ECLI:NL:RBZWB:2023:7084

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 oktober 2023
Publicatiedatum
12 oktober 2023
Zaaknummer
02-313845-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van invoer en bezit van een omgebouwd alarmpistool en munitie

Op 12 oktober 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een medeverdachte betrokken was bij de invoer van een omgebouwd alarmpistool en het voorhanden hebben en overdragen van datzelfde pistool en bijbehorende munitie. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 28 september 2023, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging omvatte twee feiten: de invoer van wapens en munitie vanuit België en het voorhanden hebben en overdragen van deze wapens.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich samen met de medeverdachte schuldig had gemaakt aan de invoer van een omgebouwd alarmpistool op 28 juli 2022. De officier van justitie had bewijs gepresenteerd, waaronder telefoongegevens en observaties, die de betrokkenheid van de verdachte bij de wapenhandel aantoonden. De verdediging betwistte de beschuldigingen en stelde dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de wapenhandel.

De rechtbank concludeerde dat er voldoende bewijs was voor de bewezenverklaring van de feiten, maar sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 10 maanden op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. De tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht, werd in mindering gebracht op de opgelegde straf.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-313845-22
vonnis van de meervoudige kamer van 12 oktober 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1969 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres] (België)
raadsman: mr. F.J. Koningsveld, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 28 september 2023, waarbij de officier van justitie, mr. H.G. Klootwijk, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
Feit 1
In de periode van 26 november 2021 tot en met 28 juli 2022 samen met anderen meerdere wapens en munitie vanuit België, Nederland heeft doen binnenkomen;
Feit 2
in de periode van 26 november 2021 tot en met 28 juli 2022 samen met anderen wapens en munitie voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging op 13 en op 28 juli 2022 twee vuurwapens zonder consent heeft ingevoerd vanuit België en deze vuurwapens met bijbehorende munitie tezamen en in vereniging voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen (feit 2). De officier van justitie baseert zich daarbij op het proces-verbaal van bevindingen Wet wapens en munitie, de telefoongegevens van zowel verdachte als [medeverdachte 1] , het geld van de pseudokoop dat bij verdachte is aangetroffen en de observaties die hebben plaatsgevonden. Er kan worden vastgesteld dat verdachte in zijn keuken foto’s maakte van omgebouwde/om te bouwen alarmpistolen die [medeverdachte 1] vervolgens postte op Telegram en deze via dit platform doorverkocht. Daarbij is [medeverdachte 1] op 13 juli 2022 bij zijn woning geweest en ook op 28 juli 2022 is het wapen voor de pseudokoop bij verdachte opgehaald. Er is daarbij sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachten.
De officier van justitie is voorts van mening dat ook ten aanzien van het wapen dat is gebruikt bij de poging suïcide op 16 juni 2022 de verkoop en invoer van dit wapen wettig en overtuigend kan worden bewezen. De officier van justitie baseert zich daarbij op het Wapen- en munitieonderzoek NFI van 30 januari 2023, het feit dat het wapen door iemand uit de contactenlijst van [verdachte] is geleverd en de foto’s die op de telefoon van verdachte zijn aangetroffen, waarbij kan worden vastgesteld dat verdachte degene was die de alarmpistolen ombouwde.
De officier van justitie verzoekt verdachte vrij te spreken van de overige handel in wapens waarvan het bewijs met name zit in de verstuurde foto’s. .
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van beide feiten en verzoekt verdachte hiervan vrij te spreken.
Feit 1
De aanwezigheid van niet nader onderzochte of te duiden, op wapens gelijkende materialen in de woning van verdachte en het enkele gegeven dat er onder bepaalde benamingen één of meerdere foto’s zijn uitgewisseld tussen verschillende telefoonnummers, geeft onvoldoende aanknopingspunten voor relevante betrokkenheid bij grensoverschrijdende wapenhandel. Meer specifiek was verdachte ook niet aanwezig bij de pseudokoop op 14 juli 2022 en hij heeft een verklaring gegeven voor zijn aanwezigheid in Goirle op 28 juli 2022. Er is geen sprake van enige handel, invoer of uitvoer van wapens.
Feit 2
Het dossier bevat geen enkele aanwijzing dat verdachte in de tenlastegelegde periode een wapen voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen. Ten aanzien van de pseudokoop op 28 juli 2022 kan ook niet worden vastgesteld dat het voorhanden hebben en/of overdragen in Goirle zou hebben plaatsgevonden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat verdachte zich samen met [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) op 28 juli 2022 schuldig heeft gemaakt aan de invoer van een omgebouwd alarmpistool (feit 1) en het voorhanden hebben en overdragen van dit omgebouwde alarmpistool en bijbehorende munitie (feit 2).
Op 14 juli 2022 vindt er een pseudokoop van een wapen en bijbehorende munitie plaats, waarbij de verkoper (jegaatdik) wordt herkend als zijnde [medeverdachte 1] .
Op 28 juli 2022 vindt er een tweede pseudokoop plaats.
Uit de observaties van 28 juli 2022 blijkt dat [medeverdachte 1] samen met [medeverdachte 2] (hierna [medeverdachte 2] ) in een Peugeot, [kenteken] , op naam van [medeverdachte 2] , naar de woning van verdachte in België is gereden. De Peugeot wordt naast de Range Rover van verdachte geparkeerd. Even later rijdt de Peugeot met als bestuurder [medeverdachte 2] weg, gevolgd door de Range Rover bestuurd door verdachte met als bijrijder [medeverdachte 1] . In Goirle parkeren beide auto’s en stapt [medeverdachte 1] met een opgevouwen AH-tas in zijn hand uit de auto. Vervolgens stapt hij in bij een Toyota Yaris waarna de pseudokoop plaatsvindt. Hierna loopt [medeverdachte 1] richting verdachte en overhandigt hem een AH-tas. Er wordt gezien dat verdachte bankbiljetten in zijn hand heeft. Bij de doorzoeking van de woning van verdachte worden 8 bankbiljetten van € 50,- aangetroffen. Deze blijken afkomstig van de pseudokoop. Het wapen dat bij de pseudokoop is overgedragen, is onderzocht en blijkt een omgebouwd alarmpistool te zijn.
De rechtbank is gelet op het bovenstaande van oordeel dat verdachte op 28 juli 2022 samen met [medeverdachte 1] een omgebouwd alarmpistool vanuit België heeft ingevoerd en dit wapen met bijbehorende munitie voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen. Er is sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking. [medeverdachte 1] is het wapen bij verdachte op gaan halen en vervolgens zijn ze samen met het wapen in de auto van verdachte naar Nederland vertrokken. Verdachte heeft voor deze transactie € 400,- gekregen. Dat dit bedrag aan verdachte zou zijn betaald omdat [medeverdachte 1] dit geleend zou hebben, acht de rechtbank niet geloofwaardig nu uit de gesprekken voorafgaande aan deze ontmoeting, niets van dit alles is gebleken. De gesprekken en afbeeldingen die zijn aangetroffen op de telefoon van verdachte bevestigen juist het beeld dat [medeverdachte 1] bij verdachte een wapen op is gaan halen en dat verdachte daarvoor € 400,- heeft ontvangen. Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt onder meer dat het gemêleerde keukenblad in de woning van verdachte te zien is op een foto op de telefoon van verdachte en ook te zien is op de foto met het wapen die door [medeverdachte 1] is gestuurd naar de pseudokoper. Ook worden er foto’s aangetroffen van een wapen liggend op een stuk papier met daarop geschreven: Jegaatdik.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte ook degene is geweest die de alarmpistolen heeft omgebouwd. Weliswaar zijn bij het uitlezen van de telefoon van verdachte foto’s en teksten aangetroffen die erop zouden kunnen duiden dat verdachte de ombouwer was, doch dit acht de rechtbank onvoldoende om ook daadwerkelijk tot de vaststelling daarvan te kunnen komen. Nader onderzoek hiernaar ontbreekt in het dossier.
Nu niet kan worden vastgesteld dat verdachte de ombouwer is geweest, kan naar het oordeel van de rechtbank ook niet worden vastgesteld dat het omgebouwde alarmpistool dat op 14 juli 2022 bij de pseudokoop is overgedragen en het wapen dat bij de poging zelfdoding is gebruikt, afkomstig waren van verdachte.
