ECLI:NL:RBZWB:2023:7139

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 oktober 2023
Publicatiedatum
16 oktober 2023
Zaaknummer
AWB- 23_9719 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van omgevingsvergunning voor aanleg faunarijk grasland

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 oktober 2023, wordt een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld. Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen een omgevingsvergunning die op 11 juli 2023 door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oosterhout is verleend voor de aanleg van een faunarijk grasland aan [adres gebied] in [plaats gebied]. De voorzieningenrechter heeft eerder, op 21 september 2023, het bestreden besluit geschorst tot twee weken na de zitting. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening op 10 oktober 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van verzoekers en vertegenwoordigers van het college aanwezig waren.

De voorzieningenrechter oordeelt dat het college onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de natuur- en landschapswaarden voordat de vergunning werd verleend. Er is geen controleerbare rapportage over de natuurwaarden en de gevolgen van de werkzaamheden zijn onvoldoende in kaart gebracht. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe en schorst de omgevingsvergunning tot zes weken na de beslissing op bezwaar. Dit voorkomt onomkeerbare gevolgen van het bestreden besluit en biedt ruimte voor een zorgvuldige beoordeling van de bezwaargronden.

De voorzieningenrechter concludeert dat er te veel onzekerheid bestaat over de gevolgen van de vergunning, waardoor het bestreden besluit niet in stand kan blijven. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige belangenafweging en het naleven van de wettelijke vereisten bij het verlenen van omgevingsvergunningen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/9719 WABOA
uitspraak van de voorzieningenrechter van 13 oktober 2023 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
1. [naam verzoekers 1]uit [vestigingsplaats verzoekers 1] ;
2. [naam verzoekers 2]uit [vestigingsplaats verzoekers 2] ;
3. [naam verzoekers 3]uit [vestigingsplaats verzoekers 3] , verzoekers,
gemachtigde: [naam gemachtigde] ,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oosterhout, verweerder.
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
Gemeente Oosterhout, uit Oosterhout (vergunninghouder).

