dit gesprek heeft [minderjarige] haar mening ten aanzien van de verzoeken kenbaar gemaakt.

2.De feiten

2.1.
De moeder en de vader hebben een affectieve relatie gehad. Uit deze relatie is het navolgende nog minderjarige kind geboren:
- [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2008 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige] .
2.2.
De vader heeft [minderjarige] erkend. De moeder is van rechtswege belast met het eenhoofdig ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.3.
De moeder en de stiefvader hebben ongeveer zeven jaar een relatie met elkaar. Op [datum 1] te [plaats] zijn zij een geregistreerd partnerschap aangegaan.
2.4.
[minderjarige] woont bij haar moeder en haar stiefvader.

3.Het verzoek

3.1
De moeder en de stiefvader verzoeken, na schriftelijke wijziging c.q. aanvulling van hun verzoeken, om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:de stiefouderadoptie toe te kennen aan de stiefvader;
Subsidiair:het gezamenlijk gezag over [minderjarige] toe te kennen aan de stiefvader samen met de moeder;
Zowel primair als subsidiair:te bepalen dat [minderjarige] na de adoptie c.q. bij toekenning van het
gezamenlijk gezag aan de stiefvader de [geslachtsnaam 1] zal dragen.
3.2.
De vader stemt in met de verzoeken van de moeder en de stiefvader.
3.3.
De Raad heeft tijdens de mondelinge behandeling geadviseerd om het primaire verzoek tot stiefouderadoptie af te wijzen en het subsidiaire verzoek tot gezamenlijk gezag van de moeder en de stiefvader toe te wijzen.
3.4.
Op de standpunten van alle betrokkenen wordt, voor zover van belang voor de beoordeling van de verzoeken, hierna ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Stiefouderadoptie;
4.1.1.
Verzoekers hebben het verzoek tot adoptie ingediend omdat zij – kort samengevat – de juridische situatie in overeenstemming willen brengen met de feitelijke situatie. Zij stellen dat de moeder en de stiefvader de hoofdopvoeders van [minderjarige] zijn en dat stiefouderadoptie duidelijkheid voor [minderjarige] schept en ook in haar belang is. [minderjarige] wil zelf graag door de stiefvader worden geadopteerd. Het is voor [minderjarige] belangrijk dat, als er iets met de moeder zou gebeuren, zij bij de stiefvader in de voor haar vertrouwde omgeving kan blijven wonen. [minderjarige] heeft met haar stiefvader een goede band. Daarnaast vinden de moeder, de stiefvader en [minderjarige] een stiefouderadoptie belangrijk vanwege de erfrechtelijke consequenties die daaraan zijn verbonden. Zij zouden graag zien dat [minderjarige] erfgename van de stiefvader wordt. De moeder en de stiefvader zijn weliswaar bezig met het maken van een testament, maar daar zitten haken en ogen aan en daarmee kan niet alles wat zij willen worden ondervangen.
4.1.2.
De rechtbank stelt voorop dat bij adoptie juridisch ouderschap wordt gecreëerd en dat alle banden met de oorspronkelijke ouder worden verbroken. Dit maakt dat adoptie met veel waarborgen is omgeven.
4.1.3.
De rechtbank dient te beoordelen of is voldaan aan de gronden en voorwaarden als bepaald in de artikel 1:227 en 1:228 BW, voor zover deze betrekking hebben op een stiefouderadoptie.
4.1.4.
Stiefouderadoptie is op grond van artikel 1:227, tweede lid BW mogelijk als de moeder en de stiefvader onafgebroken drie jaar onmiddellijk voorafgaand aan de indiening van het verzoek hebben samengeleefd. De rechtbank stelt vast dat aan deze samenlevingstermijn is voldaan, nu de moeder en de stiefvader al zeven jaar samenleven.
4.1.5.
Op grond van artikel 1:227 derde lid BW kan het verzoek alleen worden toegewezen indien de adoptie in het kennelijk belang van de minderjarige is, op het tijdstip van het verzoek tot adoptie vaststaat en voor de toekomst redelijkerwijs te voorzien is dat de minderjarige niets meer van de vader in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft, en aan de voorwaarden, genoemd in artikel 228, wordt voldaan.
De voorwaarden voor stiefouderadoptie genoemd in artikel 1:228, eerste lid, BW zijn:
dat de minderjarige op de dag van het eerste verzoek minderjarig is;
dat de minderjarige geen kleinkind is van verzoeker;
dat verzoeker ten minste achttien jaar ouder is dan de minderjarige;
at geen der ouders het verzoek tegenspreekt;
dat verzoeker en de moeder de minderjarige gedurende tenminste een jaar gezamenlijk hebben verzorgd en opgevoed;
dat de moeder alleen of samen met verzoeker het gezag over de minderjarige heeft.
