ECLI:NL:RBZWB:2023:7079

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 oktober 2023
Publicatiedatum
11 oktober 2023
Zaaknummer
02-208344-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf en tbs met dwangverpleging na aanval op begeleiders

Op 10 oktober 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 16 augustus 2022 met een groot keukenmes twee van zijn begeleiders heeft aangevallen op de zorglocatie waar hij woonde. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 420 dagen en tbs met dwangverpleging. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 26 september 2023, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De tenlastelegging omvatte twee pogingen tot zware mishandeling, subsidiair bedreiging en mishandeling.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de primair tenlastegelegde feiten, gebaseerd op aangiften, verklaringen van de slachtoffers, medische rapporten en de verklaring van de verdachte zelf. De rechtbank concludeerde dat de verdachte, die lijdt aan een licht verstandelijke beperking en psychische stoornissen, niet in staat was om de gevolgen van zijn daden volledig te begrijpen. Dit leidde tot de beslissing om tbs met dwangverpleging op te leggen, omdat de kans op recidive als matig tot hoog werd ingeschat.

De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, die zich in levensgevaarlijkheid bevonden tijdens de aanval. De rechtbank vond het noodzakelijk dat de verdachte langdurig klinisch behandeld zou worden, met de garantie van medicatie-inname om psychoses te voorkomen. De beslissing om de verdachte te veroordelen tot tbs met dwangverpleging werd genomen om de veiligheid van anderen te waarborgen en om de verdachte de nodige zorg te bieden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/208344-22
vonnis van de meervoudige kamer van 10 oktober 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte01]
geboren op [geboortedatum01] 1992 te [geboorteplaats01]
wonende te [adres01] , [postcode01] [woonplaats01]
gedetineerd in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) te Vught
raadsman mr. C.J.J. Kwint, advocaat te ‘s-Gravenhage

