ECLI:NL:RBZWB:2023:7012

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 augustus 2023
Publicatiedatum
10 oktober 2023
Zaaknummer
23-005507 en 23-005508
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot schadevergoeding wegens ondergane inverzekeringstelling en kosten rechtsbijstand

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 augustus 2023 uitspraak gedaan op verzoekschriften van een verzoeker, geboren in 1992 in Polen, die schadevergoeding vroeg wegens ondergane inverzekeringstelling en kosten van rechtsbijstand. De verzoekschriften waren ingediend op 28 februari 2023 en betroffen een vergoeding van € 260,00 voor immateriële schade door inverzekeringstelling en € 1.574,39 voor kosten van rechtsbijstand. De verzoeker was op 25 februari 2023 in verzekering gesteld en dezelfde dag weer vrijgelaten. De officier van justitie, mr. M. Nieuwenhuis, heeft zich schriftelijk op het standpunt gesteld dat de verzoeken deels konden worden toegewezen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verzoeker recht heeft op een schadevergoeding van € 130,00 voor de inverzekeringstelling, en heeft de kosten van rechtsbijstand van € 1.574,39 en de forfaitaire vergoeding van € 680,00 voor de indiening en behandeling van de verzoekschriften toegewezen. De rechtbank heeft de overige verzoeken afgewezen. De beslissing is genomen op basis van de artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering, waarbij de rechtbank heeft overwogen dat de verzoeker recht heeft op een billijke schadevergoeding. De totale toegekende vergoeding bedraagt € 2.254,39, en de rechtbank heeft bepaald dat dit bedrag zal worden overgemaakt op een rekening ten name van Stichting Derdengelden TDNL. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen door het Openbaar Ministerie en binnen een maand door de verzoeker hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02-056162-23
rk-nummers: 23-005507 en 23-005508
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 28 februari 2023, in de zaak:
[verzoeker]
geboren op [geboortedag] 1992 te [geboorteplaats] (Polen)
woonplaats kiezende ten kantore van mr. A.C.M. Tönis, Parkstraat 10 te 4818 SJ Breda.
Verzoeker is [verzoeker] voornoemd.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 533 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 260,00, € 260,00, voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis;
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 1.574,39, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • € 340,00 als forfaitaire vergoeding voor de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van de verzoekschriften dan wel € 680,00 bij behandeling van de verzoekschriften in raadkamer;
  • de kennisgeving sepot van 25 februari 2023;
  • de stukken waaruit blijkt dat verzoeker op 25 februari 2023 om 13:18 uur in verzekering is gesteld en op 25 februari 2023 om 21:27 uur in vrijheid is gesteld;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
Op 28 juli 2023 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie mr. M. Nieuwenhuis en mr. A.C.M. Tönis als gemachtigd advocaat van verzoeker gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
Namens verzoeker is aangevoerd dat de strafzaak tegen hem op 25 februari 2023 is geseponeerd. Verzoeker stelt immateriële schade te hebben geleden als gevolg van de door hem ondergane inverzekeringstelling op 25 februari 2023. Verzocht wordt om hem hiervoor een vergoeding toe te kennen van € 260,00. Voorts heeft verzoeker kosten voor rechtsbijstand gemaakt. Verzocht wordt om hem hiervoor een vergoeding toe te kennen van € 1.574,39, te vermeerderen met de forfaitaire vergoeding voor de indiening en behandeling van de verzoekschriften.
In raadkamer heeft de advocaat in aanvulling op de verzoekschriften aangevoerd dat de door haar verzochte kosten voor rechtsbijstand niet bovenmatig zijn. Daarbij is opgemerkt dat door het Openbaar Ministerie de laatste tijd constant en ten onrechte wordt gesteld dat de kostenpost “openen/sluiten dossier” onder “kantoorkosten” valt. De “kantoorkosten” zijn echter een vast percentage voor bijvoorbeeld telefoonkosten, briefpapier, de huur van het pand en het salaris van de secretaresse. De kostenpost “openen/sluiten dossier” ziet echt op werk door de advocaat, zoals bij het openen het identificeren van de cliënt en het plaatsen van cliënt in het systeem en bij het sluiten bijvoorbeeld het selecteren en plaatsen van de stukken voor het kantoorarchief.
De officier van justitie heeft zich schriftelijk op het standpunt gesteld dat de verzoeken deels kunnen worden toegewezen. De verzochte vergoeding wegens ondergane inverzekeringstelling kan worden toegewezen tot een bedrag van € 130,00, nu verzoeker slechts één dag in verzekering heeft doorgebracht. Een bedrag van € 130,00 dient derhalve te worden afgewezen. De kosten voor rechtsbijstand dienen gedeeltelijk te worden afgewezen. Het aantal uren dat aan de strafzaak is besteed in combinatie met het gehanteerde uurtarief staan niet in verhouding tot de complexiteit van de strafzaak en de omvang van het procesdossier. Verzoeker is op de dag van de inverzekeringstelling heengezonden met een sepotbrief, waardoor het voor de raadsvrouw op dat moment duidelijk was dat de zaak werd geseponeerd. Desondanks zijn nadien diverse werkzaamheden in rekening gebracht. Een deel van deze kosten zijn aan te merken als kantoorkosten, zoals het meermalen “openen/sluiten dossier”, terwijl over het gehele bedrag eveneens 6% aan kantoorkosten zijn opgevoerd. Tot slot kan de forfaitaire vergoeding worden toegewezen.
In raadkamer heeft de officier van justitie gepersisteerd bij het eerder ingenomen standpunt.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 533 Sv kan aan een verdachte die niet wordt veroordeeld of wiens zaak wordt
geseponeerd een vergoeding worden toegekend van de schade die hij ten gevolge van ondergane
verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Verzoeker is op 25 februari 2023 om 13:18 uur in verzekering gesteld en dezelfde dag om 21:27 uur heengezonden. Verzoeker heeft dus heeft
één dag in verzekeringop het politiebureau doorgebracht. De LOVS-uitgangspunten gaan uit van een forfaitaire vergoeding van € 130,00 per dag voor het verblijf op het politiebureau. Ook indien de inverzekeringstelling is aangevangen en geëindigd op één en dezelfde dag en beperkt is gebleven tot enkele uren wordt naar de maatstaf van een volledige dag vergoed. De rechtbank ziet geen reden daarvan af te wijken. De rechtbank zal naar billijkheid een bedrag toekennen van
€ 130,00.
Het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand ter grootte van
€ 1.574,39is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank billijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van
€ 680,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 533 Sv toe tot een bedrag van
€ 130,00, bestaande uit schade wegens ondergane inverzekeringstelling;
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 2.254,39, bestaande uit:
- € 1.574,39 aan kosten van rechtsbijstand; en
- € 680,00 de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer;
wijst de verzoeken voor het overige af;
bepaalt dat een bedrag van
€ 2.384,39zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Derdengelden TDNL, onder vermelding van “[verzoeker]/OM 530-533 Sv”.
Deze beslissing is op 11 augustus 2023 gegeven door mr. R.J.H. de Brouwer, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M. van Grinsven, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 augustus 2023.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 533 en ex 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).