Inleiding

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers tegen de verleende omgevingsvergunning voor het aanleggen van een faunarijk grasland aan [adres gebied] in [plaats gebied] , kadestraal bekend [kadastrale nummers] .
In het besluit van 11 juli 2023 (bestreden besluit) heeft het college een omgevingsvergunning verleend voor het aanleggen van een faunarijk grasland aan [adres gebied] in [plaats gebied] .
Verzoekers hebben tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Zij hebben de voorzieningenrechter tevens verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Bij uitspraak van 21 september 2023 heeft de voorzieningenrechter het bestreden besluit geschorst tot twee weken na de zitting waarop het verzoek om een voorlopige voorziening zal worden behandeld, omdat vergunninghouder niet bereid was om de werkzaamheden te staken in afwachting van de uitspraak van de voorzieningenrechter.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 10 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [namen vertegenwoordigers] verzoekers sub 2, de gemachtigde van verzoekers, en [namen vertegenwoordigers] namens het college.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of zij een voorlopige voorziening zal treffen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen. De voorzieningenrechter beoordeelt dit onder andere aan de hand van de argumenten die verzoekers hebben aangedragen, de zogenoemde gronden.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een eventueel bodemgeding niet.
Feiten
1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de voorzieningenrechter uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Bij brief van 23 maart 2023 heeft het college verzoekers geïnformeerd over de aanleg van een faunarijk grasland aan [adres gebied] in [plaats gebied] .
Verzoekers hebben tegen deze brief bezwaar gemaakt. Bij besluit van 12 juli 2023 is het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze niet was gericht tegen een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verzoekers hebben hiertegen geen beroep ingesteld.
Op 6 juli 2023 heeft vergunninghouder een omgevingsvergunning aangevraagd voor het aanleggen van een faunarijk grasland aan [adres gebied] in [plaats gebied] .
Bij besluit van 11 juli 2023 heeft het college de gevraagde omgevingsvergunning verleend.
Wettelijk kader
2. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
Beoordelingskader voorlopige voorziening
3. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed dat, gelet op de betrokken belangen, vereist.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat bij het nemen van een beslissing op een verzoek om een voorlopige voorziening een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit een belangrijke rol speelt. Verder dient deze beslissing het resultaat te zijn van een belangenafweging, waarbij moet worden bezien of uitvoering van het bestreden besluit voor verzoeker een onevenredig nadeel met zich mee zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van dat besluit te dienen belangen.
De verleende omgevingsvergunning
4.1.
Er is een omgevingsvergunning verleend voor de aanleg van een faunarijk grasland aan [adres gebied] in [plaats gebied] , kadestraal bekend [kadastrale nummers] . Ter plaatse van het perceel waarop het plan wordt gerealiseerd, geldt het onherroepelijk geworden bestemmingsplan ‘ [naam bestemmingsplan] ’ (het bestemmingsplan). Het perceel heeft de bestemmingen ‘natuur’ en ‘water’. Daarnaast heeft het de geluidsaanduiding ‘geluidszone-industrie’.
4.2.
Desgevraagd hebben de gemachtigden van het college ter zitting uiteen gezet dat de aanvraag van de omgevingsvergunning ziet op de werkzaamheden op het perceel dat bekend is als [kadastrale nummers] Daarnaast hebben de gemachtigden van het college toegelicht dat de vleermuiskelder zich bevindt op het perceel dat bekend is als [kadastrale nummers] . De voorzieningenrechter is van oordeel dat de werkzaamheden voor het verhogen van de vleermuiskelder niet kunnen worden toegestaan op grond van de reeds verleende omgevingsvergunning, omdat de aanvraag daar niet op zag. Er kan slechts worden beslist op hetgeen in de aanvraag wordt verzocht. Het college zal hieraan in het kader van de bezwaarprocedure aandacht moeten besteden.
4.3.
De voorzieningenrechter stelt vast dat het Waterschap Brabantse Delta een vergunning heeft verleend voor het uitvoeren van waterhuishoudkundige werkzaamheden, bestaande uit het vergraven van een b-water (de aanleg van een natuurvriendelijke oever, het graven van c-wateren (greppels) ter herstel van de historische structuur, het afdammen van b-wateren door de aanleg van een dam, het dichtmaken van een duiker en het aanleggen van een stuw in een b-water. Tegen deze vergunning hebben verzoekers geen rechtsmiddelen aangewend. De voorzieningenrechter stelt vast dat deze vergunning in rechte vast staat.
4.4.
