ECLI:NL:RBZWB:2023:7125

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 oktober 2023
Publicatiedatum
13 oktober 2023
Zaaknummer
C/02/412866 / FA RK 23-3825 en C/02/411916 / JE RK 23-1273
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om omgangsregeling en aanhouding verzoek tot beëindiging gezag

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 oktober 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure met betrekking tot de verzoeken van een vrouw en de Stichting Jeugdbescherming Brabant (GI). De vrouw verzocht om wijziging van het ouderlijk gezag over haar drie minderjarige kinderen, terwijl de GI een omgangsregeling tussen de vader en de minderjarigen wilde vaststellen. De rechtbank heeft het verzoek van de GI tot vaststelling van een omgangsregeling afgewezen, omdat er geen gerechtvaardigde verwachting bestond dat de vader zich aan de gestelde voorwaarden zou houden. De rechtbank heeft het verzoek van de vrouw tot beëindiging van het gezag van de vader aangehouden, om de vader de gelegenheid te geven zich goed voor te bereiden en zich te laten bijstaan door een advocaat. De rechtbank heeft daarbij het belang van de minderjarigen vooropgesteld en benadrukt dat de vader moet voldoen aan bepaalde voorwaarden voordat er contact kan plaatsvinden. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling van de verzoeken van de vrouw aangehouden tot 28 november 2023, om de vader de kans te geven zijn standpunt te heroverwegen en zich te laten bijstaan. De rechtbank heeft de minderjarigen als belanghebbenden aangemerkt, maar zij hebben geen gebruik gemaakt van hun recht om hun mening kenbaar te maken. De rechtbank heeft de zaak met zorg behandeld, gezien de complexe situatie en de belangen van de betrokken minderjarigen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummers: C/02/412866 / FA RK 23-3825 (wijziging gezag / vervangende toestemming)
: C/02/411916 / JE RK 23-1273 (vaststelling contact c.q. omgang)
Datum uitspraak: 11 oktober 2023
Beschikking van de meervoudige kamer van de rechtbank over wijziging ouderlijk gezag, vervangende toestemming verhuizing, vervangende toestemming inschrijving school en vaststelling contact c.q. omgang
in de zaken van
[de vrouw],
hierna te noemen: de vrouw,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
verzoekster in de zaak FA RK 23-3825,
belanghebbende in de zaak JE RK 23-1273,
advocaat: mr. L. Verheuvel te Middelburg,
en
de Gecertificeerde Instelling
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
hierna te noemen: de GI,
locatie Tilburg,
verzoekster in de zaak JE RK 23-1273,
belanghebbende in de zaak FA RK 23-3825.
De rechtbank merkt in beide zaken voor wat betreft de hierna te noemen minderjarigen als belanghebbende aan:
[de man],
hierna te noemen: de man,
wonende te [woonplaats],
zonder advocaat.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda,
hierna te noemen: de Raad, de rechtbank in beide zaken geadviseerd.

1.Het procesverloop

1.1.
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
  • het op 10 augustus 2023 ingekomen verzoekschrift van de vrouw, met producties (in de zaak: C/02/412866 / FA RK 23-3825);
  • het op 6 juli 2023 ingekomen verzoekschrift van de GI, met producties (in de zaak: C/02/411916 / JE RK 23-1273);
  • het op 18 september 2023 ingekomen e-mailbericht van de man (in de beide hiervoor genoemde zaken).
1.2.
Op 19 september 2023 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank de verzoeken in de beide zaken, gelet op de onderlinge samenhang en met het oog op een efficiënte behandeling daarvan, gelijktijdig mondeling behandeld met gesloten deuren.
Bij die behandeling zijn verschenen en heeft de rechtbank gehoord:
  • de vrouw, bijgestaan door mr. Verheuvel;
  • de man, die op zijn verzoek telefonisch is gehoord;
  • een tweetal vertegenwoordigers namens de GI;
  • een vertegenwoordigster namens de Raad.
De rechtbank heeft daarnaast, nu de overige aanwezigen daartegen geen bezwaar hebben geuit, bijzondere toegang verleend aan een medewerkster van de GI om, met het oog op haar inwerktraject, de mondelinge behandeling als toehoorder bij te wonen.
1.3.
