ECLI:NL:RBZWB:2023:7232

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 oktober 2023
Publicatiedatum
18 oktober 2023
Zaaknummer
02-170710-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf voor het vervoeren en aanwezig hebben van cocaïne

Op 17 oktober 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk vervoeren en aanwezig hebben van bijna twee kilo cocaïne. De verdachte, die niet op de zitting verscheen, werd vertegenwoordigd door zijn raadsvrouw. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van twaalf maanden, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak en een voorwaardelijke straf, gezien de omstandigheden van de zaak.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 10 juli 2023 als enige inzittende van een auto op de A16 werd staande gehouden, waarbij in de auto vier gesealde pakketten met cocaïne werden aangetroffen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de drugs, ondanks zijn ontkenning. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat de doorzoeking van de auto onrechtmatig was, en oordeelde dat de verdachte vrijwillig toestemming had gegeven voor de doorzoeking.

Uiteindelijk achtte de rechtbank het opzettelijk vervoeren en aanwezig hebben van de cocaïne wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van acht maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest had doorgebracht. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde uitvoer van cocaïne, omdat er onvoldoende bewijs was voor deze beschuldiging. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-170710-23
vonnis van de meervoudige kamer van 17 oktober 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1982 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] )
wonende te [woonadres] , [plaats] ( [land] )
raadsvrouw mr. N.M.E. Verpaalen, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 3 oktober 2023. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsvrouw. De officier van justitie mr. M.P. de Graaf en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte een hoeveelheid van bijna twee kilo cocaïne naar het buitenland wilde vervoeren en voorhanden heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de cocaïne heeft vervoerd en voorhanden heeft gehad. Daarbij baseert hij zich op het proces-verbaal van bevindingen van het aantreffen van de drugs, de zenuwachtige houding van verdachte bij de staandehouding, de verklaring van verdachte en de rapporten van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) over de drugs. Voor het uitvoeren van de cocaïne wordt vrijspraak gevraagd omdat er vanaf de locatie waar verdachte werd aangehouden meerdere bewegingsrichtingen mogelijk waren en er onvoldoende wettig bewijs is dat verdachte onderweg was naar het buitenland.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en wijst daarbij op het feit dat verdachte geen toestemming heeft gegeven voor een doorzoeking van de auto. Verdachte is daartoe geen formulier getoond en spreekt geen Engels, terwijl in het proces-verbaal staat dat er in de Engelse taal met hem is gesproken. Dat moet leiden tot bewijsuitsluiting en vrijspraak voor het ten laste gelegde feit. Ook indien er geen bewijsuitsluiting volgt, moet verdachte worden vrijgesproken. Niet kan worden bewezen dat verdachte wetenschap had van de drugs in de auto. De drugs zaten in de bekleding van de auto verstopt aan de achterkant van de voorstoelen waarop verdachte geen zicht had vanaf de bestuurdersstoel. Verdachte ontkent bovendien en er zitten geen vingerafdrukken van hem op de pakketten met drugs.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De (on)rechtmatigheid van de doorzoeking van de auto
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of er sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a van het wetboek van Strafvordering (Sv) zoals door de verdediging is betoogd. De officier van justitie brengt daarover naar voren dat hij geen reden heeft om te twijfelen aan hetgeen de verbalisant over de toestemming tot doorzoeking heeft gerapporteerd. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Uit het op ambtseed en ambtsbelofte opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van 10 juli 2023, opgemaakt door de verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , blijkt dat [verbalisant 1] verdachte een document heeft getoond waarin – in de Marokkaanse taal – gevraagd wordt om toestemming te verlenen om het voertuig te doorzoeken. Hierin zijn ook de gevolgen vermeld indien daarbij strafbare zaken worden aangetroffen. De keuze om wel toestemming te verlenen is op het document afgedrukt in een groene kleur tekst, de keuze om geen toestemming te verlenen in een rode kleur tekst. De verbalisant heeft in het proces-verbaal vermeld dat verdachte na het lezen van het document, de groene kleur tekst aanwees. De rechtbank ziet in hetgeen door de verdediging is aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de bevindingen van de verbalisant. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat op een voor verdachte begrijpelijke wijze toestemming is gevraagd om de auto te doorzoeken en dat deze toestemming door verdachte vrijwillig en ondubbelzinnig is verleend. Dat volgt naar het oordeel van de rechtbank niet alleen uit het aanwijzen van de groene kleur tekst op het document door verdachte, maar ook uit het vervolgens maken van een uitnodigend gebaar richting de auto en het voor de verbalisant openen van de portieren. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de verdediging dat er sprake was van een onrechtmatige doorzoeking van de auto.
Vaststelling feiten en omstandigheden
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte op 10 juli 2023 als enige inzittende een auto bestuurde op de A16.Verdachte is staande gehouden en vervolgens is de auto doorzocht. Hierbij zijn in de achterzijde van de voorstoelen, onder de bekleding die aan de onderzijde van de stoelen loszat, vier gesealde pakketten met daarin bijna twee kilo cocaïne aangetroffen.
Opzettelijk vervoeren en aanwezig hebben van cocaïne
