Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
- het tussenvonnis van 6 april 2022;
- de akte van Zurich van 21 september 2022;
- de antwoordakte van GE van 11 januari 2023;
- de akte uitlaten met betrekking tot producties van Zurich van 8 februari 2023.
2.Inleiding en conclusie
€ 2.479.924,11. Het betreft volgens GE in hoofdzaak kosten die DSNS heeft moeten maken als gevolg van gebreken aan twee door GE geleverde hoofdelektromotoren (HEMs), welke zijn geplaatst in het schip de [het schip] (hierna: het schip).
allekosten die voortvloeien uit de aanpassingen aan de HEMs (verbrandingsmotoren), en dus óók de kosten van verwijdering en herinstallatie van de HEMs uit het schip indien deze kosten noodzakelijk waren om het correcte functioneren van de HEMs te garanderen (zie onder andere rechtsoverweging 4.16).
3.De beoordeling
- i) DSNS GE gelet op de artikelen 6:2 en 6:248 BW had moeten laten weten dat zij de Building Risk Insurance Policy zou eindigen en GE op de hoogte moeten brengen van het bestaan van de Marine Ontwerp Verzekering en GE ten aanzien van die polis in de gelegenheid moeten stellen om zich hieronder mede te laten verzekeren (106 CvA);
- ii) GE niet heeft ingestemd met het maken van de gevorderde kosten en haar ten onrechte vooraf geen begroting van de kosten is gegeven (110 CvA),
- iii) de kosten die zijn opgevoerd behoren tot de kosten van de normale bedrijfsvoering van DSNS, zodat deze kosten niet apart voor vergoeding in aanmerking komen (110 CvA, 120 CvA),
- iv) voor zover bij het opstellen van de facturen tarieven zijn gehanteerd die door DSNS ook voor werk in opdracht van derden worden gehanteerd, geen sprake is van werkelijke schade, nu dit tarief niet de werkelijke loonkosten representeert (116 CvA);
- v) uit de stukken niet blijkt dat het nodig was over te werken in het kader van het herstel van de schade, zodat overwerkkosten niet voor vergoeding in aanmerking komen (119 CvA).
een processtuk dat een korte mededeling, zoals een enkele erkenning of ontkenning, een bewijsaanbod, de aankondiging van een productie of een reactie daarop bevat’. Naar zijn aard betreft het dus een stuk van beperkte omvang. Het is derhalve in beginsel niet de bedoeling dat een akte nieuwe producties of (zeer) veel nieuwe stellingen bevat. Ook ter zitting zou het partijen niet zijn toegestaan nog (uitgebreide) producties te overleggen. Hiervoor was het te laat. De akte van Zurich van 21 september 2022 is desondanks 13 pagina’s lang en bevat bijgevoegd 10 producties (genummerd 78 tot en met 87). De akte van GE is maar liefst 145 pagina’s lang en bevat bijgevoegd 2 producties (genummerd 7 en 8). In deze akte komt GE met nieuwe onderbouwingen voor haar verweren en met nieuwe stellingen, deels gebaseerd op de als productie 9 nieuw ingebrachte Memorandum van Ing [naam ] (hierna: [naam ]) van 9 januari 2023. Aan Zurich is vervolgens de gelegenheid geboden een laatste antwoordakte te nemen, waarbij het haar uitsluitend is toegestaan te reageren op de nieuwe producties van GE. Zurich maakt in haar laatste antwoordakte bezwaar tegen de inbreng hiervan en de door GE nieuw opgeworpen punten, nu zij hier niet adequaat op heeft kunnen reageren.
Purchaser decided to take out a Building Risk insurance during the building period of the ship. Supplier will be co-insured under this insurance as from delivery of the goods at the yard.”
allekosten van herstel zou dragen, waaronder in dit geval de extractie- en terugplaatsingskosten vallen nu deze noodzakelijk waren ter reparatie van de HEMs. GE heeft er vervolgens, na het falen van de HEMs, zelf voor gekozen deze werkzaamheden aan DSNS te laten en op geen moment – ondanks het feit dat zij vroegtijdig bij besprekingen omtrent de uit te voeren werkzaamheden betrokken was en alle (voorlopige) extractieplannen ontving – om een kostenbegroting verzocht. Onder deze omstandigheden valt niet in te zien op grond waarvan DSNS gehouden was een voorafgaande begroting ter goedkeuring aan GE voor te leggen. GE heeft verder ook niet gesteld waar het vooraf ontvangen van een kostenbegroting toe zou hebben geleid. Zo heeft zij niet (onderbouwd) gesteld dat dit enige kostenbesparing zou hebben opgeleverd. Nu gesteld noch gebleken is dat de door DSNS zelf verrichte werkzaamheden goedkoper hadden kunnen worden uitgevoerd door een andere partij – GE kon de werkzaamheden zelf niet verrichten, zo heeft zij laten weten – valt ook niet in te zien dat GE benadeeld is door het feit dat zij vooraf geen kostenbegroting heeft ontvangen.
gefactureerdbetekent immers nog niet dat DSNS de kosten dan ook onjuist heeft
geadministreerdin haar interne administratie, althans dit niet heeft opgemerkt en hersteld. Voorts heeft GE toegelicht dat iedere inkoopopdracht een eigen referentienummer krijgt binnen de administratie van DSNS, welk nummer in de interne administratie is gekoppeld aan het projectnummer, zodat om die reden niet doorslaggevend wordt geacht dat een aantal facturen niet het projectnummer bevatten, maar een eigen referentienummer (GE noemt in dit kader meer specifiek (i) de factuur van [bedrijf 1] van 23 juni 2016 van € 500,- voor Azobe blokken, (ii) een factuur van [bedrijf 2] van € 436,80 van 1 juli 2016, (iii) een factuur van [bedrijf 3] B.V. van 20 juni 2016 van € 406,50, (iv) een factuur van ADRUU van 21 juli 2016 van € 808,-, (v) een factuur van [bedrijf 4] B.V. van 22 november 2016 van € 2.409,18 en (vi) een factuur van [bedrijf 5] van 15 december 2016 van € 876,64).
131,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)