ECLI:NL:RBZWB:2023:7071

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 oktober 2023
Publicatiedatum
11 oktober 2023
Zaaknummer
02-153977-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontploffing en vernieling met zwaar illegaal vuurwerk

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1990 en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting in Grave, heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 oktober 2023 uitspraak gedaan. De verdachte is veroordeeld voor de eendaadse samenloop van het teweegbrengen van een ontploffing en een vernieling. De rechtbank legt een gevangenisstraf op van 190 dagen, waarvan 78 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, en een proeftijd van twee jaar. Daarnaast krijgt de verdachte een taakstraf van 100 uur, subsidiair 50 dagen hechtenis.

De zaak werd inhoudelijk behandeld op 28 september 2023, waarbij de officier van justitie, mr. Y.E.Y. Vermeulen, en de verdediging hun standpunten kenbaar maakten. De tenlastelegging is tweemaal gewijzigd en betreft het in vereniging brand stichten en het teweegbrengen van een ontploffing, alsook het medeplegen van vernieling. De rechtbank oordeelt dat de verdachte opzettelijk een ontploffing heeft veroorzaakt door zwaar illegaal vuurwerk, een Cobra, naar de auto van zijn zwager te gooien, wat leidde tot een brand en schade aan meerdere voertuigen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen bewijs is voor het primair ten laste gelegde feit van brandstichting, en spreekt de verdachte daarvan vrij. De rechtbank concludeert dat de verdachte wel degelijk voorwaardelijk opzet had op de ontploffing en de vernieling van de voertuigen. De strafoplegging houdt rekening met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de omstandigheden van de verdachte, die als first offender wordt beschouwd. De rechtbank heeft ook de aanbevelingen van de reclassering in overweging genomen, die toezicht en begeleiding adviseert tijdens de proeftijd.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/153977-23
vonnis van de meervoudige kamer van 12 oktober 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte01]
geboren op [geboortedatum01] 1990 te [geboorteplaats01]
wonende op het [adres01] , [postcode01] te [woonplaats01]
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting in Grave.
raadsman: mr. G. Onnink, advocaat te Diemen.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 28 september 2023, waarbij de officier van justitie, mr. Y.E.Y. Vermeulen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is tweemaal gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. Deze tenlastelegging is als Bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er -kort en feitelijk weergegeven- op neer dat verdachte in vereniging brand heeft gesticht, dan wel een ontploffing teweeg heeft gebracht. Daarnaast wordt verdachte het medeplegen van vernieling verweten.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 1 subsidiair en feit 2. Verdachte heeft zwaar illegaal vuurwerk, te weten een Cobra, aangestoken en naar de auto van zijn zwager gegooid. Deze Cobra is onder die auto tot ontploffing gekomen. Verdachte heeft met zijn handelen niet alleen opzet op die ontploffing en het vernielen van de auto van zijn zwager gehad, maar ook voorwaardelijk opzet op de vernieling van de daaromheen geparkeerde voertuigen. Door de brand die hierop is gevolgd en die voor verdachte te voorzien was, is gemeen gevaar voor de geparkeerde voertuigen en een houten schutting ontstaan.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1 wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. De brandweer heeft geen oorzaak van de brand vastgesteld en er heeft geen forensisch onderzoek plaatsgevonden. Bovendien zijn op de plaats delict of bij verdachte zelf geen middelen aangetroffen waaruit blijkt wat de brand heeft doen ontstaan. Uit de bewijsmiddelen kan hooguit worden afgeleid dat er vuurwerk zou zijn afgestoken. De raadsman heeft subsidiair betoogd dat verdachte geen opzet heeft gehad ten aanzien van feit 1. Meer subsidiair is aangevoerd dat er geen sprake is geweest van medeplegen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat het onder feit 1 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezenverklaard kan worden. Op basis van de bewijsmiddelen is niet komen vast te staan dat verdachte open vuur in aanraking heeft gebracht met de auto van aangever [slachtoffer01] . Daarnaast kan niet worden vastgesteld dat er gebruik is gemaakt van een brand versnellend middel of brandbare stof. De brandstichting zoals die aan verdachte ten laste is gelegd, is niet bewijsbaar. Gelet op deze stand van zaken dient verdachte te worden vrijgesproken van het onder feit 1 primair ten laste gelegde.
Het verweer van de verdediging slaagt in zoverre.
4.3.2
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in Bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.3
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feiten en omstandigheden
Uit het dossier en het verhandelde ter zitting komt de volgende gang van zaken naar voren.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij na telefonisch contact met zijn zwager, zijnde aangever [slachtoffer01] , op de hoogte is geraakt van een ruzie. Het betrof een ruzie tussen [slachtoffer01] en de zus van verdachte die op dat moment in Kaatsheuvel waren. Verdachte is vervolgens ook naar Kaatsheuvel gegaan. Hij heeft zijn neef, [medeverdachte01] , onderweg met de auto opgehaald en heeft ook zwaar illegaal vuurwerk meegenomen, te weten een Cobra. In Kaatsheuvel heeft verdachte gezocht naar het voertuig van [slachtoffer01] . Verdachte heeft zijn zwager een lesje willen leren door diens auto te beschadigen. Nadat verdachte de auto van [slachtoffer01] had gevonden, heeft hij de Cobra aangestoken en naar de auto van [slachtoffer01] gegooid. Volgens verdachte is de Cobra onder de auto van [slachtoffer01] terechtgekomen en daar tot ontploffing gekomen. Daarna is verdachte snel met [medeverdachte01] vertrokken.