Voor een bewezenverklaring van het opzettelijk vervoeren en aanwezig hebben van verdovende middelen als bedoeld in artikel 2 onder B en C van de Opiumwet is vereist dat moet kunnen worden vastgesteld dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de verdovende middelen en dat die verdovende middelen zich in de machtssfeer van verdachte bevonden, in die zin dat hij daarover beschikkingsmacht had.
Omdat verdachte de enige inzittende van de auto was staat daarmee naar het oordeel van de rechtbank vast dat verdachte de beschikkingsmacht had over de in de auto aangetroffen cocaïne. Met betrekking tot de vraag of verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de cocaïne in de auto overweegt de rechtbank het volgende. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de bestuurder van een auto wetenschap heeft van wat er in de auto ligt. Dat wordt pas anders als de verdachte een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring aflegt waaruit een ander beeld naar voren komt.
Verdachte heeft wisselende verklaringen afgelegd. Zijn laatste verklaring komt in de kern hierop neer dat hij de auto waarin hij reed had geleend van een Franse vriend om daarmee op familiebezoek te gaan in Nederland. Namen van zijn vriend en familielid evenals adressen, dan wel plaatsnamen kan of wil verdachte niet noemen. Na zijn familiebezoek in Nederland zou verdachte de auto in de buurt van Rotterdam aan zijn Franse vriend hebben moeten overdragen. Na een avond en nacht met die vriend te hebben doorgebracht, zou verdachte in de ochtend weer naar de auto zijn gebracht. Toen hij met de auto onderweg was, werd verdachte door de politie staande gehouden. Hij zou geen weet hebben gehad van de pakketten met cocaïne in de auto.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte hiermee geen geconcretiseerde, verifieerbare verklaring afgelegd, zodat de rechtbank uitgaat van wetenschap bij verdachte. Dat de pakketten in de bekleding waren verstopt maakt dit in principe niet anders. Daar komt bij dat de stof van de bekleding aan de onderkant los was en er een lichte bolling zichtbaar was, zodat ook met het blote oog zichtbaar was dat daar iets in verstopt was/kon zijn. De rechtbank betrekt in dit oordeel over de wetenschap bij verdachte ook dat verdachte bij zijn staande houding onrustig en zenuwachtig op de verbalisant overkwam en dat de verbalisant door zijn gedrag de indruk kreeg dat hij probeerde de aandacht van de auto af te houden. Het is bovendien buitengewoon onaannemelijk dat iemand zomaar aan een volstrekt onwetende, zoals verdachte stelt te zijn, een auto meegeeft met daarin bijna twee kilogram cocaïne met een grote waarde en daarmee onnodige risico’s van het verlies van die partij harddrugs zou lopen.
Gelet hierop acht de rechtbank bewezen dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de cocaïne in de auto. Dat er een vingerafdruk van een derde persoon op een van de pakketten cocaïne is aangetroffen maakt dat niet anders. Het ontbreken van dna-sporen of een vingerafdruk van verdachte hoeft namelijk niet te betekenen dat verdachte geen wetenschap van de cocaïne had.
Conclusie
De rechtbank acht op grond van het vorenstaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk vervoeren én aanwezig hebben van 1.993,57 gram cocaïne. De rechtbank is van oordeel dat daarbij sprake is van eendaadse samenloop tussen het vervoeren en het aanwezig hebben van de cocaïne.
Verlengde uitvoer
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat er weliswaar aanwijzingen zijn dat verdachte richting het buitenland ging, maar dat er onvoldoende bewijs aanwezig is dat sprake is van (verlengde uitvoer). Verdachte zal dan ook van de ten laste gelegde uitvoer van cocaïne worden vrijgesproken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 10 juli 2023 te Prinsenbeek, gemeente Breda, opzettelijk
- heeft vervoerd en
- aanwezig heeft gehad, ongeveer 1993,57 gram cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte al een tijd in voorlopige hechtenis heeft gezeten en voor het overige volstaan kan worden met een voorwaardelijke straf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk vervoeren en aanwezig hebben van bijna twee kilogram cocaïne. Cocaïne werkt sterk verslavend en is zeer schadelijk voor de gezondheid van de gebruikers ervan. Bovendien heeft de handel in harddrugs veel gerelateerde vermogens- en andere criminaliteit tot gevolg. Verdachte kan als vervoerder van de harddrugs medeverantwoordelijk gehouden voor deze gevolgen. Er is dan ook sprake van een ernstig feit.
De rechtbank slaat acht op het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij in Nederland niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. Verdachte is niet ter zitting verschenen en heeft in zijn eerdere verklaringen geen openheid van zaken gegeven. Over zijn beweegredenen is niets bekend, zodat de rechtbank daar geen rekening mee kan houden bij het bepalen van de op te leggen straf.
Bij de bepaling van de op te leggen straf slaat de rechtbank tevens acht op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor het vervoeren en aanwezig hebben van een hoeveelheid van twee kilogram cocaïne wordt in de oriëntatiepunten uitgegaan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van acht maanden.
Alles afwegende en uitgaande van de straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd, zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van acht maanden met aftrek van de periode dat verdachte in voorarrest heeft gezeten.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36b, 36c en 55 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 13a van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.Het beslag

8.1
De onttrekking aan het verkeer
Het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
Gebleken is dat de feiten zijn begaan met behulp van dit voorwerp en dat het van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, in eendaadse samenloop gepleegd met;opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 8 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten;
1.993,57 gr cocaïne (omschrijving: G2613584, positief getest op cocaïne);
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. van Nieuwkerk, voorzitter, mr. R.J.H. van der Linden en mr. S.W.M. Speekenbrink, rechters, in tegenwoordigheid van G.H.J. van Rensch, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 17 oktober 2023.