ECLI:NL:RBZWB:2023:7260

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 oktober 2023
Publicatiedatum
18 oktober 2023
Zaaknummer
02-278954-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dealing and possession of hard and soft drugs in the context of organized crime

Op 18 oktober 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het dealen en in bezit hebben van hard- en softdrugs. De verdachte, geboren in 1998 en thans gedetineerd, werd bijgestaan door raadsman mr. M.A.W. Nillesen. De inhoudelijke behandeling vond plaats op 4 oktober 2023, waarbij de officier van justitie, mr. M.C. Fimerius, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging omvatte feiten van 20 juni 2018 tot en met 1 maart 2022, waarbij de verdachte samen met anderen harddrugs heeft gedeald en verschillende soorten hard- en softdrugs voorhanden heeft gehad. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank achtte de bewijsmiddelen overtuigend en concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, met uitzondering van enkele onderdelen waar vrijspraak werd verleend. De rechtbank legde een gevangenisstraf van twee jaar op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jonge leeftijd en het feit dat hij niet eerder met justitie in aanraking was gekomen. De rechtbank besloot ook tot verbeurdverklaring van bepaalde in beslag genomen voorwerpen en wees de vordering van de officier van justitie tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis af.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02-278954-21
vonnis van de meervoudige kamer van 18 oktober 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1998 te [geboorteplaats],
wonende te [woonadres] ,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Middelburg, locatie Torentijd, te Middelburg,
raadsman mr. M.A.W. Nillesen, advocaat te ’s-Hertogenbosch.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 4 oktober 2023, waarbij de officier van justitie mr. M.C. Fimerius en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Van 20 juni 2018 tot en met 1 maart 2022 in Goes en Bergen op Zoom samen met anderen harddrugs heeft gedeald;
Op 1 maart 2022 in Bergen op Zoom samen met anderen verschillende soorten harddrugs voorhanden heeft gehad;
Op 1 maart 2022 in Bergen op Zoom samen met anderen verschillende soorten softdrugs voorhanden heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en baseert zich daarbij op de bewijsmiddelen in het dossier. Feit 2 acht zij eveneens bewezen, maar zij vordert vrijspraak voor het medeplegen en het bezit van 0,7 gram cocaïne en 3 pillen bevattende amfetamine. Van feit 3 acht zij bewezen dat verdachte de hennep en 18,1 gram hasj voorhanden heeft gehad. Ook van dit feit heeft zij vrijspraak gevorderd van het medeplegen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft bekend dat hij vanaf (het einde van) de zomer van 2021 via het [telefoonnummer 1] drugsbestellingen aannam van gebruikers en dat hij jongens aanstuurde om deze drugs te bezorgen. Het telefoonnummer eindigend op - [cijferreeks 1] heeft hij tegen betaling overgenomen van een Turkse man met de [naam] en de [bijnaam] . Deze man is een vriend van verdachtes broer, en hij woont in [plaats] . Verdachte is niet zelf [bijnaam] . Het telefoonnummer waarmee hij de jongens aanstuurde, [telefoonnummer 2] , heeft hij zeker al in maart 2020 van zijn broer overgenomen toen die een andere telefoon kocht en daarmee een ander telefoonnummer kreeg.
De verdediging is ten aanzien van feit 1 van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van de gehele periode kan komen. Voor de periode van 20 juni 2018 tot (het einde van) de zomer van 2021 bevat het dossier onvoldoende bewijs.
Ten aanzien van de feiten 2 en 3 is naar voren gebracht dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het aanwezig hebben van de hard- en softdrugs die in de woning van zijn moeder zijn aangetroffen, nu uit het dossier niet blijkt dat verdachte daar verbleef, dat hij wetenschap had van de aanwezigheid van de drugs in die woning en dat die drugs zich in zijn machtssfeer bevonden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht
4.3.2
De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
Feit 1
Uit het dossier komt onder meer het volgende naar voren:
- Aan twee drugsgebruikers is op 20 juni 2018 een tekstbericht verzonden vanaf het telefoonnummer eindigend op - [cijferreeks 1] inhoudende: “Weer verse TOP spul rijst en koffie EXTRA GEVULD 24/7 SERVICE GROETJES! DE ENIGE echte [bijnaam] ”.