De hierna te noemen minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn in beide zaken in de gelegenheid gesteld om hun mening schriftelijk of tijdens een gesprek met de kinderrechter (de voorzitter van de meervoudige kamer) kenbaar te maken, maar zij hebben hiervan geen gebruik gemaakt. De vrouw heeft tijdens de mondelinge behandeling hierover aangegeven dat zij deze minderjarigen, met het oog op hun beperkte draagkracht, niet van de verzoeken en de mondelinge behandeling op de hoogte heeft gesteld.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een relatie met elkaar gehad, uit welke relatie de nu nog minderjarige kinderen zijn geboren:
  • [minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2013 te [geboorteplaats 1], hierna te noemen: [minderjarige 1];
  • [minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2015 te [geboorteplaats 2], hierna te noemen: [minderjarige 2];
  • [minderjarige 3], geboren op [geboortedag 3] 2017 te [geboorteplaats 1], hierna te noemen: [minderjarige 3];
  • [minderjarige 4], geboren op [geboortedag 4] 2019 te [geboorteplaats 3], hierna te noemen: [minderjarige 4].
2.2.
De man heeft [minderjarige 1], [minderjarige 2], [minderjarige 3] en [minderjarige 4] erkend.
2.3.
Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3]. De vrouw is van rechtswege belast met het eenhoofdig ouderlijk gezag over [minderjarige 4].
2.4.
[minderjarige 1], [minderjarige 2], [minderjarige 3] en [minderjarige 4] wonen bij de vrouw.
2.5.
[minderjarige 1], [minderjarige 2], [minderjarige 3] en [minderjarige 4] zijn onder toezicht gesteld van de GI. Bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 14 juli 2023 is de ondertoezichtstelling van voornoemde minderjarigen laatstelijk verlengd tot 3 februari 2024.

3.De verzoeken

3.1.
De vrouw verzoekt in de zaak C/02/412866 / FA RK 23-3825, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen:
I. dat het ouderlijk gezag over de minderjarigen [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3] wordt gewijzigd en dat de vrouw voortaan het eenhoofdig gezag heeft over deze minderjarigen;
II. dat aan de vrouw toestemming wordt verleend, ter vervanging van de toestemming van de man, naar de rechtbank begrijpt, voor zover het verzoek zoals hiervoor genoemd onder 3.1. sub I. niet (direct) zal worden toegewezen:
1. om met [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3] te verhuizen naar een geheim adres in Nederland binnen een straal van 30 kilometer van het woonadres van de man, te weten [adres] te [plaats 1], en zodoende de minderjarigen in te schrijven in de GBA en zodat zij aldaar hun hoofdverblijf hebben;
2. om voornoemde minderjarigen aan te melden op een basisschool binnen een straal van 5 kilometer van de woonplaats van de vrouw.
3.2.
De GI verzoekt in de zaak C/02/411916 / JE RK 23-1273, uitvoerbaar bij voorraad, op grond van artikel 1:265g, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW), naar de rechtbank begrijpt, een contact- c.q. omgangsregeling tussen de man en de minderjarigen [minderjarige 1], [minderjarige 2], [minderjarige 3] en [minderjarige 4] vast te stellen van eenmaal per twee weken op donderdagmiddag van 16.00 uur tot 17.30 uur, zulks op de locatie van de GI in [plaats 1].
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de GI haar verzoek mondeling gewijzigd c.q. aangevuld, naar de rechtbank begrijpt, om tevens te bepalen dat contact(herstel) tussen de man en de minderjarigen enkel kan plaatsvinden indien aan de in het verzoekschrift vermelde voorwaarden wordt voldaan, te weten:
De man gaat ermee akkoord dat de omgang geheel begeleid plaatsvindt;
De man voert gedurende de begeleide omgang aanwijzingen en opdrachten van de begeleiding geheel uit en zonder tegenspraak;
De man belast de minderjarigen gedurende de omgang niet met uitspraken over de vrouw, het verleden of de persoonlijke problemen van de man;
De man werkt mee aan een voor hem individueel traject voor psychische hulpverlening en behandeling;
De man is volledig transparant met betrekking tot de voortgang van zijn individuele traject voor psychische hulpverlening en behandeling. Dit betekent dat de man toestemming geeft voor contact tussen de jeugdbescherming en de hulpverlenende instanties met betrekking tot zijn psychische hulpverlening en behandeling;
Indien de omgang tussen de man en de minderjarigen vanwege positieve ontwikkelingen uitgebreid zou kunnen worden, zal de definitieve beslissing altijd worden voorgelegd aan de rechtbank. Zonder gerechtelijke beslissing wordt het contact tussen de man en de minderjarigen niet uitgebreid;
Omgangsmomenten worden door de man niet eenzijdig geannuleerd. Indien de man door ziekte of een noodgeval niet aanwezig kan zijn bij de omgang, informeert hij de betrokken hulpverlening hierover;
De man heeft wanneer hij vragen heeft met betrekking tot de omgang enkel contact met de betrokken jeugdbeschermers.
