ECLI:NL:RBZWB:2023:7083

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 oktober 2023
Publicatiedatum
12 oktober 2023
Zaaknummer
02-190481-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan de invoer, het voorhanden hebben en overdragen van een omgebouwd alarmpistool en bijbehorende munitie

In deze strafzaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 oktober 2023 uitspraak gedaan tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid bij de invoer, het voorhanden hebben en overdragen van een omgebouwd alarmpistool en bijbehorende munitie. De verdachte, geboren in 2003, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M. Timmermans-Roelands. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 28 september 2023, waarbij de officier van justitie, mr. H.G. Klootwijk, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging omvatte feiten die zich hebben voorgedaan tussen 26 november 2021 en 28 juli 2022, waarbij de verdachte samen met anderen betrokken was bij de invoer van wapens en munitie vanuit België naar Nederland.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 28 juli 2022 opzettelijk behulpzaam is geweest bij de invoer van een omgebouwd alarmpistool en bijbehorende munitie. De officier van justitie had betoogd dat de verdachte niet alleen medeplichtig was, maar ook als medepleger kon worden aangemerkt. De rechtbank oordeelde echter dat er onvoldoende bewijs was voor medeplegen, maar dat de rol van de verdachte als medeplichtige wel bewezen kon worden. De verdachte had zijn broer van vervoer voorzien, wat een cruciale bijdrage aan de wapenhandel vormde.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 155 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 150 uren. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en het risico dat het ongecontroleerde bezit van wapens met zich meebrengt voor de veiligheid van de samenleving. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten, maar de bewezenverklaring van de medeplichtigheid bleef staan. De rechtbank verklaarde ook dat het in beslag genomen voertuig, een Peugeot, verbeurd werd verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-190481-22
vonnis van de meervoudige kamer van 12 oktober 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 2003 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsvrouw: mr. M. Timmermans-Roelands, advocaat te Bergen op Zoom.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 28 september 2023, waarbij de officier van justitie, mr. H.G. Klootwijk, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
In de periode van 26 november 2021 tot en met 28 juli 2022 samen met anderen wapens en munitie vanuit België, Nederland heeft doen binnenkomen dan wel hierbij behulpzaam is geweest;
In de periode van 26 november 2021 tot en met 28 juli 2022 samen met anderen wapens en munitie voorhanden heeft gehad en/of overgedragen dan wel hierbij behulpzaam is geweest.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 28 juli 2022 tezamen en in vereniging zonder consent een wapen heeft ingevoerd vanuit België (feit 1 primair) en dit voorhanden heeft gehad en overgedragen (feit 2 primair). De officier van justitie baseert zich daarbij onder meer op de observaties, het proces-verbaal van bevindingen Wet wapens en munitie en de telefoongegevens van zowel verdachte als medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. Uit de observaties blijkt van een nauwe en bewuste samenwerking op 28 juli 2022. Die dag reed verdachte samen met [medeverdachte 1] naar de woning van [medeverdachte 2], parkeerde zijn auto naast de Range Rover van [medeverdachte 2] en is na ongeveer 15 minuten achter de auto van [medeverdachte 2] met als bijrijder [medeverdachte 1] vanuit België naar Goirle gereden. Het zorgen voor vervoer van [medeverdachte 1], zodat hij het wapen in België kon ophalen, is een cruciale bijdrage aan de in- en verkoop van dit wapen geweest waardoor er geen sprake is van medeplichtigheid maar van medeplegen. Uit de opgevraagde telefoongegevens kan voorts worden geconcludeerd dat verdachte ook wetenschap had van de handel in wapens door [medeverdachte 1].
Naar de mening van de officier van justitie is verdachte niet te linken aan de eerste pseudokoop die op 14 juli 2022 plaatsvond. Ook ten aanzien van de overige in de tenlastelegging genoemde wapens is de officier van justitie van mening dat dit niet bewezen kan worden verklaard nu het bewijs hiervan met name zit in verstuurde foto’s en onvoldoende is vast komen te staan dat deze wapens al omgebouwd waren.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van beide feiten en verzoekt verdachte hiervan vrij te spreken.
Feit 1
Verdachte had geen enkele weet van de achterliggende gedachte van de afspraak tussen medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] (zijn broer) op 28 juli 2022. Verdachte is enkel bijrijder in de auto geweest om zijn broer even later weer op te halen. Verdachte had part noch deel aan de deal. Er was geen sprake van wetenschap en ook niet van bewustheid. Bij de wapendeal op 14 juli 2022 was verdachte afwezig en is er aldus ook onvoldoende bewijs in het dossier aanwezig dat verdachte betrokken zou zijn geweest bij de invoer van dat wapen.
Nu verdachte bewust door zijn broer buiten beeld is gehouden, niet is geïnformeerd door zijn broer noch had kunnen vermoeden dat er een wapendeal zou plaatsvinden, is er geen sprake van (voorwaardelijk) opzet op het gronddelict en daarmee ook niet van medeplichtigheid, zoals subsidiair ten laste is gelegd.
Feit 2
De specifiek in de tenlastelegging genoemde wapens, betreffen de wapens die bij de twee pseudokopen in beslag zijn genomen. Hiermee had verdachte niks van doen. Nergens uit het dossier kan worden opgemaakt dat verdachte op enig moment beschikkingsmacht over de wapens en de munitie heeft gehad. Er kan dan ook niet worden bewezen dat verdachte medepleger dan wel medeplichtig aan dit feit is geweest.
Ten aanzien van beide feiten stelt de verdediging zich op het standpunt dat hetgeen ten laste is gelegd onder het tweede gedachtestreepje, onvoldoende feitelijk is, hetgeen ook tot vrijspraak moet leiden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Op 14 juli 2022 vindt er een pseudokoop van een wapen en bijbehorende munitie plaats, waarbij de verkoper wordt herkend als zijnde [medeverdachte 1].
Op 28 juli 2022 vindt er een tweede pseudokoop plaats. Uit de observaties die dag blijkt dat verdachte samen met zijn broer [medeverdachte 1] in een Peugeot, [kenteken], op naam van verdachte, naar de woning van [medeverdachte 2] in België is gereden. De Peugeot wordt naast de Range Rover van [medeverdachte 2] geparkeerd. Even later rijdt de Peugeot met verdachte als bestuurder weg, onmiddellijk gevolgd door de Range Rover, bestuurd door [medeverdachte 2]. [medeverdachte 1] werd herkend als bijrijder in de Range Rover. In Goirle parkeren beide auto’s en stapt [medeverdachte 1] in een Toyota Yaris waarna de pseudokoop plaatsvindt. Hierna loopt [medeverdachte 1] naar [medeverdachte 2] en overhandigt hem geld. Vervolgens komt verdachte weer aanrijden en stapt [medeverdachte 1] bij hem in de auto als bijrijder. Verdachte wordt aangehouden. Er worden twee bankbiljetten in de Peugeot van verdachte aangetroffen welke afkomstig blijken te zijn van de pseudokoop.
Verdachte heeft verklaard dat hij op 28 juli 2022 met zijn broer had afgesproken om te sporten. Omdat zijn broer hem vroeg eerst nog even ergens anders naartoe te rijden om wat op te halen, heeft hij dit gedaan. Hij heeft niet gevraagd wat zijn broer moest gaan doen en weet niks af van de handel in wapens.
De rechtbank acht deze verklaring ongeloofwaardig. De telefoon van verdachte is onderzocht. Daarin zijn al vanaf december 2020 snapchat-berichten met [medeverdachte 1] aangetroffen, waarvan de rechtbank niet anders kan concluderen dan dat dit wapenhandel-gerelateerde berichten betreffen. Zo wordt er op 12 december 2020 een bericht door [medeverdachte 1] gestuurd waarin wapens met prijzen worden vermeld. Op 24 december 2020 stuurt verdachte de berichten:
“Als je me prijs zegt”
“En foto hebt, kan ik hem sturen”
“Hij zegt is te duur voor hem man”
Hierna wordt er een foto van een wapen naar verdachte verzonden.
In de tussenliggende periode en ook in de periode (kort) voorafgaande aan de pseudokopen zijn er tevens berichten op de telefoon van verdachte aangetroffen die duiden op wapenhandel. Zo wordt er op 16 juni 2022 via Snapchat een filmpje van een vuurwapen verzonden. Even later verzendt verdachte het bericht “3750 orgi glock””. Op 14 juli 2022 wordt er een afbeelding van een wapen verzonden gevolgd door het bericht “2000”.
De rechtbank is, gelet op de berichten die in de telefoon van verdachte zijn aangetroffen, van oordeel dat verdachte wist dat [medeverdachte 1] zich bezig hield met handel in wapens en dat dat ook het geval was op 28 juli 2022. Verdachte is samen met zijn broer naar [medeverdachte 2] geweest om een wapen op te halen bestemd voor de verkoop in Nederland. Voor zijn bijdrage aan het geheel heeft verdachte € 100,- ontvangen. Hiermee heeft verdachte zich op 28 juli 2022 schuldig gemaakt aan de invoer, het voorhanden hebben en overdragen van een wapen en bijbehorende munitie.
De rechtbank dient te beoordelen of de rol van verdachte kan worden gekwalificeerd als medeplegen, dan wel dat er sprake was van medeplichtigheid.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Daarbij geldt dat de kwalificatie medeplegen alleen gerechtvaardigd is als de bewezenverklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is.
De rechtbank is van oordeel dat hiervan in dit geval geen sprake is. Verdachte was niet aanwezig bij de feitelijke overdracht en het wapen is ook niet in zijn auto vervoerd. Ook uit de telefoongegevens kan niet worden opgemaakt dat er sprake zou zijn geweest van een nauwe en bewuste samenwerking in de hiervoor bedoelde zin. Verdachte heeft een ondersteunende rol vervuld door [medeverdachte 1] naar [medeverdachte 2] te brengen en vervolgens naar Goirle te rijden om zijn broer weer op te halen nadat de pseudokoop was voltooid. Deze rol wordt bevestigd door het relatief kleine bedrag dat verdachte heeft ontvangen, te weten € 100,-. Dat verdachte dit geld zou hebben ontvangen omdat hij dit eerder aan zijn broer zou hebben uitgeleend, acht de rechtbank gelet op het geheel van bevindingen, ongeloofwaardig.
De rechtbank is gelet op bovenstaande van oordeel dat de medeplichtigheid van verdachte kan worden bewezen. Uit voornoemde omstandigheden kan worden vastgesteld dat verdachte met het vervoeren van [medeverdachte 1] opzet heeft gehad op zijn handelingen als medeplichtige, maar ook opzet heeft gehad op het gronddelict.
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat verdachte op 28 juli 2022 opzettelijk behulpzaam is geweest bij de invoer van een omgebouwd alarmpistool met bijbehorende munitie vanuit België (feit 1) en opzettelijk behulpzaam is geweest bij het voorhanden hebben en overdragen van dit wapen en munitie (feit 2).
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte ook een bijdrage heeft geleverd aan de pseudokoop op 14 juli 2022. Verdachte was die dag niet aanwezig en ook anderszins is niet gebleken dat verdachte hierbij op enig moment of op enigerlei wijze betrokken is geweest.
Met de officier van justitie is de rechtbank ten aanzien van beide feiten van oordeel dat ook niet kan worden bewezen dat verdachte, buiten het wapen dat bij de pseudokoop op 28 juli 2022 in beslag is genomen, ook andere wapens heeft ingevoerd en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen. Hoewel er sterke aanwijzingen in het dossier aanwezig zijn dat verdachte een grotere rol heeft gehad in de wapenhandel dan nu bewezen is verklaard, bevat het dossier onvoldoende concreet bewijs daarvoor om tot een bewezenverklaring hiervan te komen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Feit 1 subsidiair
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op 28 juli 2022 te Goirle
tezamen en in vereniging zonder consent
- een wapen van categorie III onder I van de Wet wapens en munitie
, te wetenéén omgebouwd alarmpistool, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool van het merk Bruni, type GAP en van het kaliber 9 x 17 mm en
- munitie van categorie III,
te weten10 kogelpatronen van het merk G.F.L., kaliber 9 x 17 mm hebben doen binnenkomen vanuit België;
tot het plegen van welk misdrijf verdachte op 28 juli 2022 te Goirle opzettelijk behulpzaam is geweest door
- die [medeverdachte 1] van vervoer te voorzien waardoor die [medeverdachte 1] dat wapen op kon halen
Feit 2 subsidiair
[medeverdachte 1] op 28 juli 2022 te Goirle
- één wapen van categorie III onder I van de Wet wapens en Munitie,
te weten eenomgebouwd
alarmpistool, zijnde
eenvuurwapen in de vorm van een pistool van het merk Bruni, type GAP en van het kaliber 9 x 17 mm en
- munitie van categorie III
, te weten10 kogelpatronen van het merk G.P.L., kaliber 9 x
17 mm
voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen;
tot het plegen van welk misdrijf verdachte op 28 juli 2022 te Goirle opzettelijk behulpzaam is geweest door
- die [medeverdachte 1] van vervoer te voorzien waardoor die [medeverdachte 1] dat wapen op kon halen en
