ECLI:NL:RBZWB:2023:711

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 februari 2023
Publicatiedatum
7 februari 2023
Zaaknummer
AWB- 22_1496
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling in proceskosten na intrekking beroep inzake WIA-uitkering

In deze zaak heeft verzoekster beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 1 februari 2022, waarin de toekenning van een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) werd behandeld. Het UWV heeft op 9 september 2022 besloten om het eerdere besluit deels niet te handhaven en heeft de bezwaren van verzoekster gegrond verklaard, waarbij een grotere mate van arbeidsongeschiktheid werd aangenomen. Verzoekster heeft vervolgens op 13 januari 2023 het beroep ingetrokken, maar verzocht om veroordeling van het UWV in de proceskosten.

Het UWV heeft in een brief van 17 januari 2023 aangegeven geen bezwaren te hebben tegen een veroordeling in de proceskosten, mits het Besluit proceskosten bestuursrecht in acht wordt genomen. De rechtbank heeft besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten, op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb, de rechtbank het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener van het beroepschrift. De rechtbank concludeert dat het UWV gedeeltelijk aan verzoekster is tegemoetgekomen, en veroordeelt het UWV tot betaling van de proceskosten, vastgesteld op € 837,00. Tevens merkt de rechtbank op dat het UWV op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 50,00 aan verzoekster dient te vergoeden, waardoor een veroordeling daartoe niet nodig is.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/1496 WIA
uitspraak van 2 februari 2023 van de enkelvoudige kamer op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen

[naam verzoekster] , te [plaatsnaam] , verzoekster,

gemachtigde: mr. P.J. van der Meulen,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 1 februari 2022 (bestreden besluit) van het UWV inzake de toekenning van een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
Bij besluit van 9 september 2022 heeft het UWV bericht het bestreden besluit deels niet te handhaven, daarom alsnog de bezwaren gegrond te verklaren en voor verzoekster een grotere mate van arbeidsongeschiktheid aan te nemen.
Vervolgens heeft verzoekster het beroep op 13 januari 2023 ingetrokken, met het verzoek het UWV te veroordelen in de proceskosten. Het UWV heeft in reactie daarop bij brief van17 januari 2023 gesteld geen bezwaren te hebben tegen een veroordeling in de proceskosten mits daarbij het Besluit proceskosten bestuursrecht in acht wordt genomen.
De rechtbank heeft, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank, indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
2. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het besluit van 9 september 2022 dat het UWV in ieder geval gedeeltelijk aan verzoekster is tegemoetgekomen. Hierin ziet de rechtbank aanleiding het UWV te veroordelen in de door verzoekster gemaakte proceskosten.
Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 837,00 (1 punt voor het
indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 837,00 en een wegingsfactor 1).
3. De rechtbank overweegt ten overvloede dat het UWV op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 50,00 aan verzoekster dient te vergoeden, zodat een veroordeling daartoe niet nodig is.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt het UWV in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 837,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, rechter, in aanwezigheid van R.V. van Vliet, griffier, op 2 februari 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank.