Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De beoordeling van het bewijs
5.De benadeelde partij
6.De beslissing
spreekt verdachte vrijvan het tenlastegelegde feit;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 17 oktober 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van openlijke geweldpleging. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 3 oktober 2023, waarbij de officier van justitie, mr. I.M. Peters, en de verdediging hun standpunten presenteerden. De verdachte werd bijgestaan door raadsman mr. A. Goedkoop. De tenlastelegging hield in dat de verdachte op de openbare weg geweld had gepleegd tegen een slachtoffer, maar de rechtbank oordeelde dat er geen wettig en overtuigend bewijs was voor een significante of wezenlijke bijdrage van de verdachte aan het geweld.
De rechtbank concludeerde dat de verdachte weliswaar aanwezig was bij het geweldsincident op 5 november 2021 in Breda, maar dat zijn bijdrage niet van gewelddadige aard was. De officier van justitie had betoogd dat de verdachte een substantiële bijdrage had geleverd aan het geweld, maar de rechtbank oordeelde dat de enkele aanwezigheid in de groep niet voldoende was om te spreken van 'in vereniging' geweld plegen. De verdachte had verklaard dat hij uit nieuwsgierigheid had meegelopen en niet de intentie had om ruzie te maken.
Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte vrij van het tenlastegelegde feit, omdat er geen bewijs was dat hij een significante bijdrage had geleverd aan het geweld. De benadeelde partij, het slachtoffer, had een schadevergoeding gevorderd, maar omdat de verdachte was vrijgesproken, verklaarde de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering. De rechtbank veroordeelde de benadeelde partij in de kosten van de verdachte, die tot dat moment op nihil waren begroot.