De verklaring van verdachte wordt ondersteund door de verklaring van [getuige01] , de aangifte van [slachtoffer01] en door de omschreven camerabeelden op de plaats delict. Uit deze bewijsmiddelen valt af te leiden dat er een lichtflits is geweest, gevolgd door een harde knal. Vrijwel direct daarna heeft het voertuig van [slachtoffer01] als eerste vlam gevat. Deze situatie heeft plaatsgevonden vlak naast de houten schutting. Op de camerabeelden is vastgelegd dat de brand zich vervolgens heeft uitgebreid over meerdere voertuigen, die rondom de auto van [slachtoffer01] geparkeerd stonden. Dit betroffen de voertuigen van de aangevers [slachtoffer02] , [slachtoffer03] en [slachtoffer04] . Voorts zijn verdachte en [medeverdachte01] op de camerabeelden herkend als de personen die daar ten tijde van de ontploffing aanwezig waren.
De verklaring van verdachte wordt ook bevestigd door de brandweercommandant. Hij heeft aangegeven dat de brandhaard gecentreerd is op één specifiek voertuig en vermoedelijk is ontstaan onder die auto. De auto van aangever [slachtoffer01] heeft dichtbij de andere voertuigen en houten schutting geparkeerd gestaan, zo is door de brandweer waargenomen en door de verbalisanten fotografisch vastgelegd.
MedeplegenDe rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte de feiten alleen of samen met [medeverdachte01] heeft gepleegd. De rechtbank stelt voorop dat betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden gekwalificeerd, indien is komen vast te staan dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking, waarbij er een (intellectuele of materiële) bijdrage van voldoende gewicht moet zijn geleverd.
Op basis van het dossier en de ter zitting afgelegde verklaring kan worden vastgesteld dat verdachte, samen met [medeverdachte01] , op de plaats delict aanwezig is geweest. Volgens verdachte heeft de medeverdachte zich van meet af aan gedistantieerd van het voornemen van verdachte om aangever [slachtoffer01] een lesje te leren. Verdachte heeft dit plan zelf opgevat en daarvoor ook zelf de benodigde spullen meegenomen. Volgens verdachte zou de medeverdachte ook niet zijn meegegaan als dit plan eerder aan hem bekend zou zijn gemaakt. Verder is ook niet komen vast te staan dat de medeverdachte enige vorm van betrokkenheid heeft gehad bij de uitvoering van de feiten.
De rechtbank is op basis van het vorenstaande van oordeel dat er geen sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en medeverdachte. Om die reden zal verdachte worden vrijgesproken van het tenlastegelegde medeplegen.
Het verweer van de verdediging op dit punt slaagt.
OpzetHet voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg -in dit geval het door een ontploffing veroorzaken van gemeen gevaar voor goederen en/of auto’s vernielen of beschadigen- is aanwezig als de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zo’n gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard/ernst van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte gebruik heeft gemaakt van zeer krachtig illegaal vuurwerk dat explodeert, te weten een Cobra. Het is een feit van algemene bekendheid dat dergelijk illegaal vuurwerk ernstige schade kan veroorzaken. Verdachte was ook bekend met Cobra’s, zo heeft hij ter zitting verklaard en heeft zich dat dus ook moeten realiseren. Verdachte heeft de Cobra aangestoken nadat hij de auto van aangever [slachtoffer01] heeft gelokaliseerd. De Cobra is onder die auto geworpen, waarna een explosie met een harde knal is gevolgd. Naar algemene ervaringsregels is de kans meer dan aanmerkelijk dat door de ontploffing schade zou ontstaan aan de auto van [slachtoffer01] en de voertuigen daar omheen. Deze gedragingen op zichzelf beschouwd, alsmede dat verdachte heeft verklaard dat het zijn bedoeling is geweest om aangever [slachtoffer01] een lesje te leren, vormen voor de rechtbank voldoende reden om te veronderstellen dat die aanmerkelijke kans ook bewust aanvaard is. Immers, verdachte heeft de gevolgen van de ontploffing op de koop toegenomen. Van aanwijzingen voor het bestaan van contra-indicaties is de rechtbank niet gebleken.
De rechtbank is op basis van hetgeen hiervoor is overwogen van oordeel dat verdachte het voorwaardelijk opzet heeft gehad op het door het teweegbrengen van een ontploffing veroorzaken van gemeen gevaar voor goederen, alsook op het vernielen of beschadigen van de voertuigen van [slachtoffer01] , [slachtoffer02] , [slachtoffer03] en [slachtoffer04] . Het onder feit 1 subsidiair en feit 2 ten laste gelegde kan wettig en overtuigend worden bewezen.