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 26 september 2023, waarbij de officier van justitie mr. T. Kint en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan twee pogingen zware mishandeling, subsidiair bedreiging en mishandeling.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft gepleegd. Dit volgt uit de aangiften, de verklaringen van aangevers, de foto’s van het letsel, de medische verklaring en de verklaring van verdachte zelf.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich voor de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1 primair
op 16 augustus 2022 te Zevenbergen, gemeente Moerdijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer01] en [slachtoffer02] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, meermalen met een mes, zwaaiende en/of slaande en/of stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van voornoemde [slachtoffer01] en [slachtoffer02] waarbij voornoemde [slachtoffer01] en [slachtoffer02] letsel hebben opgelopen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest en tbs met verpleging van overheidswege (hierna: tbs met dwangverpleging). Aan de voorwaarden voor het opleggen van een tbs-maatregel is voldaan. Gelet op de adviezen is een lichtere maatregel niet passend.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft over de oplegging van een straf of maatregel geen standpunt ingenomen, vooral omdat verdachte vanwege zijn beperkingen niet in staat is de verschillende strafmodaliteiten met de daarbij horende consequenties en eventuele voorwaarden te bevatten. Verdachte is met name bang dat hij op straat komt te staan.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De ernst van het feit
Op 16 augustus 2022 heeft verdachte met een groot keukenmes twee van zijn begeleiders aangevallen op de zorglocatie waar hij woonde. Daarbij riep verdachte dat hij de begeleiders kapot ging steken. Die hadden ook echt het idee dat zij voor hun leven moesten vechten. De rechtbank kan zich dat voorstellen. Achteraf bezien valt het letsel dat de begeleiders hebben opgelopen mee, maar dat is enkel te danken aan hun eigen handelen. Het is bijzonder triest dat de begeleiders levensbedreigend zijn aangevallen door een cliënt voor wie zij dagelijks klaar stonden om hem de noodzakelijke zorg en hulp te bieden. Gelet op de ernst van het feit is een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf in beginsel passend en geboden.
De persoon van de verdachte
Bij het bepalen van de precieze soort en hoogte van de op te leggen straf en/of maatregel heeft de rechtbank de adviezen van verschillende gedragsdeskundigen en instanties over de persoon van verdachte zwaar laten wegen. In de psychiatrische rapportage wordt geconcludeerd dat verdachte een licht verstandelijke beperking heeft en lijdt aan een psychotische stoornis en een autismespectrumstoornis. In de psychologische rapportage wordt geconcludeerd dat verdachte naast een lichte verstandelijke beperking lijdt aan een schizo-affectieve stoornis van het bipolaire type. Verdachte is in aanloop naar het delict gestopt met zijn medicatie en ontregeld geraakt. In beide rapportages wordt geconcludeerd dat de vastgestelde stoornissen zodanig hebben doorgewerkt in het delict dat geadviseerd wordt het tenlastegelegde aan verdachte verminderd toe te rekenen. De rechtbank neemt die conclusies over.
Uit de rapportages van de psychiaters, de psycholoog en de reclassering blijkt dat er bij verdachte sprake is van overschatting en een gebrek aan probleembesef. Veranderingen in omstandigheden en stoppen met medicatie kunnen ernstige ontregeling van verdachte tot gevolg hebben. In combinatie met de vastgestelde stoornis maakt dit dat het gevaar voor herhaling matig tot hoog is.
Verder blijkt uit de rapportages en de bespreking op zitting dat verdachte grote moeite heeft eventueel op te leggen voorwaarden te begrijpen en dat hij deze over langere termijn niet kan overzien. Voor zover verdachte eventuele voorwaarden wel begrijpt is er sprake van ambivalentie. Hieruit volgt voor de rechtbank dat het gelet op het recidiverisico onverantwoord is een straf of maatregel met voorwaarden op te leggen. Ook een zorgmachtiging geeft naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende waarborgen om recidive te voorkomen. De kans op onttrekking acht de rechtbank in dat geval te groot en bovendien kan er dan snel sprake zijn van een vrijwillig kader zonder dat justitie daar voldoende invloed op kan uitoefenen
Met de officier van justitie, raadsman en de deskundigen is de rechtbank van oordeel dat verdachte (langdurig) klinisch dient te worden behandeld en dat er een plek moet worden gevonden waar verdachte stapje voor stapje kan resocialiseren. Hierbij is het van groot belang dat de inname van medicatie gegarandeerd wordt voortgezet om psychoses te voorkomen.
Dit betekent naar het oordeel van de rechtbank dat alleen tbs met dwangverpleging als reële mogelijkheid overblijft en die zal de rechtbank dan ook opleggen. Hoewel de mogelijk lange duur van de tbs met dwangverpleging en het veiligheidsniveau van een FPC/FPK niet direct noodzakelijk zijn, kan alleen binnen dit kader de vereiste stabiliteit worden geboden en overprikkeling worden voorkomen. Het opleggen van de maatregel geeft veiligheid, rust en medicatiezekerheid. Bij alle andere mogelijke maatregelen of de door de deskundigen genoemde combinaties kan er een probleem in de uitvoering ontstaan, wat in het geval van verdachte moet worden voorkomen.
Aan de wettelijke eisen voor het opleggen van een tbs met dwangverpleging wordt voldaan, te weten:
- bij verdachte bestond ten tijde van het plegen van de feiten een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens;
- op het gepleegde misdrijf is een gevangenisstraf van vier jaar of meer gesteld;
- de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist die maatregel.
De rechtbank stelt vast dat de maatregel wordt opgelegd voor een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
De officier van justitie heeft verzocht ook een maatregel als bedoeld in artikel 38z Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) op te leggen. De rechtbank stelt vast dat een dergelijke maatregel niet is geadviseerd, zodat de vordering van de officier van justitie niet voldoet aan de eisen van artikel 38z lid 2 Sr. De rechtbank ziet bovendien geen noodzaak om deze maatregel ambtshalve op te leggen.
De rechtbank acht daarnaast een gevangenisstraf van 420 dagen, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.
Gelet op de mogelijke duur van de maatregel gaat een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf te ver. Bovendien vindt de rechtbank het belangrijk dat verdachte zo snel mogelijk met zijn behandeling begint.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.Het beslag

7.1
De teruggave
De rechtbank zal de teruggave gelasten van het in beslag genomen shirt en de in beslag genomen keukenmessen aan de rechthebbenden.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 37a, 37b, 45 en 320 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4. is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

poging zware mishandeling, meermalen gepleegd;

- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 420 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Maatregel
- gelast de
terbeschikkingstellingvan verdachte,
met verplegingvan overheidswege;
Beslag
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
* 2 keukenmessen (G2493547)
* 1 shirt (G2493550)
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C.A.M. Los, voorzitter, mr. R.J.H. de Brouwer en mr. J.C. Gillesse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.M. Heitzman, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 10 oktober 2023.