- die [medeverdachte 1] te vergezellen naar de locatie van de verkoop en
- die [medeverdachte 1] op te halen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar met aftrek van de periode dat verdachte in voorarrest heeft gezeten.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Zo de rechtbank een andersluidend oordeel is toegedaan, verzoekt de verdediging primair verdachte een straf op te leggen gelijk aan het voorarrest. Subsidiair verzoekt de verdediging naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf of taakstraf op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid bij de invoer, het voorhanden hebben en overdragen van een omgebouwd alarmpistool en bijbehorende munitie. Wapenhandel en het bezit van een wapen zijn zeer ernstige feiten. Het ongecontroleerde bezit van (vuur)wapens en munitie brengt een onaanvaardbaar risico met zich mee voor de veiligheid van personen en een aanzienlijke bedreiging voor een veilige samenleving, omdat het bezit daarvan maar al te vaak leidt tot daadwerkelijk gebruik daarvan, met alle vaak onherstelbare gevolgen van dien. Dergelijke (vuur)wapens worden steeds vaker gebruikt bij het plegen van ernstige strafbare feiten waarbij personen ernstig gewond raken en zelfs komen te overlijden. Verdachte is hierbij behulpzaam geweest door zijn broer van vervoer te voorzien. Gelet op de talloze aan wapenhandel gerelateerde berichten die in de telefoon van verdachte zijn aangetroffen, sluit de rechtbank niet uit dat verdachte zich niet alleen als medeplichtige heeft bezig gehouden met de handel in wapens, maar hier ook zelf een actieve rol in heeft gehad.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf houdt de rechtbank rekening met de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting en met de straffen die doorgaans in vergelijkbare gevallen worden opgelegd.
De officier van justitie is bij haar eis uitgegaan van een bewezenverklaring van medeplegen. Nu de rechtbank het subsidiaire bewezen acht, namelijk dat verdachte medeplichtig is geweest, legt zij een lagere straf op dan door de officier van justitie is gevorderd en wordt gekozen voor een andere strafmodaliteit. Hierbij wordt tevens acht geslagen op het feit dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest, het reclasseringsrapport en de jeugdige leeftijd van verdachte.
Alles in samenhang bezien, is de rechtbank is van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 155 dagen waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en aftrek van de periode die verdachte in voorarrest heeft gezeten, passend en geboden is en zal dit ook aan verdachte opleggen. De rechtbank legt dit voorwaardelijk strafdeel op om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Naast de gevangenisstraf legt de rechtbank een taakstraf op voor de duur van 150 uren.

7.Het beslag

7.1
De verbeurdverklaring
Het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp, te weten een Peugeot, [kenteken], is vatbaar voor verbeurdverklaring. Het voertuig is gebruikt voor het plegen van het tenlastegelegde feit waaraan verdachte schuldig is bevonden.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 48, 49 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 14, 26, 31 en 55 van de Wet wapens en munitie. zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan de onder 1 en 2 primair tenlastegelegde feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:Medeplichtigheid aan handelen in strijd met artikel 14, eerste lid van de Wet wapens en munitie
en
medeplichtigheid aan handelen in strijd met artikel 14, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
feit 2:Medeplichtigheid aan handelen in strijd met de artikelen 26, eerste lid en 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
en
medeplichtigheid handelen in strijd met de artikelen 26, eerste lid en 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie terwijl het feit is begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III,
terwijl er sprake is van eendaadse samenloop in de zin van artikel 51 Sv;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 155 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 150 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
75 dagen;
Beslag
- verklaart verbeurd het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een Peugeot, [kenteken]
;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M.J. Kok, voorzitter, mr. M.A.E. Dekker en
mr. M.H.M. Collombon, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Bles, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 12 oktober 2023.