In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 oktober 2023 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de omgangsregeling van de minderjarige [minderjarige01]. De verzoeker, de man, vertegenwoordigd door advocaat mr. S. Bhulai, heeft een verzoek ingediend om een tijdelijke omgangsregeling vast te leggen, terwijl de verweerster, de vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.H.I. Degens, zich verzet tegen de voorgestelde regeling. De mondelinge behandeling vond plaats op 18 september 2023, waarbij zowel de man als de vrouw, hun advocaten en een vertegenwoordigster van de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er in het verleden meerdere begeleide omgangsmomenten hebben plaatsgevonden, maar dat de vrouw recentelijk heeft besloten om de omgang stop te zetten, wat heeft geleid tot een gebrek aan contact tussen de man en [minderjarige01]. De man heeft aangegeven dat deze situatie schadelijk is voor de ontwikkeling van de minderjarige en heeft daarom een spoedeisend belang bij het verzoek om een omgangsregeling. De vrouw heeft echter zorgen geuit over de emotionele toestand van [minderjarige01] en pleit voor een stapsgewijze opbouw van de omgang, waarbij zij aanwezig is.
De Raad voor de Kinderbescherming heeft in deze zaak een adviserende rol en heeft voorgesteld om de omgang onder begeleiding van een derde partij te hervatten. De rechtbank heeft besloten om de behandeling van de zaak pro forma aan te houden, in afwachting van verdere ontwikkelingen in het hulpverleningstraject en het advies van de Raad. De rechtbank heeft de partijen verzocht om binnen een maand schriftelijk te rapporteren over de voortgang van de begeleiding en de stand van zaken met betrekking tot het verzoek om omgang.