Gelet op bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte ook deze wapens heeft ingevoerd, voorhanden gehad en heeft overgedragen. De rechtbank spreekt verdachte van dit gedeelte vrij.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 28 juli 2022 te Goirle tezamen en in vereniging met een ander zonder consent een wapen van categorie III onder I van de Wet wapens en munitie,
te weteneen omgebouwd alarmpistool, van het merk Bruni BBM, type GAP van het kaliber 9mm heeft doen binnenkomen
vanuit België;
2
op 28 juli 2022 te Goirle tezamen en in vereniging met een ander een of meer wapens van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie,
te weteneen omgebouwd alarmpistool van het merk Bruni BBM, type GAP van het kaliber 9mm en munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie,
te weten10 kogelpatronen van het merk G.F.L. met kaliber 9 mm voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging voor feit 2 aangezien de Wet wapens en munitie geen extraterritoriale werking heeft nu gelet op het verweer van de verdediging enkel het voorhanden hebben en/of overdragen van wapens in Ravels, België, resteert.
Gelet op hetgeen door de rechtbank bewezen is verklaard, behoeft dit punt geen nadere bespreking.
Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 32 maanden met aftrek van de periode dat verdachte in voorarrest heeft gezeten.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit en subsidiair verzocht verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging. Zo de rechtbank een andersluidend oordeel is toegedaan, verzoekt de verdediging een taakstraf op te leggen en eventueel daarnaast een geheel voorwaardelijke straf. De verdediging verzoekt bij de strafoplegging rekening te houden met de fout in de vordering voor het tweede EAB (Europees aanhoudingsbevel), waardoor verdachte onnodig lang in detentie heeft gezeten.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich samen met [medeverdachte 1] schuldig gemaakt aan de invoer van een omgebouwd alarmpistool en aan het voorhanden hebben en overdragen van datzelfde pistool en bijbehorende munitie. Wapenhandel en het bezit van een wapen zijn zeer ernstige feiten. Het ongecontroleerde bezit van (vuur)wapens en munitie brengt een onaanvaardbaar risico met zich mee voor de veiligheid van personen en een aanzienlijke bedreiging voor een veilige samenleving, omdat het bezit daarvan maar al te vaak leidt tot daadwerkelijk gebruik daarvan, met alle vaak onherstelbare - gevolgen van dien. Dergelijke (vuur)wapens worden bovendien steeds vaker gebruikt bij het plegen van ernstige strafbare feiten waarbij personen ernstig gewond raken en zelfs komen te overlijden. Gezien de talloze berichten en foto’s van (vuur)wapens die in de telefoon van verdachte zijn aangetroffen, sluit de rechtbank niet uit dat verdachte niet alleen bij de pseudokoop op 28 juli 2022 maar ook eerder betrokken is geweest bij de handel in vuurwapens.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf houdt de rechtbank rekening met de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting en met de straffen die doorgaans in vergelijkbare gevallen worden opgelegd.
De officier van justitie is bij haar eis uitgegaan van een bewezenverklaring van het uitvoeren, voorhanden hebben en overdragen van meerdere wapens op verschillende data.
Nu de rechtbank slechts bewezen acht dat verdachte zich daaraan op 28 juli 2022 schuldig heeft gemaakt, legt zij een lagere straf op dan door de officier van justitie is gevorderd.
Alle omstandigheden in samenhang bezien is de rechtbank van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden met aftrek van de periode die verdachte in voorarrest heeft gezeten, passend is en recht doet aan de ernst van de feiten.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging geen rekening gehouden met het door de verdediging aangevoerde nadeel dat verdachte zou hebben ondervonden door de fout in de vordering tweede EAB. Zowel de aanhouding als de inverzekeringstelling zijn door de rechter-commissaris rechtmatig geacht en de bewaring is door de raadkamer toegewezen. De tijd dat verdachte in voorarrest heeft gezeten, wordt afgetrokken van de op te leggen gevangenisstraf. Hiermee wordt het eventuele nadeel dat verdachte door de fout zou hebben ondervonden, weggenomen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 14, 26, 31 en 55 van de Wet wapens en munitie zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:Medeplegen van handelen in strijd met artikel 14, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit is begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, strafbaar gesteld bij artikel 55, eerste lid onder a van de Wet wapens en munitie;
feit 2:Medeplegen van handelen in strijd met de artikelen 26, eerste lid en 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
en
medeplegen van handelen in strijd met de artikelen 26, eerste lid en 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie terwijl het feit is begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III,
terwijl er sprake is van eendaadse samenloop in de zin van artikel 51 Sv.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 10 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M.J. Kok, voorzitter, mr. M.A.E. Dekker en mr. M.H.M. Collombon, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Bles, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 12 oktober 2023.