ECLI:NL:RBZWB:2023:7198

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 oktober 2023
Publicatiedatum
17 oktober 2023
Zaaknummer
AWB- 23_2755
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het plaatsen van een hekwerk rondom een bosperceel

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een omgevingsvergunning voor het plaatsen van een hekwerk. De aanvraag werd door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente afgewezen met een besluit van 10 november 2022. Het college handhaafde deze afwijzing in een bestreden besluit van 30 maart 2023. De rechtbank heeft het beroep op 7 september 2023 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het college.

De rechtbank oordeelt dat het college in redelijkheid heeft geconcludeerd dat het plaatsen van het voorgenomen hekwerk in strijd is met het bestemmingsplan. Eiseres stelde dat het hekwerk van 2 meter hoog geen strijd oplevert met het bestemmingsplan, maar de rechtbank oordeelt dat het hekwerk het bosperceel ontoegankelijk maakt voor anderen, wat in strijd is met de bestemming van het perceel. De rechtbank concludeert dat het college voldoende redenen heeft om niet af te wijken van het bestemmingsplan, en dat het belang van het openhouden van het bos voor zowel mens als dier meegewogen moet worden.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag om de omgevingsvergunning in stand blijft. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. drs. J.M.J.C. Paijmans, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A. de Rooij, griffier, op 10 oktober 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/2755