- Op 13 oktober 2021 is vanaf het telefoonnummer eindigend op - [cijferreeks 1] een sms verstuurd met als inhoud:
“Mensen Goededag
Bij deze laat ik jullie weten mij te bellen als je TOP KWALITEIT wilt koffie en melk
en ook zekker extra gevulde paketten
Alles is hier in bedrijf!!
Wij bieden 24/7 topservice met onze nieuwe coureurs!
Mvg de enige echte [bijnaam] ”.
- Van de telefoonnummers eindigend op - [cijferreeks 1] en - [cijferreeks 2] is de prepaiddienst van Lebarageactiveerd op 7 augustus 2018 om circa 21:54 uur. Daarna zijn de telefoonnummers steeds met hetzelfde type opwaardeerkaarten (Lebara All in kaarten) en met dezelfde bedragen (10 en 15 euro), die bij tankstations in Bergen op Zoom aangeschaft, opgewaardeerd, voornamelijk bij tankstation Esso de Warande.
- Op 31 januari 2022 zijn door één persoon opwaarderingskaarten gekocht voor beide telefoonnummers om 18:37 uur, 18:38 uur en 18:39 uur.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de beide tekstberichten dat die qua inhoud en (hoofd)lettergebruik sterke overeenkomsten vertonen. Dit is naar het oordeel van de rechtbank een aanwijzing dat beide berichten door dezelfde persoon zijn verstuurd.
Ook de activeer- en opwaardeergegevens duiden naar het oordeel van de rechtbank op één gebruiker van beide telefoonnummers vanaf augustus 2018.
De rechtbank overweegt dat de verklaring van verdachte dat hij het telefoonnummer eindigend op - [cijferreeks 1] in de zomer van 2021 heeft overgenomen van een Turkse man met de [bijnaam] niet nader is onderbouwd met informatie die kan worden geverifieerd. Dat hij ongeveer anderhalf jaar eerder het telefoonnummer eindigend op - [cijferreeks 2] van zijn broer kreeg acht de rechtbank onaannemelijk gelet op het gelijktijdig activeren van de prepaiddienst van dezelfde provider van beide telefoonnummers op 7 augustus 2018. Dat zou namelijk betekenen dat de Turkse man met de [bijnaam] en de broer van verdachte tegelijkertijd elk één van de telefoonnummers zouden hebben geactiveerd en dat zij (c.q. verdachte zelf vanaf maart 2020 voor wat betreft het telefoonnummer eindigend op - [cijferreeks 2] ) vanaf dat moment tot aan de zomer van 2021, steeds allebei hetzelfde type opwaardeerkaart voor steeds bedragen van dezelfde hoogte hebben gekocht bij vrijwel dezelfde locaties. Een dergelijk toeval acht de rechtbank onwaarschijnlijk. Naar het oordeel van de rechtbank is verdachtes verklaring met betrekking tot de aanschaf c.q. het verkrijgen van de telefoons met de genoemde telefoonnummers daarom niet aannemelijk.
Gelet op de verklaring van verdachte zoals hiervoor genoemd, de aangetroffen verdovende middelen en de voorgaande overwegingen over het gebruik van de telefoons acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte vanaf augustus 2018 met gebruikmaking van de genoemde telefoonnummers harddrugs heeft gedeald.
Feit 2
De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen met uitzondering van de volgende onderdelen:
0,7 gram cocaïne
Deze harddrug is aangetroffen bij de doorzoeking van de woning van de moeder van verdachte. Uit het dossier volgt onvoldoende dat verdachte daarvan wist. dat deze harddrug van verdachte was. In die woning komen ook de broers van verdachte, die blijkens het dossier antecedenten hebben op het gebied van de Opiumwet. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het aanwezig hebben van deze harddrug.
3 pillen bevattende amfetamine
Na inbeslagname zijn de pillen getest met een MMC kleurreactietest, waarbij een positieve reactie op de aanwezigheid van amfetamine werd verkregen. In het proces-verbaal hiervan is opgemerkt dat de tests niet alle even specifiek zijn, wat betekent dat meerdere stoffen een positief resultaat kunnen geven. De pillen zijn niet voor nader onderzoek naar het Nederlands Forensisch Instituut gestuurd, zodat het onderzoeksresultaat niet door andere bewijsmiddelen wordt ondersteund. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het aanwezig hebben van deze harddrug.