3.3.
Op de standpunten van partijen en het advies van de Raad zal hierna, voor zover van belang voor de beoordeling van de verzoeken, worden ingegaan.

4.De beoordeling

C/02/412866 / FA RK 23-3825 (wijziging ouderlijk gezag, vervangende toestemming verhuizing en vervangende toestemming inschrijving school)
4.1.
Op 18 september 2023 heeft de man per e-mail aan de rechtbank bericht dat hij vanwege persoonlijke omstandigheden - zonder nadere onderbouwing - graag telefonisch aan de mondelinge behandeling wenst deel te nemen. Bij aanvang van de mondelinge behandeling heeft de rechtbank daarom telefonisch contact met hem opgenomen. De man heeft, samengevat, aangegeven dat hij de dag voor de mondelinge behandeling pas op de hoogte raakte van het verzoekschrift van de vrouw over de wijziging van het gezamenlijk ouderlijk gezag, de vervangende toestemming voor een verhuizing en de vervangende toestemming voor de inschrijving op een andere school. De oproepingsbrief voor de mondelinge behandeling met het afschrift van het verzoekschrift van de vrouw is namelijk verstuurd naar zijn adres in [plaats 1] alwaar hij staat ingeschreven, terwijl hij feitelijk al gedurende vijf maanden in [plaats 2] verblijft. Omdat de man dacht dat op 19 september 2023 enkel het verzoek van de GI tot vaststelling contact c.q. omgang mondeling zou worden behandeld (in de zaak C/02/411916 / JE RK 23-1273), heeft hij zich niet laten bijstaan door een advocaat. De man stelt dat het gisteren niet meer mogelijk was om zich alsnog tijdens de mondelinge behandeling te laten bijstaan door een advocaat. Uit de verklaringen van de man maakt de rechtbank ten slotte op dat hij zich verweert tegen de verzoeken van de vrouw en dat hij geen toestemming verleent aan de vrouw om met [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3] te verhuizen en/of die minderjarigen in te schrijven op een andere school.
4.2.
Namens de vrouw is bezwaar gemaakt tegen het uitstellen van deze zaak. Nu de man met inachtneming van de daarvoor geldende oproepingstermijn en op het adres, waar hij bij de gemeente staat ingeschreven, is opgeroepen om te verschijnen bij de mondelinge behandeling in deze zaak, heeft die oproeping naar de mening van de advocaat van de vrouw correct plaatsgevonden. De man is dan ook voldoende in de gelegenheid gesteld om fysiek bij de mondelinge behandeling aanwezig te zijn en, indien gewenst, zich te laten bijstaan door een advocaat. Het is de eigen verantwoordelijkheid van de man om zich bij de gemeente in te schrijven op het adres waar hij woont/verblijft en zijn post goed in de gaten te houden. Dat de man pas de dag voor de mondelinge behandeling kennis zou hebben genomen van de oproepingsbrief en het verzoekschrift in deze zaak, is dan ook aan hemzelf te wijten. De advocaat van de vrouw vraagt zich overigens af of de man zich daadwerkelijk wil laten bijstaan door een advocaat, omdat hij zich in de afgelopen jaren in andere zaken bij de rechtbank ook niet heeft laten bijstaan door een advocaat. De advocaat van de vrouw maakt dan ook bezwaar tegen de omstandigheid dat de man nu op het laatste moment probeert om de zaak te vertragen. Daarbij komt dat de vrouw spoedeisend belang heeft bij een beslissing op haar verzoeken ter verkrijging van vervangende toestemming om met [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3] te verhuizen en hen in te schrijven op een andere school.
4.3.
De GI vindt, overeenkomstig het standpunt van de vrouw, dat de man tijdig en correct op de hoogte is gesteld van deze zaak en dat de zaak niet behoeft te worden aangehouden.
4.4.
De Raad vindt het in het belang van de minderjarigen om de mondelinge behandeling van de verzoeken in deze zaak nu voort te zetten.