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 oktober 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. D. Heuker of [gemachtigde 1] ),
en
het college van burgemeester en wethouders van de [gemeente], verweerder
(gemachtigde: [gemachtigde 2] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een omgevingsvergunning voor het plaatsen van een hekwerk. Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 10 november 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 30 maart 2023 op het bezwaar van eiseres heeft het college de afwijzing van de aanvraag in stand gelaten.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 7 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het besluit van het college om de afwijzing van de aanvraag om een omgevingsvergunning in stand te laten. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Wat zijn de regels?
4. Eiseres heeft een omgevingsvergunning aangevraagd om een hekwerk te mogen plaatsen op het perceel kadastraal bekend [perceel] (gelegen naast [adres] ) te [plaats] . Eiseres is (mede-)eigenaresse van dit bosperceel. Ter plaatse geldt het [bestemmingsplan] . Het perceel heeft de bestemming “Bos” en de dubbelbestemming “Waarde-Archeologie”.
4.1.
Als “Bos” aangewezen gronden zijn volgens artikel 5.1 van het bestemmingsplan bestemd voor onder meer (onder a.) de instandhouding van het bos, ten behoeve van de opbouw van het landschap en de aan de gronden eigen ecologische waarden en (onder c.) extensief recreatief medegebruik. Op gronden met de bestemming “Bos” mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in artikel 5.1 genoemde bestemmingen gebouwd worden en de hoogte van deze bouwwerken mag niet meer bedragen dan 2 meter. [1]
4.2.
Indien sprake is van een bouwplan dat in strijd is met het bestemmingsplan, dient het college te beoordelen of een afwijking van het bestemmingsplan mogelijk is. [2] Een vergunningaanvraag voor bouwen wordt namelijk van rechtswege aangemerkt als een vergunningaanvraag voor gebruik in strijd met het bestemmingsplan, indien blijkt dat de aangevraagde activiteit daarmee in strijd is. [3] Indien afwijking van het bestemmingsplan mogelijk is, heeft het college de beleidsruimte om te bepalen om dat wel of niet te doen.
Is het plaatsen van het hekwerk rondom het bosperceel in strijd met het bestemmingsplan?
5. Eiseres stelt dat het plaatsen van een hekwerk van 2 meter hoog rondom het bosperceel geen strijd oplevert met het bestemmingsplan. Eiseres is van mening dat het college ten onrechte heeft geoordeeld dat het plaatsen van het hekwerk niet in dienst staat van de instandhouding van het bos en juist tot verstoring van de ecologische waarde van het bos leidt. Het hekwerk draagt volgens eiseres namelijk juist wel bij aan de instandhouding van het bos.
5.1.
Het college is van mening dat het plaatsen van het hekwerk wel strijd oplevert met het bestemmingsplan, omdat het hekwerk op zichzelf niet bijdraagt aan de instandhouding dan wel het herstel van het bosperceel. Daarnaast is het bosperceel ook bestemd voor recreatief medegebruik, wat door plaatsing van een hekwerk onmogelijk zou worden gemaakt. Het college benadrukt dat eiseres haar eigendom mag beschermen, maar dan wel met inachtneming van het bestemmingsplan.
5.2.
De rechtbank oordeelt dat het college in redelijkheid heeft geconcludeerd dat het plaatsen van het voorgenomen hekwerk van 2 meter hoog rondom het bosperceel in strijd is met het bestemmingsplan. Naar oordeel van de rechtbank maakt een dergelijk hekwerk het bosperceel voor anderen dan voor de eigenaren van het bosperceel geheel ontoegankelijk en dit levert strijd op met artikel 5.1 onder c van het bestemmingsplan. Het college heeft de beleidsruimte om te concluderen dat het hekwerk strijd oplevert met het bestemmingsplan en de beroepsgrond slaagt daarom niet.
Had het college moeten afwijken van het bestemmingsplan?
6. Eiseres is van mening dat het college had moeten afwijken van het bestemmingsplan, als het hekwerk al in strijd zou zijn daarmee. Eiseres stelt dat zij geen ander belang heeft dan het ecologisch belang en dat het college ten onrechte dat belang afzet tegen het belang van eiseres. Daarnaast voert eiseres aan dat het college op grond van artikel 8 van de Beleidsregels planologische kruimelgevallen had kunnen afwijken van het bestemmingsplan.
6.1.
Het college benadrukt dat het afwijken van het bestemmingsplan onder de beleidsruimte van het college valt. Daarnaast stelt het college dat het de belangen van de eigenaren van het perceel afweegt tegen het belang dat wordt gediend als het hekwerk niet wordt toegestaan. Het college vreest precedentwerking, in zoverre dat andere particuliere eigenaren van bospercelen hun percelen ook zullen willen omheinen. Ook vreest het college dat het plaatsen van een hekwerk ertoe leidt dat de overlast zich verplaatst. Het college ziet de oplossing meer gelegen in handhaving.
6.2.
De rechtbank oordeelt dat het college heeft kunnen besluiten om niet af te wijken van het bestemmingsplan. De rechtbank stelt vast dat zowel het Bor als de beleidsregels het college weliswaar de mogelijkheid biedt om af te wijken van het bestemmingsplan, maar niet de verplichting schept om dat te doen. De rechtbank oordeelt dat het college voldoende heeft onderbouwd welke redenen het college hebben doen besluiten om niet te willen afwijken van het bestemmingsplan. De rechtbank is in dit kader van oordeel dat het college heeft kunnen overwegen het algemeen belang te behartigen en dat het in dat licht belangrijk is dat het bos open en toegankelijk blijft, voor zowel mens als dier. Dat betekent dat het college heeft kunnen besluiten dat het niet wilde afwijken van het bestemmingsplan. Ook heeft het daarbij de vrees voor precedentwerking een mee te wegen belang kunnen achten.
6.3
De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat een stedenbouwkundig advies niet relevant is omdat het om een bosperceel gaat, aangezien het openhouden van (bos)percelen een valide stedenbouwkundig uitgangspunt is op basis waarvan het college zijn keuzes baseert.
De rechtbank acht voorstelbaar dat het bosperceel vanuit ecologisch perspectief onder meer te lijden heeft onder vandalen, motorcrossers en mensen die alcohol en/of drugs in het bos gebruiken. De ecoloog die eiseres heeft ingeschakeld heeft dit in zijn rapportage uitgebreid omschreven en het college heeft dit niet betwist. Hoewel de als “Bos” aangewezen gronden bestemd zijn voor instandhouding van het bos, betekent dit niet dat het college alleen dit belang heeft mee te wegen. Het college heeft, zoals de rechtbank hiervoor overwoog, ook andere belangen te behartigen, zoals planologische belangen. Hoewel het voorgenomen hekwerk vanuit ecologisch perspectief wellicht een geëigende mogelijkheid is om het bos in stand te houden, toont de rapportage naar het oordeel van de rechtbank niet aan dat het voorgenomen hekwerk de (enige) geschikte mogelijkheid is om het bos in stand te houden. De rechtbank kent om deze redenen dan ook niet dezelfde betekenis toe aan de rapportage als eiseres dat doet. De rapportage brengt de rechtbank dan ook niet tot het oordeel dat het besluit van het college, om niet af te wijken van het bestemmingsplan, onjuist is. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het besluit van het college om de aanvraag om de omgevingsvergunning af te wijzen in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.M.J.C. Paijmans, rechter, in aanwezigheid van
mr.M.A. de Rooij, griffier, op 10 oktober 2023 en is geanonimiseerd gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)
Artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wabo
Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit: (…)
c.
het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet, (…)
Artikel 2.10, tweede lid, van de Wabo
In gevallen als bedoeld in het eerste lid, onder c, wordt de aanvraag mede aangemerkt als een aanvraag om een vergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, en wordt de vergunning op de grond, bedoeld in het eerste lid, onder c, slechts geweigerd indien vergunningverlening met toepassing van artikel 2.12 niet mogelijk is.
Besluit omgevingsrecht (Bor)
Artikel 4, aanhef en derde lid van Bijlage II bij het Bor
Voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen in aanmerking: (…)
3.
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of een gedeelte van een dergelijk bouwwerk, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:
a.
niet hoger dan 10 m, en
b.
de oppervlakte niet meer dan 50 m²; (…)
[bestemmingsplan]
Artikel 5 Bos
5.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bos’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
De instandhouding als bos, zulks ten behoeve van de opbouw van het landschap en de aan de gronden eigen ecologische waarden;
Het herstel en ontwikkeling van de ter plaatse voorkomende landschappelijke waarden, de houtproductie, de bodembescherming en de aan de gronden eigen ecologische waarden;
Extensief recreatief medegebruik;
Bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals paden en waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2
Bouwregels
Op de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemmingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
Uitsluitend andere bouwwerken zijn toegestaan;
De bouwhoogte van andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 2 meter.

Voetnoten

1.Zie artikel 5.1, in combinatie met artikel 5.2 van het bestemmingsplan.
2.Zie artikel 2.10, tweede lid, in combinatie met artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
3.Zie artikel 2.10, tweede lid van de Wabo.