- Medeplegen
Verdachte heeft verklaard dat de verdovende middelen die in de woning van zijn zus zijn aangetroffen van hem zijn. Uit het dossier blijkt niet dat de zus van verdachte hiervan op de hoogte was en dat zij over deze verdovende middelen kon beschikken. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het ten laste gelegde medeplegen van het aanwezig hebben van de bewezenverklaarde verdovende middelen.
Feit 3
De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen met uitzondering van de volgende onderdelen:
- Hasj
De in de tenlastelegging genoemde hoeveelheid hasj is de totale hoeveelheid die is aangetroffen bij de doorzoekingen van de woningen van de moeder en van de zus van verdachte. De grootste hoeveelheid is aangetroffen in de woning van de moeder van verdachte. Daarvoor geldt hetzelfde als hierboven is overwogen ten aanzien van de 0,7 gram cocaïne. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het aanwezig hebben van de hasj die in die woning is aangetroffen.
Dan resteert nog een hoeveelheid van 18,1 gram hasj die is aangetroffen in de woning van de zus van verdachte. Dit is een hoeveelheid van minder dan 30 gram. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het aanwezig hebben van meer dan 30 gram hasj.
- Medeplegen
Voor het medeplegen van het aanwezig hebben van de ten laste gelegde hoeveelheid hennep geldt hetzelfde als hierboven onder ‘medeplegen’ is overwogen. De rechtbank zal verdachte daarom ook ten aanzien van dit feit vrijspreken van het medeplegen van het aanwezig hebben van de hennep.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte

1.in de periode van 20 juni 2018 tot en met 1 maart 2022 te Goes en Bergen op Zoom,tezamen en in vereniging met anderen, telkens opzettelijk heeft verkocht(dealers)hoeveelheden, van een materiaal bevattende cocaïne en heroïne en (meth)amfetamine en MDMA, zijnde middelen als bedoeld in de bij de Opiumwetbehorende lijst I.

2.
op 1 maart 2022 te Bergen op Zoom opzettelijk aanwezig heeft gehad
529 pillen bevattende MDMA en 23,9 gram methamfetamine,
zijnde middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
3.
op 1 maart 2022 te Bergen op Zoom opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid
van (in totaal) ongeveer 4.176,5 gram hennep zijnde hennep een middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van drie jaar met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De officier van justitie vordert tevens de opheffing van de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Gelet op de kortere periode waarin verdachte heeft gedeald, namelijk zes maanden, dient een veel lagere straf opgelegd te worden dan gevorderd door de officier van justitie. De oriëntatiepunten noemen in dat geval een gevangenisstraf van acht tot twaalf maanden. Verdachte heeft negen maanden in voorarrest doorgebracht en dat heeft een grote impact op hem gehad. De schorsing is goed verlopen. Hij heeft werk. De verdediging heeft daarnaast gewezen op de jonge leeftijd van verdachte. Gelet op deze omstandigheden is een onvoorwaardelijke straf gelijk aan het voorarrest in combinatie met een voorwaardelijk strafdeel het meest passend.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich gedurende een periode van ongeveer drieënhalf jaar samen met anderen schuldig gemaakt aan het dealen van voornamelijk cocaïne en heroïne, maar ook van andere harddrugs. Verdachte vervulde daarin een coördinerende rol. Hij had de telefoon in beheer met het telefoonnummer dat gebruikers konden bellen voor bestellingen, en hij stuurde de medeverdachten aan die de bestellingen bij de gebruikers moesten bezorgen. Daarnaast heeft hij in zijn eigen woning en in de woning van zijn zus zowel hard- als softdrugs voorhanden gehad. Het is algemeen bekend dat harddrugs zoals cocaïne en heroïne, eenmaal in handen van gebruikers, gevaren voor de gezondheid van die gebruikers opleveren. Bovendien heeft de handel in harddrugs ook andere nadelige effecten. Het gaat daarbij onder meer om criminele geldstromen die verweven raken met de reguliere economie en fysiek geweld als gevolg van conflicten tussen criminele personen en/of groepen. Verdachte is hier door zijn handelen medeverantwoordelijk voor. De verdachte heeft zich hiervan geen enkele rekenschap gegeven en was alleen maar uit op zijn eigen financiële gewin.
Uit het strafblad van verdachte komt naar voren dat hij niet eerder met justitie in aanraking is geweest.