4.5.
De rechtbank stelt vast dat de man is opgeroepen voor de mondelinge behandeling van de verzoeken in deze zaak met inachtneming van de daarvoor geldende termijn en op het adres waar hij staat ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP). Gelet hierop is de man naar het oordeel van de rechtbank correct opgeroepen voor die mondelinge behandeling. Hoewel het in beginsel de eigen verantwoordelijkheid van de man is om zich bij de gemeente in te schrijven op het adres waar hij woont en zijn post goed in de gaten te houden, is de rechtbank, gelet op de ingrijpendheid van de verzoeken, van oordeel dat het belang van de man om fysiek te verschijnen tijdens de mondelinge behandeling, zich goed op de zaak voor te bereiden en juridische bijstand te regelen in deze zaak op dit moment prevaleert boven het belang van de vrouw (en de minderjarigen) bij een spoedige behandeling van de in deze zaak voorliggende verzoeken. De rechtbank zal de mondelinge behandeling van de verzoeken daarom, na afstemming met de advocaat van de vrouw, kort aanhouden tot de mondelinge behandeling bij de meervoudige kamer van de rechtbank op
dinsdag 28 november 2023 om 09.00 uur.
C/02/411916 / JE RK 23-1273 (vaststelling zorg- c.q. omgangsregeling)
4.6.
Namens de GI is, samengevat, aangegeven dat de minderjarigen en de man sinds december 2022 geen fysiek contact met elkaar hebben gehad. Hoewel de begeleide contacten tussen hen in het verleden positief zijn verlopen, zijn die contacten begin 2023 opgeschort. omdat de man gedetineerd werd Wanneer de man eind 2022 verneemt dat hij in januari 2023 in detentie moet, lukt het hem steeds minder goed om zich aan de afspraken te houden. De man heeft gedurende zijn detentie geen initiatief genomen tot contact en stelt zich hier ook na zijn detentie niet voor open. Medio maart 2023 zoekt hij ineens wel weer contact met de GI en eist hij contact met de minderjarigen. De man blijft sindsdien aangeven dat het wat hem betreft te lang duurt voordat hij de minderjarigen ziet en uit dreigementen hierover. Daarnaast is het contact tussen de man en [minderjarige 1], respectievelijk de vrouw, in januari 2023 via WhatsApp geëscaleerd en heeft er eind maart 2023 een fysieke escalatie bij de school van de minderjarigen plaatsgevonden tussen de man en de huidige partner van de vrouw. Naar de mening van de GI kan het contact tussen de man en de minderjarigen enkel worden hersteld indien de man zich houdt aan een aantal (bodem)voorwaarden zoals uiteengezet in het verzoekschrift. Zo zal hij eerst moeten starten met een behandeling voor zijn problematiek. Zolang de man hier niet aan voldoet, ziet de GI geen mogelijkheid tot contact(herstel). Van belang is dat de minderjarigen weten waar zij aan toe zijn. Dit geldt temeer nu in het verleden al viermaal is ingezet op contact(herstel) tussen de man en de minderjarigen en daarna de omgang is komen stil te liggen.
Echter, nu de man tijdens de mondelinge behandeling duidelijk aangeeft dat hij niet zal meewerken aan de noodzakelijk geachte hulpverlening, ziet de GI geen mogelijkheden tot contact(herstel) tussen de man en de minderjarigen. De GI is daarom van mening dat het verzoek primair dient te worden afgewezen, dan wel (subdiair) dat de beslissing over het verzoek wordt aangehouden tot de volgende mondelinge behandeling op 28 november 2023 (gelijktijdig met de verzoeken van de vrouw in de zaak C/02/412866 / FA RK 23-3825), dan wel (meer subsidiair) dat door de rechtbank een omgangsregeling zal worden vastgesteld mits de man voldoet aan de voorwaarden zoals uiteengezet in het verzoekschrift. De GI handhaaft haar verzoek, omdat zij graag een beslissing van de rechtbank hierover wenst. De GI vindt het ten slotte jammer dat het contact(herstel) tussen de man en de minderjarigen nu niet van de grond komt, omdat de minderjarigen hebben aangegeven dat zij veel van de man houden, zij graag contact met hem willen hebben en de contacten tussen hen in het verleden positief zijn verlopen.
4.7.