Bij de beoordeling van de verleende omgevingsvergunning dient er te worden getoetst aan de artikelen 2.1, eerste lid, onder b, en artikel 2.11, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Daarnaast dient er te worden getoetst aan de bepalingen van het bestemmingsplan.
Voldoet de verleende omgevingsvergunning aan het bestemmingsplan?
5.1.
Verzoekers stellen zich, samengevat, op het standpunt dat het college onvoldoende onderzoek heeft gedaan voordat de vergunning werd verleend. Er heeft geen inventarisatie van de nu aanwezige natuurwaarden plaatsgevonden. Daarnaast is er geen rekening gehouden met de aanwezige natuur- en landschapswaarden. Het college had grondonderzoek moeten uitvoeren, omdat er mogelijk vervuilde grond aanwezig is. Deze grond wordt door de werkzaamheden verspreid over het gehele gebied. Onduidelijk is ook welke invasieve soorten er bestreden moeten worden.
Ook blijkt uit het plan niet dat er rekening is gehouden met de aanwezige leidingstrook. Als dat wel het geval was, dan zou het plan er anders uit hebben gezien.
5.2.
Het college stelt zich op het standpunt dat het perceel waarop de werkzaamheden plaatsvinden tot zeer recent als akkerbouwperceel in gebruik was en het voorkomen van beschermde soorten daarom kan worden uitgesloten. Er heeft wel degelijk onderzoek plaatsgevonden op het perceel. De gemachtigden van het college hebben onderzoek uitgevoerd en er is een beheer- en inrichtingsplan opgesteld. Er zal geen onevenredige aantasting van de aanwezige natuur- en landschapswaarden plaatsvinden. Ook de waterhuishoudkundige doeleinden worden niet geschaad. Met de aanwezige leidingstrook is wel degelijk rekening gehouden.
Daarnaast is in het werk voorzien van de bestrijding van de invasieve soort, de Japanse Duizendknoop. De grond zal zo goed mogelijk worden gesaneerd en de vrijkomende materialen zullen binnen het werk geïsoleerd en afgedekt worden. Verspreiding wordt voorkomen.
5.3.
De voorzieningenrechter stelt vast dat de gronden op grond van artikel 15.1.1, onder a, van het bestemmingsplan bestemd zijn voor de instandhouding, herstel en/of ontwikkeling van natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en abiotische waarden met een zo sterk mogelijk ecologische en ruimtelijk-structurele samenhang. Een faunarijk grasland past dan ook binnen de bestemming van het perceel. Hierover zijn partijen het eens.
Desgevraagd heeft het college bevestigd dat de werkzaamheden diepwoelen, diepploegen, afgraven, vergraven, ophogen en egaliseren van de bodem met meer dan 50 cm en daarnaast het dempen van poelen, sloten en greppels, het aanleggen van drainage of het verlagen van de grondwaterstand door de aanleg van beregeningsinstallaties zullen worden uitgevoerd. Deze werkzaamheden zijn vergunningplichtig op grond van artikel 15.4.4 van het bestemmingsplan. Bij het verlenen van de omgevingsvergunning dient het college ingevolge artikel 15.4.4 te beoordelen of er geen onevenredige aantasting van de natuur- en landschappelijke waarden plaatsvindt, er geen onevenredige aantasting van de grondwaterafhankelijke natuur plaatsvindt en of er geen onevenredige aantasting van het belang van waterberging is.
5.4.
Naar oordeel van de voorzieningenrechter heeft het college onvoldoende onderzocht of er wordt voldaan aan de criteria als bedoeld in artikel 15.4.4 van het bestemmingsplan. In het bestreden besluit is opgenomen dat het college heeft getoetst of er sprake zal zijn van onevenredige aantasting van de grondwaterafhankelijke natuur en van onevenredige aantasting van het belang van waterberging. Uit het bestreden besluit blijkt echter niet dat ook onderzocht is of er geen onevenredige aantasting van de natuur- en landschapswaarden zal plaatsvinden. Ter zitting hebben de gemachtigden van het college uiteengezet dat er (veld) onderzoek heeft plaatsgevonden, maar dat daarvan geen rapportage is opgemaakt. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het college niet op controleerbare wijze in kaart heeft gebracht of er wordt voldaan aan de criteria van artikel 15.4.4 van het bestemmingsplan. Het beheers- en inrichtingsplan is onvoldoende om te kunnen spreken van een onderzoek naar de vraag of er geen onevenredige aantasting van de natuur- en landschapswaarden heeft plaatsgevonden. Het plan beschrijft de inrichting en het beheer van de gronden waarop het faunarijk grasland wordt gerealiseerd en betreft geen specifiek onderzoek naar de natuur- en landschapswaarden. De resultaten van een (veld) onderzoek, al dan niet door deskundigen van het college, dienen te worden vastgelegd in een ambtelijke notitie of rapportage, zodat het voor het college, verzoekers en andere belanghebbenden controleerbaar is dat onderzocht is of aan de criteria van artikel 15.4.4 is voldaan. Dat is niet gebeurd. De voorzieningenrechter ziet daarom aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen en het bestreden besluit te schorsen.
5.5.
De voorzieningen rechter zal het verzoek om voorlopige voorziening toewijzen en zal het bestreden besluit schorsen tot zes weken na de beslissing op bezwaar. De overige gronden behoeven geen bespreking meer.