Ingevolge artikel 1:228, tweede lid, BW kan aan de tegenspraak van een ouder als bedoeld in het eerste lid, onder d, in bepaalde situaties worden voorbijgegaan:
4.1.6.
De rechtbank stelt vast dat aan alle voorwaarden van artikel 1:228 eerste lid BW is voldaan. Gebleken is dat de vader het verzoek van de moeder en de stiefvader niet tegenspreekt; hij stemt in met de door [minderjarige] geuite wens om door de stiefvader geadopteerd te worden.
4.1.7.
De rechtbank is van oordeel dat niet wordt voldaan aan het vereiste dat op het tijdstip van het verzoek tot adoptie vaststaat en voor de toekomst redelijkerwijs te voorzien is dat [minderjarige] niets meer van haar vader in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft. Hoewel de vader niet betrokken is bij de dagelijkse verzorging en opvoeding van [minderjarige] , staat vast dat [minderjarige] wel wekelijks contact met haar vader heeft. [minderjarige] heeft een goede band met haar vader, bespreekt de belangrijke dingen in haar leven met hem en doet samen met hem leuke dingen. De vader speelt dus – hoewel vooral op afstand – nog steeds een (belangrijke) rol in het leven van [minderjarige] en [minderjarige] heeft in die hoedanigheid dan ook nog steeds iets van haar vader te verwachten heeft. Door het uitspreken van de adoptie worden alle (juridische) banden tussen de vader en [minderjarige] verbroken. Met de Raad is de rechtbank van oordeel dat dit geen recht doet aan hun relatie. Het belang van [minderjarige] om in familierechtelijke betrekking te blijven staan tot haar vader moet, gelet op het vorenstaande, naar het oordeel van de rechtbank zwaarder wegen dan de belangen van de vrouw en de stiefvader in hun wens om de feitelijke (verzorgings)situatie te formaliseren. Een stiefouderadoptie heeft een te ingrijpend karakter gezien de voornoemde omstandigheden. De rechtbank wil hiermee niets afdoen aan de belangrijke rol die verzoeker als stiefvader in het leven van [minderjarige] speelt. Naar het oordeel van de rechtbank is echter een stiefouderadoptie, waarbij de juridische banden met de vader helemaal worden verbroken, te verstrekkend. Gelet op de feitelijke situatie is het meer passend dat de stiefvader samen met de moeder met het gezamenlijk gezag wordt belast. Ook in die situatie heeft [minderjarige] de zekerheid dat zij, in het geval de moeder onverhoopt komt te overlijden, bij haar stiefvader kan blijven wonen. Dat argument is dus op zichzelf geen reden om het adoptieverzoek alsnog toe te wijzen. Verder begrijpt de rechtbank dat er ook erfrechtelijke belangen bij het adoptieverzoek meespelen, maar ook dat is geen legitieme reden om de adoptie alsnog toe te staan. De erfrechtelijke aspecten kunnen, hoewel mogelijk niet volledig omvattend, via een testament worden geregeld. Het vorenstaande leidt er toe dat het verzoek van de moeder en de stiefvader tot adoptie moet worden afgewezen.
4.2.
Gezamenlijk gezag;
4.2.1.
Op grond van artikel 1:253t lid 1 BW kan de rechtbank, indien het gezag over een kind bij één ouder berust, op gezamenlijk verzoek van de met het gezag belaste ouder en een ander dan de ouder die in een nauwe persoonlijke betrekking tot het kind staat, hen gezamenlijk met het gezag over het kind belasten. Blijkens artikel 1:253t lid 2 BW kan dit verzoek slechts worden toegewezen in het geval dat het kind tevens in familierechtelijke betrekking staat tot een andere ouder, indien:
de ouder en de ander op de dag van het verzoek gedurende ten minste een aaneengesloten periode van een jaar onmiddellijk voorafgaande aan het verzoek gezamenlijk de zorg voor het kind hebben gehad; en
de ouder die het verzoek doet op de dag van het verzoek gedurende ten minste een aaneengesloten periode van drie jaren alleen met het gezag belast is geweest.
Het verzoek wordt slechts afgewezen indien, mede in het licht van de belangen van een andere ouder, gegronde vrees bestaat dat bij inwilliging de belangen van het kind zouden worden verwaarloosd (artikel 1:253t lid 3 BW).
4.2.2.