De man heeft, samengevat, aangegeven dat hij het belachelijk vindt dat hij en de minderjarigen al zo lang geen contact met elkaar hebben gehad. Hij mist de minderjarigen en hij wil dan ook dat het contact tussen hen zo snel als mogelijk wordt hersteld. Echter, hij wil absoluut niet meewerken aan de door de GI noodzakelijk geachte hulpverlening, omdat er niets met hem aan de hand is en hij zijn emoties onder controle heeft. Hij heeft dan ook geen hulpverlening nodig en hij wil niet dat er met de minderjarigen wordt geëexperimenteerd. In het verleden is het contact tussen hen bovendien positief verlopen.
4.8.
Namens en door de vrouw is primair afwijzing van het verzoek bepleit, dan wel (subsidiair) verzocht om de beslissing op het verzoek aan te houden tot de volgende mondelinge behandeling op 28 november 2023 (gelijktijdig met de verzoeken van de vrouw in de zaak C/02/412866 / FA RK 23-3825), dan wel (meer subsidiair) verzocht om een omgangsregeling vast te stellen mits de man voldoet aan de door de GI gestelde voorwaarden zoals uiteengezet in het verzoekschrift. Daartoe is, samengevat, aangevoerd dat de vrouw het belangrijk vindt dat de man en de minderjarigen contact met elkaar hebben, mits dat contact op een veilige en verantwoorde manier plaatsvindt. Hoewel het contact tussen de man en de minderjarigen in het verleden positief is verlopen, is er al langere tijd geen sprake geweest van contact en heeft er tussentijds een aantal incidenten plaatsgevonden. Gelet op de verklaringen van de man tijdens de mondelinge behandeling, heeft de vrouw niet het vertrouwen dat de man zich aan de door de GI gestelde voorwaarden zal houden. Daarnaast gaat het nu goed met de minderjarigen. De vrouw vindt het dan ook niet in het belang van de minderjarigen om hen opnieuw te belasten door in te zetten op contact(herstel) met de man, als de man zich niet aan de bodemvoorwaarden houdt.
4.9.
Namens de Raad is, samengevat, aangegeven dat het in beginsel in het belang van minderjarigen is dat zij contact hebben met hun beide ouders, mits de (fysieke en sociaal-emotionele) veiligheid van de minderjarigen daarbij gewaarborgd is. De Raad vindt dat de man moet starten met een ggz-behandeling. De Raad kan zich daarom vinden in het verzoek van de GI en de daarbij gestelde voorwaarden. Zolang er niet wordt voldaan aan die (bodem)voorwaarden, vindt de Raad het voor de minderjarigen te risicovol om te starten met contact(herstel) met de man. Omdat het geen zin heeft om een contact- c.q. omgangsregeling vast te stellen wanneer de man niet bereid is om aan de gestelde voorwaarden te voldoen, adviseert de Raad primair om de beslissing op het verzoek aan te houden tot de volgende mondeling op 28 november 2023 (in de zaak C/02/412866 / FA RK 23-3825). De Raad hoopt dat de man er in de tussentijd nog eens rustig over zal nadenken en dat hij alsnog zal instemmen met de door de GI gestelde voorwaarden. Ook is het volgens de Raad verstandig als de man zich laat bijstaan door een advocaat. Subsidiair adviseert de Raad om het verzoek af te wijzen.
4.10.
Naar aanleiding van de overgelegde stukken en wat er tijdens de mondelinge behandeling is besproken, overweegt de rechtbank dat het contact tussen de man en de minderjarigen al jarenlang wisselend verloopt. In het verleden is er al verschillende keren ingezet op contact(herstel) tussen de man en de minderjarigen en is de omgang ook verschillende keren stil komen te liggen. De minderjarigen hebben hierin veel moeten incasseren. In december 2022 heeft er voor het laatst fysiek contact tussen hen en de man plaatsgevonden. In januari 2023 is het contact tussen de man en [minderjarige 1], en via [minderjarige 1] ook de vrouw, via WhatsApp zodanig geëscaleerd dat hiervan door de vrouw aangifte is gedaan en de vrouw heeft bedreigd. Eind maart 2023 heeft er voorts een fysieke escalatie plaatsgevonden bij de school van de minderjarigen tussen de man en de huidige partner van de vrouw. De rechtbank deelt ook de zorgen over de persoonlijke (psychische) problematiek van de man, waarvoor hij hulpverlening blijft weigeren en waarvan hij het bestaan blijft ontkennen. Gelet hierop vindt de rechtbank dat het contact tussen de man en de minderjarigen voorzichtig en verantwoord dient te worden hersteld. Voorkomen moet worden dat de minderjarigen, die inmiddels wat tot rust zijn gekomen, opnieuw worden geconfronteerd met onrust, spanningen en onduidelijkheid en dat de contacten tussen de man en de minderjarigen onverhoopt opnieuw worden stopgezet met als gevolg dat de minderjarigen opnieuw worden teleurgesteld.