Conclusie en gevolgen

6. Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat het college onvoldoende heeft onderzocht of de natuur- en landschapswaarden niet zullen worden aangetast. Naar oordeel van de voorzieningenrechter bestaat er te veel onzekerheid om op voorhand aan te nemen dat het bestreden besluit volledig in stand zal blijven. Daarom ziet de voorzieningenrechter aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Op die manier worden onomkeerbare gevolgen van het bestreden besluit voorkomen en kunnen alle bezwaargronden in de bezwaarprocedure worden beoordeeld. Dit betekent dat er tot zes weken na de beslissing op bezwaar geen werkzaamheden op het adres [adres gebied] , kadastraal bekend [kadastrale nummers] in [plaats gebied] mogen plaatsvinden.
7. In de uitspraak van de rechtbank van 21 september 2023 heeft de rechtbank het bestreden besluit geschorst tot twee weken na de zitting waarop het verzoek zal worden behandeld. Deze schorsing komt bij deze uitspraak te vervallen. Het bestreden besluit zal worden geschorst bij datum van deze uitspraak.
8. Nu de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, dient het college aan verzoekers en door hen betaalde griffierecht te vergoeden.
9. Het verzoek tot betaling van de reiskosten is onvoldoende onderbouwd. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten daarom af.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe;
  • schorst de verleende omgevingsvergunning voor de aanleg van een faunarijk grasland aan [adres gebied] , kadastraal bekend, [kadastrale nummers] in [plaats gebied] tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 365,- aan verzoekers te vergoeden;
  • wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.A. de Roo, griffier, op 13 oktober 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Bijlage

Wettelijk kader
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht:
Op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder b, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, in gevallen waarin bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit is bepaald.
Op grond van artikel 2.11, eerste lid, van de Wabo wordt voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b, waaromtrent regels zijn gesteld in een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit, de omgevingsvergunning geweigerd indien het werk of de werkzaamheid daarmee in strijd is, of in strijd is met de regels die zin gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening.
Bestemmingsplan [naam bestemmingsplan] :
Op grond van artikel 15.1.1 van het Bestemmingsplan Buitengebied (het bestemmingsplan) zijn de voor natuur aangewezen gronden bestemd voor:
instandhouding, herstel en/of ontwikkeling van natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en abiotische waarden met een zo sterk mogelijk ecologische en ruimtelijk-structurele samenhang;
houtproductie, mits ondergeschikt aan het behoud van landschappelijke en natuurwaarden;
water en waterhuishoudkundige doeleinden;
voorzieningen voor verkeer, parkeren en inritten;
extensief recreatief medegebruik;
agrarisch gebruik gericht op natuurbeheer;
een en ander met bijbehorende voorzieningen.
Op grond van artikel 15.4.1 van het bestemmingsplan is het verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de in het schema onder 15.4.4. opgenomen omgevingsvergunnings-plichtige werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren.
Op grond van artikel 15.4.2 van het bestemmingsplan geldt het onder 15.4.1 vervatte verbod niet voor werken en werkzaamheden:
waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;
welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
welke betreffende het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.
In artikel 15.4.4 staat beschreven dat de volgende werkzaamheden vergunningplichtig zijn:
Omgevingsvergunningsplichtige werken/werkzaamheden
Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m2
- het aanbrengen van verhardingen dient noodzakelijk te zijn in het kader van de agrarische bedrijfsvoering, het extensief recreatief medegebruik dan wel het ecologisch, landschaps- en waterhuishoudkundig beheer;
- de werkzaamheden mogen geen onevenredige aantasting tot gevolg hebben van de natuurwaarden;
- de waterhuishoudkundige situatie mag niet onevenredig worden aangetast;
het aanbrengen van (infrastructurele) ondergrondse leidingen
- er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de natuur- en landschappelijke waarden;
het diepwoelen, diepploegen, afgraven, vergraven, ophogen en egaliseren van de bodem met meer dan 50 cm
- er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de natuur- en landschappelijke waarden;
het dempen van poelen, sloten en greppels,
het aanleggen van drainage of het verlagen van de grondwaterstand door de aanleg van beregeningsinstallaties
- er mag geen onevenredige aantasting zijn van de grondwaterafhankelijke natuur;
- er mag geen onevenredige aantasting zijn van het belang van waterberging;
vellen of rooien van houtgewas
- er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschaps- en natuurwaarden;
het wijzigen van de perceelsindeling, zoals door sloten, greppels en beplantingselementen is aangegeven, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding:
- 'wetgevingszone - omgevingsvergunning historische verkaveling'
- er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de karakteristieke historische verkavelingsstructuur;