De rechtbank stelt vast dat de stiefvader in een nauwe persoonlijke betrekking tot [minderjarige] staat. Gebleken is dat de stiefvader en de moeder ongeveer zeven jaar geleden een relatie hebben gekregen, dat zij sinds 2016 samenwonen en dat zij op [datum 1] een geregistreerd partnerschap zijn aangegaan. De stiefvader verzorgt en voedt [minderjarige] al die jaren als behorende tot zijn gezin samen met de moeder op. Verder stelt de rechtbank vast dat de moeder al vanaf de geboorte van [minderjarige] alleen met het gezag over [minderjarige] is belast. Daarmee wordt aan alle formele vereisten van het verzoek voldaan. De rechtbank is verder van oordeel dat niet is gebleken van feiten en omstandigheden die maken dat gevreesd moet worden dat de belangen van [minderjarige] , mede in het licht van de belangen van de vader, zouden worden geschaad, indien het verzoek van de moeder en de stiefvader tot gezamenlijk gezag zou worden toegewezen. Integendeel, toewijzing van het verzoek is in feite alleen een juridische bevestiging van een situatie die feitelijk al jaren zo is. De moeder en de stiefvader zorgen al jaren samen voor [minderjarige] en nemen al die tijd al feitelijk in gezamenlijk overleg de beslissingen over [minderjarige] . De vader wordt op een positieve en voor alle betrokkenen acceptabele manier daarin betrokken. De samenwerking tussen de moeder, de stiefvader en de vader verloopt goed en wordt door [minderjarige] erg gewaardeerd. De rechtbank vindt dit een compliment waard. Gelet op het vorenstaande en nu de vader instemt met het verzoek tot gezamenlijk gezag van de moeder en de stiefvader, zal de rechtbank dit verzoek op onderstaande wijze toewijzen.
4.2.3.
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het in het belang van [minderjarige] is dat die beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen geldt.
4.3.
Wijziging geslachtsnaam;
4.3.1.
Een verzoek als bedoeld in het eerste lid van artikel 1: 253t kan krachtens lid 5 van dat artikel vergezeld gaan van een verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam van het kind in de geslachtsnaam van de met het gezag belaste ouder of de ander. Een zodanig verzoek wordt afgewezen, indien:
het kind van twaalf jaar of ouder ter gelegenheid van zijn verhoor niet heeft ingestemd met het verzoek;
het verzoek, bedoeld in het eerste lid, wordt afgewezen; of
het belang van het kind zich tegen toewijzing verzet.
4.3.2.
[minderjarige] heeft ter gelegenheid van haar gesprek met de kinderrechter aangegeven dat zij graag de achternaam van haar stiefvader wil dragen. Zij stemt dus in met het verzoek.
4.3.3.
De rechtbank overweegt als volgt.
In beginsel dient terughoudend te worden omgegaan met een geslachtsnaamwijziging, gelet op het ingrijpende karakter daarvan. De geslachtsnaam van een persoon behoort tot diens identiteits- en afstammingskenmerken. Onder omstandigheden kan echter wijziging van de geslachtsnaam in het belang van de minderjarige zijn.
In het onderhavige geval is van belang dat de stiefvader al jaren een belangrijke vaderrol in het leven van [minderjarige] vervult. Vanaf 2016 wonen de moeder en de stiefvader samen en wordt [minderjarige] door hen beiden opgevoed. [minderjarige] ziet in de stiefvader een vaderfiguur. In de praktijk gebruikt [minderjarige] reeds de achternaam van haar stiefvader, hoewel zij weet dat zij een andere achternaam draagt. Een wijziging van geslachtsnaam van [minderjarige] zal de eenheid binnen het gezin van de moeder en de stiefvader verder bevorderen. De vader stemt in met het verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam van [minderjarige] . Voor hem blijft [minderjarige] altijd zijn dochter, ongeacht de geslachtsnaam die zij draagt. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het belang van [minderjarige] zich niet verzet tegen wijziging van haar geslachtsnaam. Dit verzoek zal daarom worden toegewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
belast [de stiefvader] , met het gezamenlijk gezag met de moeder over de [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2008 te [geboorteplaats] ;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijzigt de geslachtsnaam van voornoemde minderjarige van [geslachtsnaam 2] in ‘ [geslachtsnaam 1] ’;
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mr. Dijkman, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 24 juli 2023 in tegenwoordigheid van mr. Lavrijssen, griffier.

Voetnoten

1.Voor zover in deze beschikking een of meer eindbeslissingen zijn opgenomen, kan – uitsluitend door een advocaat – hoger beroep tegen deze beschikking worden ingesteld, zulks door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden binnen drie maanden na de dag van de uitspraak, en door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.