4.11.
De GI heeft bij haar verzoek om een contact- c.q. omgangsregeling tussen de man en de minderjarigen vast te stellen een aantal duidelijke basisvoorwaarden gesteld, waaronder dat de man zal starten met persoonlijke behandeling gericht op zijn psychisch welbevinden. Zolang de man zich niet houdt/geen uitvoering geeft aan die voorwaarden, wordt er door de GI geen mogelijkheid gezien om contact(herstel) tussen de man en de minderjarigen te bewerkstelligen op een voor de minderjarigen veilige en verantwoorde wijze. Met de GI is de rechtbank van oordeel dat het contact(herstel) tussen de man en de minderjarigen enkel in het belang van de minderjarigen te achten is indien de man zich aan de door de GI gestelde voorwaarden houdt. Daarnaast wordt met de voorwaarden de kans van slagen van het traject gericht op het contact(herstel) tussen de man en de minderjarigen zo groot als mogelijk gemaakt.
4.12.
Echter, tijdens de mondelinge behandeling heeft de man meermaals duidelijk aangegeven dat hij vindt dat er niets met hem aan de hand is, dat hij geen hulpverlening en behandeling nodig heeft en dat hij absoluut niet bereid is om de noodzakelijk geachte hulpverlening/behandeling te accepteren en daaraan mee te werken. Daarnaast ziet hij de meerwaarde van de overige voorwaarden ook niet in. Gelet hierop heeft de rechtbank niet de gerechtvaardigde verwachting dat de man zich aan de door de GI gestelde voorwaarden zal houden. Het vaststellen van een zorg- c.q. omgangsregeling vindt de rechtbank daarom op dit moment in strijd met de belangen van de minderjarigen. De rechtbank ziet geen aanleiding om de beslissing op het verzoek aan te houden tot de volgende mondelinge behandeling op 28 november 2023, zoals door de Raad is geadviseerd, omdat zij, gezien de houding en de uitingen van de man, ook niet de gerechtvaardigde verwachting heeft dat de mening en de houding van de man in de korte, tussenliggende periode voldoende positief zal veranderen. Het verzoek van de GI zal daarom worden afgewezen. De rechtbank betrekt hierbij dat de GI tijdens de mondelinge behandeling heeft aangegeven niet langer achter haar eigen verzoek te kunnen staan zolang de man zich niet wenst te houden aan de gestelde voorwaarden.
4.13.
De rechtbank overweegt tot slot dat zij hoopt dat de man, in het belang van de minderjarigen, over zijn eigen schaduw kan en zal heenstappen en dat hij alsnog aan de door de GI gestelde voorwaarden kan voldoen, zodat er, mits dat op dat moment in het belang van de minderjarigen wordt geacht, alsnog kan worden gestart met contact(herstel) tussen hen. De man blijft namelijk ontzettend belangrijk in het leven van de minderjarigen. Daarbij komt dat de minderjarigen - volgens de GI en de vrouw - ook graag willen dat het contact tussen hen wordt hersteld.
4.14.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank:
C/02/412866 / FA RK 23-3825:
5.1.
houdt de beslissing op de verzoeken van de vrouw aan tot de mondelinge behandeling van
dinsdag 28 november 2023 om 09.00 uur, bij de meervoudige kamer van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, Stationslaan 10, 4815 GW;
5.2.
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping voor die nadere mondelinge behandeling voor de vrouw, haar advocaat, de man, de GI en de Raad;
5.3.
behoudt zich iedere verdere beslissing voor;
C/02/411916 / JE RK 23-1273:
5.4.
wijst af het (mondeling gewijzigde) verzoek van de GI tot vaststelling van een contact- c.q. omgangsregeling tussen de man en de minderjarigen [minderjarige 1], [minderjarige 2], [minderjarige 3] en [minderjarige 4].
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2023 door mr. De Jong, voorzitter, mr. Jansen en mr. Van Term, allen kinderrechters, bijgestaan door mr. Wallerbos als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.