Het verweer van de verdediging wordt op dit onderdeel verworpen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
feit 1 subsidiair:
op 22 juni 2023 te Kaatsheuvel, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een Cobra af te steken en te gooien naar een auto van het merk Volkswagen ten name van [slachtoffer01] , terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten
- andere geparkeerde voertuigen en
- een schutting
te duchten was;
feit 2:op 22 juni 2023 te Kaatsheuvel, opzettelijk en wederrechtelijk
- een auto van het merk Volkswagen geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer01] en
- een auto van het merk BMW geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer02] en
- een bus van het merk Renault geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer03] en
- een bus van het merk Volkswagen geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer04] ,
heeft vernield of beschadigd.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 190 dagen, waarvan 78 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en een proeftijd van twee jaar. Tijdens de proeftijd dient verdachte zich te conformeren aan de voorwaarden die door Reclassering Nederland zijn geadviseerd. Daarnaast is als strafeis opgenomen een taakstraf voor de duur van 100 uren subsidiair 50 dagen hechtenis.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank tot een veroordeling komt, is verzocht om een gevangenisstraf op te leggen die de duur van het voorarrest niet overstijgt. Daarnaast is verzocht om een deels voorwaardelijke taakstraf op te leggen met een proeftijd van twee jaar, waarbij is gevraagd om een kortere duur te bepalen dan hetgeen door de officier van justitie wordt gevorderd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich op 22 juni 2023 in Kaatsheuvel schuldig gemaakt aan het veroorzaken van een ontploffing, door zwaar illegaal vuurwerk af te steken en dit explosief onder een auto te gooien van [slachtoffer01] . Als gevolg van die ontploffing is een (uitslaande) brand ontstaan, waardoor de voertuigen van [slachtoffer01] , [slachtoffer02] , [slachtoffer03] en [slachtoffer04] zijn vernield of beschadigd. De feiten zijn gepleegd tegen de achtergrond van een ruzie in de privésfeer. Het handelen van verdachte is compleet onbezonnen en volstrekt onacceptabel. Dergelijke misdrijven dragen bij aan gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij. De (financiële) schade aan de voertuigen van de aangevers is zeer aanzienlijk. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij ervoor heeft gekozen om op deze manier een conflict te willen oplossen.
De rechtbank heeft rekening gehouden met de straffen die plegen te worden opgelegd in soortgelijke zaken. De feiten zijn in eendaadse samenloop begaan. In het voordeel van verdachte weegt mee dat hij ter zitting openheid van zaken heeft gegeven en een bekennende verklaring heeft afgelegd, al kan de rechtbank zich niet aan de indruk onttrekken dat hij daarbij niet het achterste van zijn tong heeft laten zien. Uit het uittreksel Justitiële Documentatie komt naar voren dat verdachte niet eerder voor soortgelijke misdrijven met justitie in aanraking is gekomen. Verdachte moet op dat vlak worden beschouwd als first offender. Verder is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing. De rechtbank neemt in overweging dat verdachte tot aan de uitspraakdatum al 112 dagen in voorarrest heeft verbleven.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op het verslag van Reclassering Nederland van 7 september 2023. Uit dit verslag volgt dat reclasseringstoezicht geïndiceerd is. Het advies is om aan verdachte een meldplicht op te leggen en hem deel te laten nemen aan een gedragsinterventie die gericht is op een training van cognitieve vaardigheden (een CoVa-training). Voorts dient verdachte zich ervoor in te spannen dat hij zinvolle (betaalde) dagbesteding verkrijgt en behoudt. Verdachte is bereid om deze voorwaarden na te leven.
Alles afwegende, is de rechtbank van oordeel dat de strafeis van de officier van justitie voldoende recht doet aan de bewezenverklaarde feiten. Derhalve wordt aan verdachte opgelegd een gevangenisstraf van 190 dagen, waarvan 78 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, en een proeftijd van twee jaar. Gedurende de proeftijd dient verdachte zich te houden aan de algemene en bijzondere voorwaarden, zoals hierna in het dictum opgenomen. Voorts wordt aan verdachte een taakstraf opgelegd voor de duur van 100 uur subsidiair 50 dagen hechtenis.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 55, 63, 157 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder feit 1 primair ten laste gelegde;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1 subsidiair en feit 2 tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 subsidiair en feit 2:de eendaadse samenloop van opzettelijk een ontploffing teweeg brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen en/of beschadigen, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 190 dagen, waarvan 78 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zicht meldt, binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd, bij Reclassering Nederland op Smalstraat 2 in Helmond. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
* dat verdachte actief deel neemt aan de gedragsinterventie CoVa of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Verdachte houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider.
* indien dit door de reclassering noodzakelijk wordt geacht, dient verdachte zijn medewerking te verlenen aan en een actieve inspanning te verrichten voor (een traject gericht op) het verkrijgen en het behouden van een structurele en zinvolle (betaalde) dagbesteding.
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 100 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
50 dagen;
Voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H.M. Collombon, voorzitter, mr. M.A.E. Dekker en
mr. R.J.H. Goossens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P.A.C. Admiraal, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 12 oktober 2023.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.