Reclassering Nederland heeft op 19 september 2023 een adviesrapport opgesteld. De reclassering heeft naar voren gebracht dat de leefgebieden stabiel lijken: verdachte woont bij zijn moeder, hij heeft een betaalde baan en zijn schulden zijn afbetaald. Er zijn zorgen over het netwerk waarin verdachte zich begaf, maar hij heeft aangegeven afstand te hebben genomen van zijn negatieve sociale netwerk. Vanwege de berekenende en gesloten houding van verdachte vond de reclassering het moeilijk om een objectief beeld te krijgen van zijn situatie. De reclassering heeft een onvoorwaardelijke gevangenisstraf geadviseerd.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten en straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, een gevangenisstraf voor de duur van twee jaar noodzakelijk en passend is. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie. Bij de bepaling van de duur van die straf houdt de rechtbank rekening met de bovengenoemde feiten en omstandigheden. Verder heeft de rechtbank hierbij ook rekening gehouden met de omstandigheid dat het dossier voor het dealen in de periode voorafgaand aan de zomer van 2021 beperkte informatie bevat over de frequentie en het aantal klanten. De nadruk ligt op de periode vanaf augustus 2021 tot en met het einde van de bewezenverklaarde periode. Deze omstandigheid heeft geleid tot een lagere straf dan door de officier van justitie gevorderd.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank ziet geen aanleiding tot opheffing van de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis, omdat verdachte gedurende de schorsing niet opnieuw met politie en justitie in aanraking gekomen. De rechtbank zal daarom de vordering van de officier van justitie tot opheffing van de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis afwijzen.

7.Het beslag

7.1
Geldbedragen
Verdachte heeft ter terechtzitting afstand gedaan van het geld dat bij hem is aangetroffen tijdens de fouillering na zijn aanhouding. Dit betreffen de geldbedragen onder 1 en 2 op de beslaglijst. De rechtbank zal over deze geldbedragen daarom geen beslissing meer nemen. Ten aanzien van de overige geldbedragen, opgenomen onder 3 tot en met 11 op de beslaglijst, zal de rechtbank de teruggave gelasten aan de rechthebbende. De overige geldbedragen zijn aangetroffen bij de doorzoeking van de woning van de moeder van verdachte. Uit het dossier blijkt niet van wie de geldbedragen zijn, zodat de rechtbank niet nader kan preciseren wie de rechthebbende is of wie de rechthebbenden zijn.
7.2
Overige voorwerpen
7.2.1
De verbeurdverklaring
De in beslag genomen voorwerpen opgenomen onder 12 (strijkzakken), 13 (vacumeermachine), 16 (telefoon) en 17 (telefoon) op de beslaglijst zijn vatbaar voor verbeurdverklaring. Gebleken is dat de voorwerpen aan verdachte toebehoren of verdachte deze voorwerpen ten eigen bate kan aanwenden en de strafbare feiten zijn begaan met betrekking tot deze voorwerpen.
7.2.2
De onttrekking aan het verkeer
De in beslag genomen voorwerpen opgenomen onder 15 (cocaïnepers) en 18 (cryptotelefoon) op de beslaglijst zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
Gebleken is dat de voorwerpen bij het onderzoek naar de tenlastegelegde feiten zijn aangetroffen, terwijl de voorwerpen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten, of tot de belemmering van de opsporing daarvan.
7.2.3
De teruggave
De rechtbank zal de teruggave aan de rechthebbende gelasten van de nieuwe Apple iPhone onder 14 op de beslaglijst. De telefoon is in beslag genomen in de woning van de moeder van verdachte. Uit het dossier blijkt niet of verdachte, zijn moeder of wellicht iemand anders de rechthebbende is. De rechtbank kan daarom niet nader preciseren wie de rechthebbende is.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4. is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van
de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2:Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet
gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 3:Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder C, van de Opiumwet
gegeven verbod;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 2 (twee) jaren;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd 3 tot en met 11 en 14;
- verklaart verbeurd de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd 12, 13, 16 en 17;
- verklaart onttrokken aan het verkeer de op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst genoemde inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 15 en 18;
Voorlopige hechtenis
- wijst af de vordering van de officier van justitie tot opheffing van de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C.A.M. Los, voorzitter, mr. N. van der Ploeg-Hogervorst en mr. L.W. Louwerse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Moggré-Hengst, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 18 oktober 2023.
Mr. J.C.A.M. Los is niet in de gelegenheid om dit vonnis te ondertekenen.