Op 11 augustus 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, uitspraak gedaan op een verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) dat op 22 november 2022 was ingekomen. Verzoeker, geboren in 1988 en woonachtig te 's-Hertogenbosch, had verzocht om een vergoeding van kosten voor rechtsbijstand ter hoogte van € 3.860,63, plus een forfaitaire vergoeding van € 340,00 voor de indiening van het verzoekschrift, of € 680,00 bij behandeling in raadkamer. De rechtbank heeft de zaak behandeld in raadkamer op 28 juli 2023, waarbij de officier van justitie, mr. M. Nieuwenhuis, en de gemachtigd waarnemend advocaat van verzoeker, mr. S.A.C. de Ridder, aanwezig waren. Verzoeker was niet verschenen.
De rechtbank overwoog dat de strafzaak tegen verzoeker was geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel, en dat verzoeker kosten had gemaakt voor rechtsbijstand in het kader van deze strafzaak. De officier van justitie had zich op het standpunt gesteld dat de kosten niet redelijk en billijk waren, gezien de complexiteit van de zaak. De rechtbank oordeelde echter dat de verzochte kosten voor rechtsbijstand redelijk waren, evenals de forfaitaire vergoeding voor de indiening van het verzoekschrift.
De rechtbank heeft het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toegewezen tot een totaalbedrag van € 4.540,63, bestaande uit € 3.860,63 voor kosten van rechtsbijstand en € 680,00 voor de indiening en behandeling van het verzoekschrift. De beslissing is genomen door mr. R.J.H. de Brouwer en is op dezelfde dag ter openbare terechtzitting uitgesproken. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen door het Openbaar Ministerie en binnen een maand door verzoeker hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch.